Timmermans: opening academisch jaar Utrecht
Bruggen slaan naar de toekomst: hoe herdenken we 2013?
Dames en heren,
Het is voor mij een grote eer om hier voor u te mogen staan. De opening van het academisch jaar is een belangrijke traditie, zeker aan deze universiteit en op deze plek, waar alles tot je fluistert: “dit is Nederland, dit is wie wij zijn, dit is wat wij belangrijk vinden. Dit is Nederland op zijn best". Drie jaar geleden had ik het bijzondere voorrecht de Vrede van Utrecht leerstoel te mogen bekleden en heb toen gezien hoe toegewijd uw (onze) universiteit is aan haar doel: doen groeien, vermeerderen en doorgeven van kennis. U bent het, die dat mogelijk maakt, u heeft mij daarbij zeer geïnspireerd. Dat geldt voor studenten net zo als voor docenten. En dat geldt in het bijzonder voor de mensen met wie ik in vriendschap mocht samenwerken, zoals de professoren Rosi Braidotti en Wiljan Van den Akker. Vandaag heeft u mij uitgenodigd als buitenstaander bij u naar binnen te kijken en mijn belevingswereld met u te delen. Aan die uitnodiging geef ik graag gehoor. Terugkijkend op de lijst van eerdere sprekers bevangt mij het besef als dwerg op schouders van reuzen te staan. Zo zei prof. Robert Dijkgraaf bij de opening van het academische jaar in 2009 dat fundamentele academische waarden als de vrijheid van meningsuiting, kennis van zaken, het kritische debat en het internationale perspectief niet alleen in de collegezaal thuishoren, maar ook in de directiekamer of de vergaderzaal van de Tweede Kamer of de Treveszaal. Dit zijn woorden naar mijn hart. Deze waarden gaan ook op voor het buitenlands beleid. Prof. Dijkgraaf onderstreepte bovendien de noodzaak van communicatie, van het begrijpelijk uitdragen van wetenschap naar het brede publiek. Zonder communicatie, zonder overdracht valt het draagvlak weg. Ook dat geldt niet alleen voor de wetenschap, maar ook voor het buitenlands beleid.Goed buitenlands beleid staat en valt met kennis van zaken. Buitenlands beleid ontstaat niet uit het luchtledige, het is een resultante van een wordingsgeschiedenis van naties, van strijd om te overleven, van samengaan en uiteenvallen, van eenwording en versplintering van volkeren, groepen, organisaties, van groei en krimp, van opkomst en verval. Kennis van die geschiedenis is noodzakelijk, niet alleen van de invloeden die daarvan zijn uitgegaan op de eigen samenleving, ook maar ook op die van omringende landen, binnen Europa en de wereld daarbuiten. We torsen de geschiedenis met ons mee; begrip van die geschiedenis, ook van de geschiedenis van anderen, maakt een beter begrip van de drijfveren van anderen mogelijk. «Taking important decisions on imperfect knowledge in a limited time», zo omschreef de Britse premier Clement Attlee ooit het buitenlands beleid. Attlee was de man die de verkiezingen van Churchill won in 1945. Churchill had geen hoge pet van hem op, vond hem erg onopvallend. Churchill kreeg van Atlee het verwijt onbescheiden te zijn. Churchill ripostreerde: « Mr. Attlee is indeed very modest. But then again, he has a lot to be modest about.» Inmiddels leert de geschiedenis ons hoe belangrijk Attlee voor het Verenigd Koninkrijk is geweest, en neemt de interesse in zijn rol ook toe.De factoren kennis en tijd beheersen de diplomatie, niet alleen in de tijd van Attlee. De parallel met het heden dringt zich op, nu de wereld zich geplaatst ziet voor de vraag hoe te reageren op de gruwelen in Syrië. Kennis en tijd: hebben we voldoende kennis van wat zich precies in Syrië heeft afgespeeld en wie daarvoor verantwoordelijkheid draagt? Is ons de tijd gegund dit goed uit te zoeken en hebben we vervolgens de tijd en de mogelijkheden om te reageren? Hebben we vervolgens voldoende kennis om ook de scenario's te doordenken over wat er vervolgens gaat gebeuren en krijgen we de tijd die scenario's ten uitvoer te brengen? Wordt dat ons gegund: door de omstandigheden, door parlementen, en door kiezers.Ooit was het anders. De Chinese denker Sun Tzu kon nog zeggen: "Als je lang genoeg bij de rivier gaat zitten, zal je het lichaam van je vijand voorbij zien drijven." De Chinese keizer was niet geïnteresseerd in kennis van de wereld buiten China. Geen land ter wereld kan zich tegenwoordig een dergelijke levenshouding permitteren. Ook China niet: in de afgelopen decennia heeft een revolutie op dit vlak gezien. De eerste Chinezen die ik tegenkwam tijdens mijn studietijd hadden moeite ons te begrijpen, zelfs als ze perfect Engels spraken. Zo verschillend waren onze culturen en belevingswerelden. Nu studeren ze hier en doen mee aan het gezamenlijke leven alsof ze nooit anders hebben gedaan. Geen land ter wereld kan zich permitteren zich te isoleren. Ook Syrië niet. Die wijsheid is nog niet doorgedrongen tot het regime, dat de indruk lijkt te wekken de storm rustig te kunnen uitzitten, wachtend tot de tegenstander is uitgeput.
