Ploumen: Afrika heeft baat bij minder papier aan de grens
Eenvoudigere en betere procedures voor de in- en uitvoer van producten aan de grens kunnen leiden tot aanzienlijke voordelen voor lage- en middeninkomenlanden. Dat betekent wel dat we ze daarbij moeten helpen. Dat stelde minister Lilianne Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) maandag tijdens een bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie WTO in Genève.
De leden van de WTO hopen in december een overeenkomst sluiten over het faciliteren van handel. Die moet leiden tot een daling van transactiekosten. Volgens de OESO levert 1 procent daling van die transactiekosten wereldwijd 40 miljard dollar op. Ongeveer tweederde van die winst valt te halen bij de handel met en tussen lage- en middeninkomenlanden, omdat daar nog veel valt te verbeteren.
Ploumen ondersteunt dit voorstel: ‘Iedereen, maar vooral een continent als Afrika kan daarvan profiteren. Het maakt landen aantrekkelijker voor internationale handel en dat leidt tot banen en inkomen voor de bevolking. Net als voor Nederland is handel voor kleine landen belangrijk. Vooral in West-Afrika is meer handel met de buurlanden mogelijk.’
Voor meer handel met arme landen zijn niet alleen eenvoudigere grensprocedures en samenwerkende douanes nodig. Het vereist goede wetgeving en inspectie, meer en betere producten om te exporteren en kennis over veiligheidsstandaarden en keurmerken voor bijvoorbeeld landbouwproducten. En er valt er nog veel te winnen met de aanleg van wegen en verbetering van havens en opslag.
Nederland helpt daarbij. Zo helpt het Centrum voor Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden ondernemers in lage- en middeninkomenslanden om te voldoen aan de kwaliteitseisen in Europa. De Nederlandse douane traint ambtenaren uit verschillende landen om nepartikelen te herkennen. Boeren en boerinnen in Afrika leren om te gaan met veilige bestrijdingsmiddelen en hun productie te verhogen. En Nederland zet in aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden van boeren en boerinnen en arbeiders op de werkvloer.
In Genève sprak de minister onder anderen met eurocommissaris Karel de Gucht, een aantal Handelsministers, en vertegenwoordigers van textielproducenten uit Bangladesh en de internationale arbeidersorganisatie ILO over zogenoemde waardeketens en de positie van arbeiders. Ploumen benadrukte nogmaals dat alle betrokkenen op hun verantwoordelijkheid moeten worden aangesproken én dat overheden, ngo’s en bedrijven hun krachten moeten bundelen. ‘Alleen dan kunnen we goede bedoelingen veranderen in werkelijkheid, voor bijvoorbeeld de textielarbeiders in Bangladesh. Die bundeling van kennis en expertise is essentieel. Nederland doet dat al samen met Heineken en ngo’s in Afrika en heeft daarmee al meer dan honderdduizend boeren en boerinnen aan een beter bestaan geholpen.’
Tijdens een aparte sessie met Afrikaanse Handelsministers vroeg Ploumen wat zij vinden van de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) die de Europese Unie (EU) met Afrika wil sluiten. In oktober volgend jaar raakt een aantal rijkere Afrikaanse landen hun lagere exporttarieven naar de EU kwijt als er nog geen nieuw akkoord is getekend en de onderhandelingen niet willen vlotten. De EPA’s kunnen leiden tot profijt voor lage- en middeninkomenlanden en voor de EU.
Ploumen stelde dezelfde vraag eerder op de dag ook aan vertegenwoordigers van ngo’s en Afrikaanse ondernemers. Ze wil de komende tijd van verschillende partijen horen wat zij vinden en bekijken hoe Nederland kan helpen om de onderhandelingen weer op gang te krijgen.