Reactie minister Kamp van Economische Zaken bij in ontvangstname rapport commissie Halsema
Reactie minister Kamp van Economische Zaken bij in ontvangstname rapport commissie Halsema, perscentrum Nieuwspoort Den Haag, woensdag 11 september 2013.
'Een lastig gesprek,' een bijzondere titel voor een rapport dat is opgesteld door een commissie met als voorzitter iemand die sinds haar derde verjaardag nooit meer lastig is geweest.
Femke, leden van de Commissie, dames en heren,
Dank voor dit aansprekende rapport. Als commissie spreekt u de semipublieke sector aan, de overheid en de mensen die zich dagelijks inzetten voor belangrijke publieke dienstverlening. Al degenen die nu nog te vaak een Lastig Gesprek uit de weg gaan. Het kabinet komt nog met een officiële reactie. Maar mijn overtuiging dat juist dat ‘lastige gesprek’ fundamenteel is voor een betere werking van de semipublieke sector, bracht mij er toe de leden van de commissie te vragen mij te helpen. En u heeft mij met het rapport zeer geholpen.
Waarom is die semipublieke sector nu zo belangrijk? Waar hebben we het eigenlijk over? De semipublieke sector omvat een breed scala aan diensten vooral op het terrein van wonen, pensioenen, zorg, onderwijs, kinderopvang en openbaar vervoer. Iedere Nederlander heeft daarmee te maken en daarom vinden we dat die goed geborgd moeten worden. Het is in het belang van ons allemaal dat die diensten van hoge kwaliteit én voor iedereen toegankelijk zijn. De semipublieke sector is ook van groot belang voor onze economie. Er werken bijna twee miljoen mensen. En er gaat ongeveer een kwart van ons nationaal inkomen in om.
Er gaat heel veel goed in de Nederlandse semipublieke sector. Ons pensioenstelsel behoort tot de besten ter wereld. Onze universiteiten scoren hoog. Ook de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs is goed. Ons zorgstelsel scoort op alle internationale lijstjes hoog, soms zelf als beste. Maar het kan nog beter en dat is – typisch Nederlands – dan ook onze ambitie.
Er waren er de afgelopen jaren te veel incidenten. Sommige instellingen nemen te veel risico’s. Zo zijn vele honderden miljoenen uit de semipublieke sector verdwenen door onverantwoord gebruik van derivaten door woningbouwcorporaties en andere instellingen.Sommige instellingen ondernemen activiteiten die niet bij hun maatschappelijke taak passen. Zoals een zorginstelling die een camping begint. Bij andere instellingen vergeten bestuurders simpelweg wie ze horen te bedienen, en bedienen ze vooral zichzelf.
Flagrante schendingen van de wet moeten natuurlijk hard aangepakt worden. Maar bij bestuurlijke incompetentie wordt vaak geen wet overtreden. Hard handhaven is dan niet mogelijk. Daar mogen we het niet bij laten zitten. Incidenten zetten het vertrouwen van burgers in bestuurders, instellingen en de publieke sector onder druk.
Semipublieke sectoren leggen een steeds groter beslag op de publieke middelen. Zorgwekkend dat extra uitgaven de afgelopen jaren maar in beperkte mate hebben geleid tot hogere kwaliteit en een betere waardering van de dienstverlening. Zoals in de zorg. Op de Verenigde Staten na is er op het moment geen land dat zo’n groot deel van zijn nationaal inkomen besteedt aan zorg. We moeten voor elkaar krijgen dat instellingen in de semipublieke sector effectiever gaan werken.
Het kan nog beter, en om dat te realiseren werkt het kabinet al bijna een jaar aan een samenhangende aanpak, nu daarbij gesteund door het rapport ‘Een Lastig Gesprek’. Door de ordening, de sturing, het toezicht én het gedrag in de semipublieke sector te verbeteren, kunnen woningcorporaties, pensioenfondsen, zorginstellingen, scholen en spoorbedrijven nóg meer bijdragen aan de welvaart en het welzijn in ons land.
