Toespraak Bussemaker bij de opening tentoonstelling ‘Peter de Grote als MBO-student’
Toespraak minister Bussemaker bij de tentoonstelling 'Peter de Grote als MBO-student' op 1 juli 2013. Daarin deed de minister een oproep aan de culturele sector en het bedrijfsleven om actief met het onderwijs mee te denken over betere beeldvorming en herkenbaarheid van modern vakmanschap.
(NB.: Het gesproken woord geldt)
Dames en heren,
Op de tentoonstelling ‘Peter de Grote, een bevlogen tsaar’, hier in dit museum is een hand te zien. Een hand, in gietijzer gegoten op een sierlijke gouden standaard. En hoe kan het ook anders, het gaat hier om de hand van Peter de Grote. Het verhaal gaat dat de tsaar tijdens een bezoek aan de fabrieken in Zuid-Rusland struikelde. En dat hij met zijn hand per ongeluk terecht kwam in de aarde die gebruikt werd voor het maken van ‘vormen’. Ter herinnering aan de tsaar goten de werknemers van de fabriek toen een vorm met zijn handafdruk.En dat stáát natuurlijk ergens voor.
Als er íemand in de geschiedenis, de waarde van goed vakmanschap inzag dan was het deze tsaar wel. Niet alleen door het met de mond te belijden, maar ook door het zelf te ervaren. Al van jongsaf aan beoefende hij verschillende ambachten en hij had zijn hele leven eelt op zijn handen. Een Engelse historicus schreef over hem: ‘Hij is zelf geen slechte soldaat en begrijpt net zo goed wat van een trommelaar wordt geëist als van een generaal. Daarnaast is hij ingenieur, kanonnier, vuurwerkmaker, scheepsbouwer, draaibankwerker, bootsman, wapenmeester, smid en nog veel meer.’
Beste dames en heren, mensen uit het onderwijs én de cultuursector, wat ontzettend goed om u hier bij elkaar te hebben. Want onderwijs en cultuur kunnen veel aan elkaar hebben. Laat ik eerst het museum een compliment maken. We vragen in deze tijd van musea niet alleen om hun erfgoed goed te bewaren en te tonen aan een groot publiek. Ze hebben ook de opdracht om de maatschappelijke waarde ervanbeter te belichten. En daarvoor nieuwe verbindingen te leggen met en in de samenleving.
De Hermitage neemt die opdracht serieus. U zag in de thematiek van deze tentoonstelling kansen voor een link met het beroepsonderwijs en met vakmanschap. Echt fantastisch dat jullie die brug zijn overgegaan.
Op die manier kan de cultuursector zijn bijzondere meerwaarde bewijzen.Laat ik dat toelichten.
Er is momenteel zoals we weten een groot tekort aan goede vakmensen. Voor de komende tien jaar is de vervangingsvraag geraamd op 229.000. Dat klinkt gek, in tijden van crisis waarin de werkeloosheidscijfers oplopen. Maar we hebben te maken met veel oudere vakmensen die met pensioen gaan. En de instroom van het aantal jonge vakstudenten is in bepaalde sectoren helaas te gering m dat tij te keren.
(Ik wil vanaf deze plek dan ook een oproep doen aan alle instellingen en bedrijven: zorg dat er stageplekken beschikbaar blijven, en dat uw organisatie daar actief op blijft inzetten!)
De SER, die onlangs een advies hierover uitbracht, stelt: ‘Ambachten zijn springlevend en spelen een wezenlijke rol in de innovatieketen. De ambachtseconomie zet kennis om in kunde en is daarom onderdeel van de kenniseconomie. Daarom moeten we, onder andere, de beeldvorming verbeteren en onbekendheid met ambachtelijk werk wegnemen. Met andere woorden: we mogen trotser zijn op ons Nederlandse vakmanschap, toen en nu. En we moeten het zichtbaarder maken voor een grotere groep mensen.