Kort en goed – de besluitvorming van regeringen in hun buitenlandse politiek beweegt zich tussen twee uitersten: Impulsief, met weinig belangstelling voor feiten en achtergronden, onder het motto: ‘I have made up my mind, don’t confuse me with the facts.’ Of: Inert, achterover leunend, vertrouwend op wijsheid achteraf.
Drievoudige herdenking, drie Nederlandse tradities
Voor mij staat buiten kijf dat buitenlands beleid heeft te winnen met de helikopterblik, kennis van de lange golf. Dat wil ik vandaag met U doen, juist hier in Utrecht, in 2013 door terug te blikken, door te proberen de platentektoniek van de diplomatie waar te nemen. Wij leven in een drievoudig herdenkingsjaar:
- 1713 - 300 jaar Vrede van Utrecht
- 1813 - 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden
- 1913 - 100 jaar Vredespaleis
Terugkijkend op die reeks 1713 – 1813 – 1913 doemt ook een beeld op van Nederland en van de plaats van Nederland in de mondiale diplomatie. In alle drie de jaartallen zijn de stromingen te herkennen van de Nederlandse buitenlandspolitieke methodes, zoals beschreven door Joris Voorhoeve in zijn «Peace, profits and principles»: de maritiem-commerciële, de neutraalafzijdige en de internationalistische-idealistische. Allereerst 1713: symbool voor het Nederland in verval. Het is vaker gezegd - “Utrecht” bezegelde de teloorgang van de Republiek als grote mogendheid. De Vrede van Utrecht leidde misschien tot handhaving van de barrièrevestingen in de Oostenrijkse Nederlanden, de Republiek werd verder verzwakt. De teloorgang is getypeerd door de woorden van de Franse gezant bij de vredesonderhandelingen. Ik heb ze al aangehaald in mijn oratie destijds, en zij veroorzaken nog steeds huiver bij Nederlandse diplomaten: «Chez vous, de vous, sans vous».
1813: symbool van herrijzend Nederland, komend uit Napoleontische pogingen om Europa te verenigen onder Frans leiderschap (soms denk je dat er weinig verandert in Europa). De hereniging van noord en zuid was geen succes. Dat het Europees Concert bereid was Nederland te herstellen als Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, kan achteraf gezien worden een voortzetting van de barrièrepolitiek, een defensieve reactie, geen blik vooruit. De breuk tussen noord en zuid ging gepaard met de opkomst van de Jan Saliegeest, aan de kaak gesteld door Potgieter in 1841. Nederland trok zich terug in zijn schulp en werd de spreekwoordelijke natie van couponknippers. Het kon wel opnieuw diplomatiek prestige verwerven door zich als neutrale partij aan te bieden als plek voor vredesonderhandelingen, ditmaal tussen de VS en het VK. De Vrede van Gent van 1814 was de afsluiting van de tweejarige oorlog tussen beide landen. In Europa weinig bekend en op de schaal van de Napoleontische oorlogen misschien onaanzienlijk (met 20.000 - 25.000 dodelijke slachtoffers), was deze oorlog een grote schok voor de VS. Probeert u zich het voor te stellen. Washington bezet door Britse bezetting troepen. Het Witte Huis platgebrand en ook het Capitool. Relatief onbekend in Europa, maar een krachtige aanzet voor Amerikaanse natievorming.
