Toespraak Asscher bij de herdenking van de afschaffing van de slavernij
Toespraak van viceminister-president Lodewijk Asscher bij de herdenking van de afschaffing van de slavernij op maandag 1 juli 2013 in Amsterdam.
Het is 1794. West-Afrika. Moussa wordt gevangen genomen. Slavenhandelaren brengen hem naar een schip. Samen met 150 mannen, vrouwen en kinderen wordt hij vastgeketend in het ruim. Na een verschrikkelijke reis komen ze aan in Paramaribo. Daar worden ze als marktwaar beoordeeld door witte mannen. Eén trekt de mond van Moussa open, bekijkt zijn gebit, keurt hem goed en neemt hem mee. Met een roodgloeiend ijzer wordt een eigendomsteken in zijn borst gebrand…
Majesteiten,
Dames en heren,
Ik sta hier met gemengde gevoelens. Want we vieren vandaag niet alleen het feest van de afschaffing van de slavernij, we herdenken ook de slachtoffers en de schande van de slavernij.
Het een stemt vrolijk, het ander doet pijn.
We staan hier allemaal met onze eigen geschiedenis en onze eigen gevoelens, maar hebben ook een gedeelde geschiedenis en gedeelde gevoelens.
De afschaffing van de slavernij was een overwinning voor mensen die tot slaaf waren gemaakt, en voor de prille parlementaire democratie.
Dat maakt 1 juli dé Bevrijdingsdag van de slavernij.
Tegelijk is het ook een dag om de slachtoffers van de slavernij te herdenken en samen stil te staan bij één van de pijnlijkste periodes uit onze geschiedenis.
Veel mensen voelen die pijn nog. Wie onze voorouders ook waren, slachtoffers of daders, we zijn vandaag één in onze verbijstering over de mensonterende praktijk van de slavernij.
Hoe hebben mensen kunnen denken dat ze andere mensen als koopwaar mochten behandelen? Waarom heeft Nederland daar niet veel eerder een eind aan gemaakt?
Ik sta hier vandaag namens de Nederlandse regering en kijk terug op deze schandvlek in onze geschiedenis. Ik kijk terug en betuig diepe spijt en berouw over hoe Nederland is omgegaan met de menselijke waardigheid.
De slavernij is afgeschaft, maar ook vandaag worden mensen nog vernederd om wie ze zijn. De geschiedenis verplicht ons te leren van het verleden en onrechtvaardigheid ook in deze tijd met alle kracht te bestrijden.
Door schending van de mensenrechten aan de kaak te stellen. Door discriminatie te bestrijden. Door moderne slavernij, in arbeid en prostitutie, aan te pakken.
Daar worden wij nu op beoordeeld.
Mandela heeft ooit gezegd dat we een land daar ook op moeten beoordelen: niet op de behandeling van de burgers met het meeste aanzien, maar het minste aanzien.
Dat is voor ons ook een graadmeter van beschaving.
Dames en heren,
U en ik zijn niet verantwoordelijk voor wat onze ouders of voorouders deden, maar we dragen hun verleden wel met ons mee. Hun geschiedenis heeft ons gevormd en gebracht waar wij vandaag met elkaar zijn gekomen. Nu zijn wij verantwoordelijk voor de manier waarop wij elkaar behandelen.
Laten wij voorkomen dat onze kinderen en kleinkinderen zich later voor óns moeten schamen.
Wij staan hier vandaag verbonden in vrijheid.
Vrijheid die je bijna kunt voelen, ruiken, proeven in deze stad. Dat is de betekenis van Keti Koti voor onze toekomst.
Wij zijn nu verantwoordelijk om die vrijheid iedere dag opnieuw te verdedigen.
Met elkaar en voor elkaar.