Dat doet u al, bijvoorbeeld via de World-Skills-wedstrijden, die deze week in Leipzig van start gaan (en waar ik bij aanwezig zal zijn). Het kan ook door vakmanschap in beeld te brengen bij heel jonge kinderen, zoals de SER suggereert. Maar het kan dus ook, dat bewijst de Hermitage, door geschiedenis en cultuur daarvoor in te zetten. Met Peter de Grote heeft de cultuursector een ambassadeur van formaat in de aanbieding. Peter de Grote had niet alleen een grote pássie voor handwerk. Hij zag ook als geen ander in dat vakmanschap en kennis een samenleving in beweging kunnen zetten. En dat was precies wat hij deed. Hij bracht vooruitgang in het destijds feodale Rusland door volop te investeren in deze ‘zachte krachten’ – naast het opbouwen van een krijgsmacht en marine. En hij nam de rol van ambachtslieden daarin even serieus als die van wetenschappers. Ook dat is een belangrijke les.
Om het vakmanschap in zijn land op een hoger plan te brengen, keek hij onder meer de kunst af bij de Nederlandse vaklieden. Nederland was in die tijd een centrum voor nijverheid met ongeveer 50 scheepswerven, 250 houtzagerijen, 40 papiermolens, en een grot aantal zeilmakerijen, touwslagerijen, ankersmederijen, en andere toeleveranciers. In de zogenaamde Buitenlanderswijken in Moskou werd er met bewondering gepraat over wat hier gebeurde. Het is mooi dat de Hermitage Amsterdam ons daaraan herinnert. En het is ook een vingerwijzing.
Ook op dit moment hebben we van die sterke, ambachtelijke merken. Natuurlijk op het gebied van de scheepsbouw, waar vakmensen en ook de opleidingen per definitie internationaal opereren. Maar ook onze ingenieurs, lassers en chipmakers zijn wereldwijd leidend. Cruz en Ortiz, de architecten die het nieuwe Rijksmuseum zo geniaal hebben ontworpen spraken vol bewondering over de vakmensen die het gebouw helemaal hebben uitgegraven, volgepompt met water, en met de meest geavanceerde onderwatertechnieken weer volledig hebben opgebouwd. ‘Zoiets kan alleen in Nederland’, zeiden ze.
Nogmaals: dat moeten we zichtbaarder maken. Onze vakmensen verdienen dat niet alleen, ons land heeft dat gewoon hard nodig. En de cultuursector biedt daarbij steun uit onverwachtse hoek.
Diverse beeldend kunstenaars en cultuurfilosofen houden zich bezig met een herwaardering van het ambacht. En koppelen dit direct aan nieuwe technologie. Juist die verbinding is een belangrijk element in het succes van Nederlandse vormgevers en designers (de creatieve industrie). In Museum Boijmans was daarover het afgelopen voorjaar een tentoonstelling onder de titel: ‘Hand made – lang leve het ambacht.’
In november komt het SCP met een verkenning waarin ze het verouderde, clichématige beeld dat veel mensen hebben van vakmanschap afzetten tegen het werkelijke, actuele beeld.
Dat sluit hierbij aan. Ik daag de cultuursector hierbij uit om hun eigen discours te verbreden. En actief met het onderwijs mee te denken over initiatieven die leiden tot betere beeldvorming rond modern vakmanschap. En ik vraag daarbij ook actieve betrokkenheid aan het bedrijfsleven.
Vorige week was ik in Brazilië, waar het bedrijfsleven zich actief inspant om hun personeel van de toekomst op te leiden, door onder meer een actieve bijdrage te leveren aan het onderwijs.En, dat brengt me bij de studenten, ik ben ook zeer benieuwd naar jullie ideeën hierover.Want met de tentoonstelling die we zo gaan zien, hebben jullie het moderne vakmanschap zoals jullie dat kennen – uit de praktijk van de opleiding verbonden met de ambachten van toen. Daarmee geven jullie tentoonstellingsbezoekers tegelijk een inkijkje in de navigatiesimulatie, de moderne scheepsbouw, de wereld van het vakmanschap van nú. Ook dat zijn waardevolle eye-openers.
Laat ik afronden.
Ik had het in het begin over de hand van Peter de Grote, een bijzondere en hoogstaande ambassadeur voor goed vakmanschap. Aan het eind van deze bijeenkomst straks, onthullen we met elkaar een wand waarop vele, moderne ambassadeurs hun visie op vakmanschap hebben gegeven. (Ik heb er ook een mogen leveren). Een blijk van trots en waardering die we met alle tentoonstellingsbezoekers en hopelijk op termijn met nog heel veel meer mensen, kunnen delen!