1913: Nederland gidsland, gesymboliseerd door de oprichting van het Vredespaleis. Velen waren in Nederland ervan overtuigd dat de oprichting ervan de verdienste van ons land was. In de woorden van niet de minste tijdgenoot, de volkenrechtgeleerde Cornelis van Vollenhoven klonk het: “laat Nederland dan durven wezen de Jeanne d'Arc”1, door een internationale politiemacht ter handhaving van de vrede te bepleiten en daaraan bij te dragen. Het internationalistischeidealistische neemt de overhand, althans zolang dat ons niet stoorde in onze neutraliteit. In 1940 leerde men wat dat waard was. Mende wilde geen partij zijn. Maar voor toen en nu geldt: geen partij kiezen kan ook een manier zijn om de ogen te sluiten voor het kwaad, en daarmee kiezen tegen de eigen principes, tegen de
eigen waarden. Tegen onszelf.
Steeds snellere cycli
George Orwell heeft in zijn essay «My country right or left» beschreven hoe het menselijk geheugen de neiging heeft gebeurtenissen in het verleden – zoals hij het noemt – te telescoperen. Het gevoel voor proportie komt met de jaren, zo maakt hij duidelijk. Zelf noemt hij - enigszins beschaamd - het zinken van de Titanic als zijn belangrijkste jeugdherinnering. Die ramp komt triviaal over – “petty” in zijn woorden – in de vergelijking met de werkelijk grote gebeurtenissen uit zijn jeugd, bijvoorbeeld de slag aan de Marne of de Russische revolutie. Het triviale en het epische liggen dicht bij elkaar in de buurt, als ze al niet van plaats verwisseld zijn. De dagboeken van Kafka laten hetzelfde zien toen hij op 2 augustus 1914 schreef: «Vanochtend heeft Duitsland aan Rusland de oorlog verklaard, vanmiddag zoals altijd op dinsdag weer gezwommen». Als we terugkijken, wat zien we dan? Je hebt het aantrekkelijke rubriekje In our pages in de Herald Tribune waar krantenberichten van 75, 50 en 25 jaar terug samengevat worden. Of het Duitse programma Tagesschau vor 25 Jahren. De cycli worden sneller, wanneer je terugkijkt op de gebeurtenissen van 75, 50 en 25 jaar geleden: 1938 is het jaar van het verraad van München. De Nederlandse neutraliteitspolitiek komt onder druk te staan. Er is – te laat, blijkt achteraf – hernieuwde aandacht voor de toestand van de landsverdediging. Geen partij kiezen, ogen sluiten voor het kwaad, we hebben gezien wat ervan komt. In 1963 maakt president Kennedy in Berlijn duidelijk hoe sterk de trans-Atlantische solidariteit is met zijn speech «Ich bin ein Berliner». Sommigen zeggen dat «Ich bin Berliner» beter is, omdat Kennedy nu gezegd zou hebben dat hij een Berliner bol is. 1988 zal voor de meesten onder ons het jaar van Europees Kampioenschap voetbal betekenen. Maar op de achtergrond is de Perestrojka is in volle gang en kondigt de val van de Berlijnse Muur zich aan. Vanuit Brussel werkt de Europese Commissie onder leiding van Jacques Delors aan de aanzetten van de Europese monetair-economische eenwording.
