Van Rijn: ‘GGD’en, koester oude taken en stel nieuwe taken scherp’
Martin van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, feliciteerde de GGD’en met hun 75 jarig jubileum tijdens het congres ‘Successen uit het verleden bieden garanties voor de toekomst’ op 17 juni 2013 in Utrecht. Hij riep daarbij op gezamenlijk de taken voor de GGD als spil van de publieke gezondheid scherp te stellen.
Dames en heren,
Op de eerste plaats van harte gefeliciteerd met het jubileum. Een jubileum van 75 jaar, waarin de samenleving natuurlijk nogal is veranderd. Zeker wanneer het gaat om de gezondheidstoestand, de levenskwaliteit en de levensverwachting van mensen. In z’n algemeenheid wil ik vanmiddag even nadenken over de verworvenheden van de publieke gezondheid. Denk aan schoon drinkwater, betere riolering en natuurlijk ook de reactie op de opkomst van infectieziekten, HIV, de score van gezondheidsrisico’s, de recentelijke Q-koorts. Allemaal onderwerpen waar de GGD nauw bij betrokken was. Ze komen ook allemaal een beetje in verschillende toonaarden aan de orde in dit boekje ‘Scherpstellen op de toekomst van de GGD’en’. Eigenlijk komen er twee beelden uit als ik het zo zie.
Aan de ene kant een toch wel luid doorklinkende oproep van: laten we in elk geval niet vergeten dat we een aantal basistaken hebben. Ik kom daar zo dadelijk nog wel even op terug. Laten we ervoor zorgen dat we die bewaken en koesteren en uitbouwen. En aan de andere kant: ‘hoe moeten de GGD inspelen op allerlei nieuwe ontwikkelingen’. Er zijn ook wel een paar kritische noten over te kraken. Want ik zag in het boekje een uitspraak van Paul Schnabel staan. Daarin zegt hij dat de GGD zich op de betrokken terreinen zoals WMO, Jeugdzorg en ouderenzorg tot nu toe niet heeft laten zien. En in de evaluatie van de WMO kom je de GGD niet tegen. Is dit een gemiste kans? Ook over de ouderenzorg hebben de GGD’en de rol niet kunnen oppakken. Een vrij kritische noot. Maar waarin eigenlijk ook die twee beelden terugkomen: koester het verleden, bouw het volledig uit. Aan de andere kant, hoe moet je gaan inspelen op nieuwe vragen naar de toekomst?
En ik denk inderdaad dat beiden waar is. Wat we aan de vooravond staan van een nieuw tijdperk waarin de uitdagingen voor ons allemaal is om mee te doen, mee te denken aan een omslag in meer termen van gezondheid en preventie en eigen kracht. In plaats van het alleen denken in termen van bestrijding en medische zorg. We staan aan de vooravond van grote decentralisaties die -we hadden het net even in de voorbereiding van het congres er al even over - de werkwijze van gemeenten fundamenteel veranderen. Gemeenten die misschien wel twee keer zo veel geld in het gemeentefonds krijgen als nu, vinden uiteraard nog steeds dat het te weinig is. Maar waarin het denken en praten en nadenken over hoe het sociale domein moet worden ingericht, de rol van de gemeente op het gebied van zorg en ondersteuning en participatie enorm toenemen. En waarin we gewoon door al die decentralisaties andere gemeenten krijgen. Op het gebied van de zorg en de ouderenzorg, waarin wij van de gemeente ook prestaties vragen om mensen te laten participeren en te ondersteunen. En waar we niet alles meteen in het medische circuit betrekken, maar mensen in de thuissituatie ondersteunen. Te zorgen dat wij ook opsporen hoe het ermee staat. Soms ook veel meer aandacht hebben voor mantelzorg. En je zou met een beetje dramatiek kunnen zeggen dat het succes van de operatie waar ik voor sta - de hervormingen van langdurige zorg - staat of valt met de vraag of gemeenten hun uitdagingen oppakken.
