Deltaprogramma 2014 aan Kamer aangeboden
In de nieuwe benadering voor waterveiligheid wordt niet alleen gekeken naar de kans op een overstroming, maar worden ook de gevolgen meegewogen. Op die manier krijgt iedere Nederlander die woont achter de dijk dezelfde basisveiligheid. Dat staat in de vierde rapportage van het Deltaprogramma: “DP2014, werk aan de delta”, die minister Schultz van Haegen vandaag aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. In het Deltaprogramma wordt een nieuwe normering voor waterveiligheid ontwikkeld en uitgewerkt. Dit jaar zijn belangrijke stappen gezet op weg naar deze nieuwe normering. Tegelijk met het DP2014 is de Nationale Visie Kust uitgebracht waarin de visie voor een veilige kust gekoppeld is aan ruimtelijke opgaven langs de kust.
Nieuwe waterveiligheidsnormen
De nieuwe normen zullen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat voor iedereen die woont en werkt in een gebied dat door dijken, duinen en dammen wordt beschermd een basisveiligheid gaat gelden van 1/100.000 kans per jaar op overlijden als gevolg van een overstroming (0,001%). Waar nodig, in gebieden met veel mensen en/of hoge economische waarde, kan een hoger beschermingsniveau gewenst en economisch rendabel zijn, zoals het rivierengebied, delen van Rijnmond-Drechtsteden en het gebied rond Almere. Volgend jaar zal in het DP2015 het concrete voorstel voor nieuwe normen voor alle dijken, duinen en dammen - de primaire waterkeringen - worden gepresenteerd. Dit voorstel komt in samenwerking met de regio's tot stand. Daarbij zijn zowel provincies, gemeenten, waterschappen als het Rijk betrokken.
Naast de ontwikkeling van nieuwe veiligheidsnormen gericht op het voorkomen van overstromingen wordt in het Deltaprogramma ook gewerkt aan een meerlaagse aanpak van de waterveiligheidsopgaven. In onder andere Dordrecht, Marken en de IJssel-Vechtdelta wordt onderzocht hoe combinaties van maatregelen in verschillende lagen kan leiden tot afdoende waterveiligheid. Het gaat dan om slimme combinaties voor het bereiken van de waterveiligheidsopgave in het geval dijkversterking tegen grenzen (maatschappelijke weerstand, techniek, kosten) aanloopt en aanvullende maatregelen ten behoeve van waterrobuuste (her)inrichting en vitale en kwetsbare functies nodig zijn.
Zoetwatervoorziening
Verdroging en verzilting zijn de komende decennia niet te onderschatten problemen. Daarom gaat het zoetwaterbeleid grondig op de schop. Met behulp van afspraken over het voorzieningenniveau en een aantal gerichte investeringen wordt de zoetwatervoorziening verbeterd en worden afspraken gemaakt over de kwaliteit en kwantiteit van water. Daarbij hebben zowel overheden als gebruikers een verantwoordelijkheid. Dat gebruikers hun verantwoordelijkheid nemen blijkt uit de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, zoals Vewin (Vereniging van waterbedrijven in Nederland) en VEMW (Vereniging voor Energie, Milieu en Water), Natuurmonumenten en WNF (Wereld Natuur Fonds). De LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie) heeft een eigen Deltaplan Agrarisch Waterbeheer ontwikkeld en in het Deltaprogramma ingebracht.
Keuzes per regio
Om in de toekomst te voldoen aan de (nieuwe) waterveiligheidsnormen en om invulling te geven aan de voorzieningenniveaus voor zoetwater zijn concrete maatregelen nodig in tal van gebieden in ons land. Dat vereist regionaal en vaak ook lokaal maatwerk. Zo moeten het komend jaar concrete keuzes worden gemaakt waar in het rivierengebied dijkversterkingen en waar rivierverruimende maatregelen worden ingezet om te werken aan de waterveiligheid en op welke manieren de meerlaagse aanpak wordt ingezet.
In het IJsselmeergebied wordt toegewerkt naar een definitief voorstel voor het op termijn bereiken van een grotere flexibiliteit van het peil en de ruimtelijke inrichting, zodat flexibel kan worden ingespeeld op meteorologische omstandigheden. Ook kan met een flexibel peil de watervoorraad relatief eenvoudig worden vergroot.
Het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma
In het DP2014 staat, naast de voorbereiding op de voorstellen voor deltabeslissingen en voorkeurstrategieën, de uitvoering van programma's en projecten centraal. Dit jaar draait het daarbij vooral om de eerste programmering van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). In het nieuwe HWBP worden de bij de laatste c.q. derde toetsing van de primaire waterkeringen afgekeurde dijken aangepakt. De eerste programmering, die is voorbereid door waterschappen en Rijkswaterstaat, staat beschreven in het DP2014 en heeft betrekking op de periode 2014-2019. Binnen het voor deze periode beschikbare budget van circa € 350 miljoen wordt met ruim dertig dijkversterkingsprojecten gestart, overeenkomend met een totale lengte van 180 kilometer aan waterkeringen. Daarbij wordt al zo goed mogelijk rekening gehouden met de toekomstige nieuwe normen.
Ruimte voor innovaties
Met de uitvoering van lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier en het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, en de komende decennia, het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma is er in 'thuismarkt Nederland' veel werk voor de waterbouwers en het daaraan gerelateerde bedrijfsleven. Daarbij bieden waterschappen en Rijkswaterstaat volop ruimte en gelegenheid om innovatieve oplossingen te beproeven. Dat is volgens het kabinet een must om de positie van de Nederlandse watersector in internationaal verband verder te versterken.
Deltabeslissingen
Volgend jaar, in het DP2015, zal de deltacommissaris een definitief voorstel aan de politiek voorleggen voor structurerende deltabeslissingen en voor voorkeurstrategieën, die richting geven aan de uitvoering van waterveiligheids- en zoetwatermaatregelen de komende decennia. Het gaat daarbij om belangrijke keuzes op het gebied van de toekomstige bescherming van ons land tegen hoog water en de toekomstige voorziening van voldoende zoet water en de uitwerking daarvan in de verschillende regio's in ons land. Het DP2014 laat hiervan reeds de contouren zien.