Aardschokken en tektoniek
Zoekende naar de lange golf en wetende dat die niet terug te lezen is in de krantenkoppen van vandaag of gisteren, komt de vraag op: hoe zal men over 25, 50, 65 of 100 jaar naar ons kijken, vandaag? Welke tektonische krachten zijn nu aan het werk? Wij registreren nu aardschokken in Syrië en Egypte. In 2113 zal duidelijk zijn welke onderliggende krachten daarbij aan het werk waren. Hoe nu in VN-kader gereageerd zal worden op de gebeurtenissen in Syrië laat zich nog niet voorspellen. “Het is moeilijk voorspellingen te doen, vooral als het om de toekomst gaat”, is een uitspraak die aan Niels Bohr is toegeschreven. Ik ben geen historicus, maar heb mij wel altijd aangesproken gevoeld door de wijsheid van AJP Taylor: “Je moet nooit aan een historicus vragen de toekomst te voorspellen, want, eerlijk gezegd hebben we al moeite genoeg met de voorspelling van het verleden.” Dus u bent gewaarschuwd. Toch wil ik de volgende drie tektonische krachten die de wereld van
vandaag beïnvloeden met u delen:
- De opkomst van nieuwe machten
- Verandering van energiestromen
- Een fundamentele her-evaluatie van de Europese Unie
Opkomende machten
Er is ontegenzeggelijk sprake van een herschikking van macht en invloed. Tegelijkertijd is onzeker hoe bestendig de samenstelling van de groep opkomende landen is en hoe duurzaam hun opkomst zal blijken te zijn. Er zijn signalen van stagnatie, onder meer in India. De vergrijzingsproblemen van Europa verbleken bij die van landen als Rusland en China. Egypte was tot voor kort een opkomend markt, onderdeel van de zogenaamde “next eleven”. vandaag is het anders. De economische verhoudingen in de wereld veranderen, de rol van de staat in de wereldeconomie ook. De in het westen vaak gehoorde veronderstelling dat de staat op zijn retour zou zijn, gaat daar niet op. Integendeel. Of de opkomst van de BRIC-landen en de “next eleven” verklaard kan worden door de dominantie van de staat in de structuur van de economie is voor mij een open vraag. Voor Nederland is het genoeg om te constateren dat deze economieën zich kenmerken door een hoge mate van statelijkheid en gecentraliseerde besluitvorming. In deze landen speelt de overheid vaak nog een doorslaggevend rol in het dagelijkse economische leven. Daar moet de Nederlandse overheid zich aan aanpassen. “Ze nemen ons maar zoals we zijn”, gaat hier misschien op, elders werkt het niet zo. Maar het zal onze positie in de wereld niet versterken – politiek noch wetenschappelijk noch economisch. De belangrijke eigenschap van de Nederlandse samenleving, zijn aanpassingsvermogen en vermogen tot begrip, lijkt kwijt te zijn. Daarmee verzwakken we onszelf meer dan met welke andere maatschappelijke ontwikkeling dan ook. We zullen moeten werken aan het uitgangspunt van Albert Camus, die zei: “Het enige wat de mens onderscheid van dieren, is het vermogen om de wereld door de ogen van een ander te zien.” In onze tijd is dat vermogen cruciaal, onmisbaar, en we zullen dat vermogen blijvend moeten ontwikkelen.
Energiepatronen
Er is veel gezegd over schaliegas in Nederland. Kijken we naar het buitenland, dan zien we een fundamentele herschikking plaatsvinden als van gevolg van de schaliegasrevolutie in de VS, met een aantal verstrekkende gevolgen. Industrieën keren weer terug naar de VS , omdat het verschil in energiekosten tussen Europa en de VS toeneemt. De CO2-uitstoot in de VS verbetert, terwijl Europa op grote schaal kolen importeert, en doorgaat energie op te wekken met kolencentrales. Dat heeft effecten op duurzaamheidsstrategieën. De strategische afhankelijkheden in de wereld zullen veranderen. Het Midden-Oosten als centrale energieleverancier zal in belang afnemen, althans voor de VS. Ook Rusland zal hiermee te maken krijgen, en je merkt nu al de nervositeit. Hun vanzelfsprekende positie als leverancier voor de Europese en Aziatische energiemarkt staat op het spel. Voor Rusland geldt van oudsher dat men de diplomatie er ziet als een zero sum game: winnen is alleen mogelijk als de ander verliest. Het betekent een grote uitdaging voor de Nederlandse diplomatie.
