Inzet criminele burgerinfiltrant bij aanpak georganiseerde criminaliteit
De inzet van criminele burgerinfiltranten moet in uitzonderingsgevallen en onder strikte voorwaarden weer mogelijk worden in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Ook krijgt het Openbaar Ministerie ruimere mogelijkheden om afspraken te maken met criminele getuigen in ruil voor het afleggen van verklaringen. De maatregelen zijn noodzakelijk omdat sommige criminele groeperingen met de huidige opsporingsbevoegdheden onvoldoende kunnen worden aangepakt.
Dat staat in een brief die minister Opstelten van Veiligheid en Justitie na instemming van de ministerraad naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit is prioriteit van dit kabinet. Binnen deze aanpak krijgen de meest bedreigende criminele groeperingen voorrang. Bij de aanpak van sommige criminele groeperingen lopen politie en OM echter tegen de grenzen van hun mogelijkheden aan. Het gaat vaak om zeer gesloten groeperingen die hun criminele activiteiten met geavanceerde tactieken afschermen. Dat gebeurt met de inzet van technische middelen, maar ook door het inzetten van stromannen en het intimideren en bedreigen van mogelijke getuigen of ambtenaren. Met traditionele opsporingsmethoden is het voor politie en justitie in deze gevallen soms onmogelijk om het benodigde bewijsmateriaal te verkrijgen. Door in zeer uitzonderlijke gevallen een criminele burgerinfiltrant in te zetten en vaker gebruik te maken van kroongetuigen zijn politie en OM beter in staat om ook deze criminele groeperingen aan te pakken.
Het kabinet stelt strikte voorwaarden aan de inzet van criminele burgerinfiltranten. Inzet kan alleen plaatsvinden in uitzonderlijke gevallen en als met een minder ingrijpend middel, zoals infiltratie door een opsporingsambtenaar of een niet-criminele burgerinfiltrant, niet hetzelfde resultaat kan worden bereikt. Ook moet de inzet zijn gericht op de opsporing van concrete strafbare feiten. Over de inzet worden vooraf schriftelijke afspraken gemaakt. Infiltranten mogen niet voor langere tijd worden ingezet om binnen een criminele organisatie te ‘groeien’. Over de rol en inzet van de criminele burgerinfiltrant wordt verantwoording afgelegd tijdens de rechtszitting. Voor de inzet van een infiltrant is toestemming vereist van het College van procureurs-generaal en het voorgenomen besluit moet worden voorgelegd aan de minister van Veiligheid en Justitie.
Het kabinet wil dat het OM meer armslag krijgt om potentiële kroongetuigen te kunnen bewegen om te getuigen. Op dit moment kan het OM maximaal de helft aan strafvermindering toezeggen bij misdrijven waarop een gevangenisstraf staat van 8 jaar of meer. Ook mag het OM geen financiële toezeggingen doen. In de praktijk blijkt deze ruimte vaak onvoldoende om tot overeenstemming te komen met een mogelijke kroongetuige. Het kabinet komt met een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om in uitzonderingsgevallen meer dan de helft strafvermindering toe te zeggen. Ook kan een financiële tegemoetkoming worden gedaan als de getuige schade ondervindt als gevolg van zijn verklaring. Verder wil het kabinet een verruiming van de categorie delicten waarbij toezeggingen mogelijk zijn. Op die manier kunnen ook zaken zoals fraude en corruptie beter worden aangepakt.
Het OM kan alleen toezeggingen doen over vermindering van de strafeis. Het besluit over de uiteindelijk op te leggen straf ligt altijd bij de onafhankelijke rechter. Voor het sluiten van een deal met een kroongetuige is toestemming vereist van het College van procureurs-generaal dat het besluit indien nodig ook voorlegt aan de minister van Veiligheid en Justitie. De voorgenomen deal wordt ook door de rechter-commissaris getoetst op rechtmatigheid.