De vragen waar het ons als kabinet om gaat zijn:
- Hoe zorgen we voor een omgeving die instellingen stimuleert om het beste uit zichzelf te halen en de best haalbare diensten te leveren?
- En hoe zorgen we dat bestuurders goed besturen en interne toezichthouders goed daarop toezien?
Voor de antwoorden kijken we naar de inrichting van de sectoren, bijvoorbeeld naar het interne toezicht, de rol van inspecties en de kwaliteit van medezeggenschap. Dit is allemaal belangrijk, maar er is meer! Er zijn grenzen aan wat je kan bereiken met wetten en regels, met goede marktordening en met een verstandige organisatie van bestuur en toezicht. De hoge verwachtingen die wij mogen hebben van onze semipublieke sector kunnen alleen waargemaakt worden als bestuurders, professionals en burgers elkaar voortdurend scherp houden. De marktordening is ook nooit 'af', je kan onmogelijk ieder geval vangen in regels. Daarom is het van belang dat mensen zich uit zichzelf goed gedragen, en elkaar op hun gedrag aanspreken.
Dat laatste is de belangrijkste overweging geweest om het zeer gerespecteerde viertal Maxim Februari, Marco van Kalleveen, Doekle Terpstra en Femke Halsema als voorzitter te vragen de Commissie Maatschappelijk verantwoord bestuur en toezicht in de semipublieke sector te vormen, in hun eigen woorden de Commissie ‘behoorlijk bestuur’.
Het rapport van de Commissie levert een grote bijdrage aan het stimuleren van goed gedrag. En dat is nodig.
In een reguliere markt hebben bestuurders en toezichthouders te maken met veel tegenkrachten. Denk aan leveranciers en klanten, aan aandeelhouders, en aan concurrenten. Als voldoende tegenkrachten ontbreken, zoals in de semipublieke sector, is het risico op incidenten en ontsporingen groter. Het is terecht dat de commissie dit constateert. Het kabinet zet zich juist daarom in om de ordening en sturing te verbeteren maar ook om te voorkomen dat professionals onder overmatige regeldruk moeten werken. Uw aanbevelingen op dit terrein ervaar ik als waardevol, ik zal ze met genoegen in het kabinet bespreken.
Ik hecht net als u veel waarde aan aanspreekbaarheid, feedback en discussie. Die zijn nodig voor echt goede zorg, excellent onderwijs, adequate woonvoorzieningen en goede dienstverlening op het spoor. Het moet voor bestuurders vanzelfsprekend worden om kritische vragen te beantwoorden en verantwoording af te leggen over de manier waarop ze invulling geven aan hun maatschappelijke opdracht. Iedere semipublieke organisatie zou daarom een gedragscode moeten hebben waarop een beroep kan worden gedaan als er sprake is van onbehoorlijk bestuur.
U adviseert 4 leidende principes en 12 bindende regels, aangevuld met richtlijnen voor goed gedrag voor elke instelling apart. Ik denk dat die samen kunnen gaan zorgen voor het zo belangrijke Lastige Gesprek. Voor vele lastige gesprekken, door de jaren heen.
Ik hoop dat uw rapport leidt tot een levendige en vruchtbare discussie in het hart van de semipublieke organisaties. Ook de overheid moet het Lastige Gesprek niet uit de weg gaan. Niet alleen kritisch zijn, maar ook zelf ontvankelijk zijn voor feedback. Dat gaan wij nu dan ook doen. Ik ga samen met mijn collega’s die verantwoordelijk zijn voor de verschillende sectoren bezien hoe wij deze maatschappelijke opdracht samen met al die bestuurders en professionals kunnen oppakken.
Maar eerst wil ik de vier leden van de Commissie en de twee ambtelijk secretarissen – Bjørn Volkerink en Robert Barker - danken voor haar adviezen en voor de gedragsregels die zij heeft opgesteld en die ik positief kritisch ga bestuderen. De semipublieke instellingen, de mensen die daarin werken en het kabinet kunnen er de komende tijd mee aan de slag. U heeft de Nederlanders een belangrijke dienst bewezen.