Europese Unie
De Europese Unie staat voor fundamentele uitdagingen. Er is een groot gebrek aan vertrouwen bij burgers in het Europese project. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat er een verschil is tussen Europa en de instituties van de Europese Unie. Europa is voor mensen die in cultuur geïnteresseerd zijn al eeuwen een gegeven. Dat Europa van Brussel, van de instituties is zo ver van de burgers af geraakt, dat het is komen te staan tussen burgers en het reëel bestaande Europa, dat zich heeft ontwikkeld. Er is geen student in deze zaal of in deze universiteit die zich niet vrij door de Europese ruimte kan verplaatsen. Dat was in mijn tijd geen vanzelfsprekendheid. We zullen de fundamenten van de Europese samenwerking opnieuw moeten bepalen, ze herijken. Dat is voor de toekomst van alle mensen zeer belangrijk. De Nederlandse schaal is niet toereikend om de verzorgingsstaat in stand te houden. We hebben daar de Europese schaal voor nodig. Maar de wetenschap dat dit zo is, leidt er niet noodzakelijk toe dat het gebeurt. Als Europeanen iets hebben bewezen, is het wel dat ze in staat zijn de meest grote gebaren te maken om zichzelf tien keer in hun voet te schieten.
Conclusie
Er is een buitengewoon boeiende parallel tussen uw en mijn werk. Niet alleen omdat u de mensen opleidt die mij in staat stellen mijn werk te doen, omdat u het onderzoek doet waar ik in de praktijk mee aan de slag kan, omdat u mensen en kennis bij elkaar brengt, waar ik dagelijks van kan leren en in mijn werk kan toepassen. Maar ook omdat u en ik te maken hebben met een paradigmawisseling die we, op z'n zachtst gezegd, nog niet helemaal verteerd hebben. Vroeger, in mijn hele opleiding, van basisschool tot promotie onderzoek, was de onbetwistbare premisse: "Kennis is macht; vergroot de kennis, vergroot de macht." Gaat die premisse nog wel op? Is in de informatiesamenleving niet steeds vaker het omgekeerde ook waar? "Vergroten kennis, is vergroten onrust en onmacht"? Kunnen we al die informatie wel goed aan? Je hebt schijnbaar meer vrijheid, bijvoorbeeld in het kiezen van de energieleverancier. Maar oudere mensen raken in paniek door die keuze, en zijn bang twee euro meer te zullen betalen dan hun buurman. Alleen de gedachte al leidt tot onrust. Dat werkt niet bevrijdend, maar juist ketenend. Mensen van mijn generatie hebben leren zoeken. En in dat proces van zoeken, zat ook het proces van ordenen, analyseren, concluderen besloten. Onze kinderen hoeven niet meer te zoeken. Zoeken doe je met de toppen van je vingers op je smartphone, en je vindt binnen tien seconden wat je nodig denkt te hebben. Maar ordenen, analyseren, rangschikken, dat kan je smartphone niet, en het leren ervan is ook niet vanzelfsprekend. De uitdaging is weer plezier krijgen in mensen niet alleen leren vinden, maar ook leren ordenen en verwerken. Het plezier dat me ten deel viel toen ik in Frankrijk iets gevonden had wat jarenlang niet meer gezien was, dat is misschien niet meer van deze tijd. Maar het plezier om door analyse en nadenken tot een nieuw inzicht te komen moeten we koesteren. Er is inmiddels, menselijk gezien, meer informatie dan wij zomaar kunnen verwerken. Ons systeem raakt overbelast. En als we niet oppassen verliezen we de capaciteit tot ordenen, analyseren, concluderen. In Nederland is waterhuishouding en ruimtelijke ordening uitgevonden. Wij zijn daarin de beste van de wereld. Waarom zouden wij niet ook informatiehuishouding en -ordening kunnen bieden aan de wereld? Ik ben er stellig van overtuigd dat een samenleving die de informatie ordening onder de knie heeft sneller en beter in staat is tot kennisoverdracht en zelfverheffing. We worden dan ook minder onzeker en minder bang van die informatie, met alle impulsen die de hele dag op ons af komen. Als we het kunnen ordenen, wordt het begrijpelijker. Met andere woorden, de evenwichtige spreiding van kennis, macht en inkomen op mondiale schaal is vandaag geen zaak meer van vergroting van informatie, maar van ordening, analyse en duiding. Dit, dames en heren, is een mooie uitdaging voor u en voor mij, maar bovenal het simpelste bewijs van uw absolute onmisbaarheid.