De kenmerken van de hervormingen van langdurige zorg zijn: meer kwaliteit, betere ondersteuning thuis, meer houdbaarheid. Het moet met minder geld. Maar ook meer betrokkenheid van de samenleving. Hoe kun je op eigen kracht en met je eigen netwerk een aantal zaken opvangen. Dat staat of valt met de vraag hoe dat op lokaal of regionaal niveau wordt georganiseerd. En dat betekent dat de komende periode in ieder geval het Rijk en de gemeente, maar ook gemeente en zorgverzekeraars, en gemeente en zorgaanbieders, op een heel andere manier met elkaar moeten samenwerken.
In die zin staan we dus voor een nieuw tijdperk. Het is dus ook heel goed dat een organisatie in de publieke gezondheidszorg zich afvraagt: wat is nu onze rol en taak daarbij? De GGD is de spil in het stelsel van publieke gezondheidszorg, maar eigenlijk is het niet helemaal goed duidelijk wat er nu van de GGD mag en moet worden verwacht. Dat het een historisch takenpakket is, maar het wordt toch op verschillende plekken heel verschillend ingevuld. Ik denk dat dat misschien wel een hele belangrijke sleutel is in de agenda voor de toekomst. Inderdaad, de basistaken moeten we koesteren. Maar we moeten ook nadenken over de vraag hoe de publieke gezondheidszorg een goede rol kan spelen in het sterk veranderende zorgveld met name op lokaal en regionaal niveau.
Want eigenlijk staat in de Wet publieke gezondheidszorg dat de gemeenten een goed functionerende GGD moeten neerzetten. Dat is bij wet geregeld. Dat is in één zin de kern van de Wet publieke gezondheidszorg. Maar wat dan precies? Wat doet de GGD? Ik zei het net al, dan zie je dat het overal anders is geregeld.
Uit verschillende onderzoeken blijkt ook dat wethouders Gezondheid vaak ook niet precies weten hoe ze nu zo’n GGD moeten aansturen. En wat het takenpakket zou moeten zijn. En wat nu de precieze basistaken zijn die je van de GGD moet verwachten. Dat is ook precies de reden waarom ik graag met de GGD’s en de VNG in gesprek wil over de rol en betekenis en taak en plaats van de GGD. En wat de Wet publieke gezondheidszorg betekent in het licht van de komende hervormingen en decentralisatie.
Niet omdat we nu heel anders denken over het takenpakket. Maar wel omdat we ons moeten afvragen wat de nieuwe rol van de GGD moet zijn in een nieuwe ordening. Dat moet de komende periode scherp. Want natuurlijk is het zo dat de publieke gezondheidszorg en de behoefte die daaruit voortvloeien, anders zal zijn in Cadzand dan in Giethoorn of Den Haag. Lokaal maatwerk is noodzakelijk, dat is een stevig fundament van de publieke gezondheidszorg. Maar is het ook goed om met elkaar te discussiëren over de vraag, welke basistaken daarin zitten.
Want we willen dat onze kinderen overal veilig en gezond kunnen opgroeien. We willen dat er adequate maatregelen genomen worden als er een dreiging is voor de gezondheidszorg. Als er nieuwe infectieziekten rondgaan. Als er een stevige crisisorganisatie nodig is die kan ingrijpen bij acute problemen. Dat is de reden waarom we het en over de basistaken en over de nieuwe taken moeten hebben.
Ik wil dus graag ook mijn steentje eraan bijdragen om de discussie met de VNG te beginnen over de vraag: is de Wet publieke gezondheidszorg adequaat genoeg voor de toekomst? Of moeten we ook naar de publieke gezondheidszorg kijken, ook nadenken over de vraag wat dat betekent voor de organisatie en de taken van de publieke gezondheid en de GGD’en.
Ik denk dat er drie grote bewegingen zijn die ons tot nadenken stemmen.
Aan de ene kant de prominente rol van preventie. Zoals u weet, ga ik samen met de minister een nationaal preventieplan opstellen om te kijken of wij een nieuwe impuls kunnen geven aan de preventie in Nederland. Waarin het niet alleen maar, of moet ik eigenlijk zeggen, juist niet gaat om andere prioriteiten op het gebied van de preventie, maar wel dat we op een andere manier willen werken aan preventie. Meer samenwerking met scholen, meer samenwerking met het bedrijfsleven, meer samenwerking met werkgevers, meer samenwerking met de buurt. Dat betekent dat de prioriteit van het preventiebeleid gekoppeld aan meer samenwerking met soms buurten of scholen, een nieuwe impuls aan preventie moet geven. Waardoor dus de GGD’en moeten nadenken over hun rol daarin.
