Kwaliteit borgen en verdiend vertrouwen belonen

De Tweede Kamer debatteert maandag met minister Bussemaker over de maatregelen om de kwaliteit in het hoger onderwijs beter te borgen. Minister Bussemaker wil daarbij verdiend vertrouwen belonen en de administratieve lasten zoveel mogelijk beperken.

Hieronder de belangrijkste wijzigingen nog eens op een rijtje:

Maatregelen ter versterking accreditatiestelsel

1. Clustergewijze accreditatie

In het hoger onderwijs worden opleidingen voortaan clustergewijs gevisiteerd. Dit maakt de oordelen betrouwbaarder en beter vergelijkbaar voor studenten en werkgevers.

2. Beperken tussentijdse toets na 3 jaar

Nieuwe opleidingen aan hogescholen of universiteiten die met goed gevolg door de instellingstoets zijn gekomen hoeven niet al drie jaar na de toets nieuwe opleiding opnieuw een (tussentijdse) toets te doorstaan . Voor nieuwe opleidingen zonder instellingstoets is de tussentijdse toets wel verplicht.

3. Benoeming van commissie van deskundigen

De instellingen benoemen zelf de commissie van deskundigen. Als instellingen er samen niet uitkomen kan de NVAO met een bindende voordracht de knoop doorhakken.

4. Aparte beoordeling eindniveau en wijze van examinering

Het eindniveau en de wijze van examinering vormen niet langer tezamen één beoordelingscriterium. Door het eindniveau en de wijze van examinering apart te beoordelen, is een zwak resultaat bij één van de twee criteria niet langer te compenseren door een positief resultaat bij het andere criterium.

5. Maximale herstelperiode verruimd naar twee jaar

Instellingen krijgen maximaal twee jaar de tijd om de toets nieuwe opleiding te halen, als die onder voorwaarden is verstrekt. Hetzelfde geldt voor de instellingstoets kwaliteitszorg.

6. Bewaartermijn afsluitende examens

Eindwerken die met goed gevolg zijn afgelegd moeten minimaal zeven jaar door de instelling worden bewaard. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de kwaliteit van de opleiding in ieder geval beoordeeld kan worden over de gehele periode vanaf de vorige accreditatie.

Aanwijzingsbevoegdheid

7. Aanwijzingsbevoegdheid voor de minister

De minister krijgt een aanwijzingsbevoegdheid bij financieel wanbeheer (nieuw voor bve en ho, bestaat al bij po/vo) en bij ernstige nalatigheid op het gebied van onderwijskwaliteit.

Overige wijzigingen

8. Onafhankelijkheid examencommissie

De onafhankelijkheid van de examencommissie wordt gewaarborgd door de verplichting om externe deskundigen op te nemen in de examencommissie en door managers met een financiële verantwoordelijkheid binnen de instellingen te weren uit de examencommissie.

9. Positie van de student

De onderwijs- en examenregeling (OER) moet informatie geven over de feitelijke vormgeving van het onderwijs. Komt de instelling de regeling niet na, dan kan de student schadevergoeding eisen.