Dames en heren,
Er komen grote decentralisaties op de gemeenten af, met allerlei taken op het gebied van de participatie en ondersteuning waarin het echt de vraag is, en echt de vraag ook moet zijn, wat de nieuwe rolverdeling tussen verschillende partijen moet zijn. Wat doet de gemeente zelf? Wat doen zorgaanbieders en wat doet de GGD? En wat wordt de relatie tussen participatie en ondersteuning en de jeugdzorg. Waarin nieuwe inhoudelijke uitvindingen moeten worden gedaan, maar misschien ook wel nieuwe organisatorische uitvindingen. Want ik kan het niet genoeg zeggen, de decentralisatie-operatie van het Rijk is niet het overhevelen van rijkstaken met minder geld. Het is het stoppen van de rijkstaken, overhevelen van budget naar gemeenten, die we vragen om het op een andere manier te regelen. Ook hoop ik met meer maatwerk, met meer oog voor kwetsbare burgers.
En de derde poot die nodigt tot nadenken, is dat door die twee bewegingen het meer dan ooit noodzakelijk is dat gemeenten, gemeentebesturen weten hoe het zit en staat met de gezondheidstoestand in hun gemeente. Het wordt gewoon een belangrijke kennisbron, en voor de GGD is het oudsher gewoon om te weten hoe het er met de stad voor staat. Hoe het ervoor staat met gezondheidstoestanden. Om analyses te maken. Hoe zitten wijken en buurten in elkaar, hoe zit het met de gezondheidstoestand. Dat is van onschatbare waarde, juist bij het vorm geven van nieuwe taken.
Zoals u weet hebben wij de commissie De winter gevraagd om over de basistaken van de jeugdgezondheidszorg na te denken. Binnenkort hoop ik de Tweede Kamer een reactie te sturen op dat basistakenpakket. En ik merk nu al dat dat een advies is wat heel goed wordt ontvangen. Dat zaken wat duidelijker worden neergezet. Het zijn niet allemaal nieuwe dingen. Maar dat toch duidelijk wordt hoe zo’n basistakenpakket er nu uitziet. Ik ga ze niet allemaal opnoemen. Het zijn allemaal vertrouwde basistaken. Maar ook daarin komt ook dat ene punt naar voren van de bron van expertise voor gemeenteadviseurs voor het gezondheidsbeleid. Dat is tegelijkertijd het moeilijkste. Dat zijn niet zo zeer de taken die u van oudsher al deed, maar eigenlijk gaat het om de vraag, wat is nu de expertise die de GGD in huis moet hebben om de gemeente te ondersteunen om goed lokaal beleid te maken. We zijn denk ik op dat punt overigens ook al aardig in gesprek. De resultaten van de eerste gezamenlijke gezondheidsmonitor van alle GGD’en en het CBS zijn dit jaar beschikbaar. Wat dus echt een leuke en nieuwe bron is om steden onderling te vergelijken. En wat weten we nu eigenlijk van de gezondheidstoestand van de steden. Waar zitten witte vlekken en waar zouden we een rol in kunnen spelen. En je ziet dat de invloed en samenwerking met de GGD op het gebied van de JOGG, de gezonde wijk, of de gezonde school steeds meer toeneemt.
Ik ga graag met de GGD’en en de gemeenten in gesprek over wat publieke gezondheid nieuwe stijl zou moeten zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we de taken uit het verleden moeten koesteren, en de taken uit het verleden ook moeten vernieuwen, omdat ze in een nieuwe tijd plaatsvinden. Maar ook omdat er een volstrekt nieuwe wereld aankomt, een nieuwe rol van de gemeente waarin het uitermate belangrijk is dat de GGD’en voor de komende 75 jaar toegerust zijn.