Toespraak minister Bussemaker bij conferentie Cultuureducatie met kwaliteit
Minister Bussemaker opende op donderdag 13 juni de conferentie Cultuureducatie met kwaliteit in het WTC te Rotterdam.
(alleen het gesproken woord geldt)
Dames en heren,
Toen ik als jong meisje voor het eerst een opera hoorde, kon ik dat niet waarderen.
Ik verzette me er hevig tegen als mijn ouders klassieke muziek draaiden. Dan liep ik gewoon de kamer uit.
Maar in de loop der jaren leerde ik naar klassieke muziek luisteren.
Ik ging piano spelen.
En nu kan ik me niets mooiers voorstellen.
Kunst moet je je eigen maken – liefst van jongs af aan.
Door te léren luisteren, zien en voelen.
En door zélf te spelen, schilderen en dansen.
Goed cultuuronderwijs laat kinderen kennismaken met schoonheid, en met dat wat anders is.
Het daagt hen uit om een creatieve, onderzoekende houding te ontwikkelen, en een flexibele en open geest.
Kortom: goed cultuuronderwijs biedt een ‘startkwalificatie’ voor een inspirerend, betekenisvol en succesvol leven.
Mijn doel is dat alle kinderen zo’n startkwalificatie meekrijgen.
De Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum wees er in haar boek ‘Not for profit’ op, dat kunst en cultuur ons de mogelijkheid bieden om de wereld door de ogen van een ander te zien. Dat helpt om ons in anderen te verplaatsen. En om met andere ogen naar onszelf te kijken.
In onze tijd zijn dat belangrijke eigenschappen.
Om goed met elkaar te kunnen samenleven.
En om goed te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt.
Ook creativiteit, flexibiliteit en innovatief vermogen worden daarvoor steeds belangrijker.
We zien nu al dat de vraag naar routinematig, administratief werk afneemt. Tegelijk neemt het aantal creatief-georiënteerde banen toe. En daarvoor zijn skills nodig als verbanden kunnen leggen, kritisch-analytisch denken en sociale vaardigheden.
Daar komt bij dat de kinderen van nu, in hun latere leven niet één, maar tot wel élf verschillende carrières zullen hebben.
Zoals een kunstvakdocent zei: “Kinderen hoeven later niet elke dag te kunnen reproduceren wat de hoofdstad van Japan is. Maar ze zullen wel elke dag moeten weten hoe je samenwerkt met collega’s met een andere culturele achtergrond. Hoe je verschillende problemen oplost. En hoe je daarin flexibel en creatief kan zijn.”
Allemaal vaardigheden die kinderen bij uitstek kunnen ontwikkelen via de culturele vakken.
Dat zet het belang van cultuureducatie verder op de kaart.
We weten trouwens óók dat ons creatieve vermogen afneemt naarmate we ouder worden.
Een vraag in de beroemde Torrance Test of Creativity is wat je allemaal kan maken van een rondje, een simpele cirkel. Hoe jonger kinderen zijn, hoe meer antwoorden ze geven.
Een rondje kan een pizza worden. Een vloerkleed. Een frisbee, een gezichtje, een lamp – en ga zo maar door.
Bij oudere kinderen en helemaal bij volwassenen droogt die stroom ideeën veel sneller op.
Misschien kunt het straks in de pauze eens uitproberen. En het vanavond aan tafel aan uw kinderen vragen.
Hoe eerder je dus met cultuureducatie begint, hoe beter.
En hoe langer je er mee doorgaat, hoe meer het menselijke creatieve vermogen ‘wakker’ zal blijven.
Dat is ook waar u vandaag over praat.
Over hoe we kunnen zorgen voor goed cultuuronderwijs voor ieder kind.
En over cultuuronderwijs als een continue ‘Gesammtkunstwerk’ van scholen, culturele instellingen, gemeenten en provincies.
Goed dus dat u hier vandaag bent. En dat u zich met elkaar inzet om cultuuronderwijs een plek te geven op scholen.
De goede wil is er, net als de inspirerende initiatieven.
De Onderwijsraad stelde vorig jaar, samen met de Raad voor Cultuur, dat er de afgelopen jaren enorm veel is ontwikkeld in het veld.
Maar scholen slagen er tot nu toe onvoldoende in om cultuureducatie de plek te geven die het verdient.
Vaak hebben ze te weinig overzicht over wat ze hun leerlingen op welk moment willen leren. En kunnen ze dus geen heldere vraag ontwikkelen naar de culturele instellingen. Ook het aanbod van culturele instellingen is niet altijd even goed afgestemd, onderling en met de scholen.
Cultuuronderwijs blijft daardoor nog te vaak hangen op het niveau van een dagje uit dat leuk is, maar dat niet beklijft, niet verdiept en te weinig uitdaagt.
Goed cultuuronderwijs gaat niet over een bezoekje aan de Nachtwacht.
Het gaat over de vraag wat kinderen zíen als ze er voor staan.
Over de vraag waaróm ze het mooi of lelijk vinden.
En over de verschillen tussen de tijd van Rembrandt en onze tijd.
Goed cultuuronderwijs gaat er om dat kinderen, ook lós van voorstellingen en exposities, gevoel voor en kennis van kunst ontwikkelen.
Dat ze mogelijkheden krijgen aangereikt om een creatieve, onderzoekende houding te ontwikkelen.
En dat hun potentieel wordt aangeboord.
In die slag naar duurzaam en kwalitatief goed cultuuronderwijs, zijn daarom wat mij betreft twee zaken van belang.
Ten eerste de inhoudelijke verdieping.
Ten tweede goede bestuurlijke afspraken en de rol van de overheid.
Over beide wil ik iets zeggen.
Ten eerste de inhoud.
De Stichting Leerplanontwikkeling (SLO, hier vandaag ook aanwezig) is op verzoek van OCW bezig met een landelijke leerlijn voor cultuuronderwijs.
Die leerlijn moet scholen helpen om de regie terug te pakken en een verdiepingsslag te maken. En het culturele veld om hun aanbod daar scherp op af te stemmen. Niet als ‘one size fits all’ oplossing, maar als handvat.
We weten dat veel scholen cultuuronderwijs belangrijk vinden. Maar in de praktijk hebben ze vaak hun handen vol aan andere zaken die óók belangrijk zijn.
We weten ook dat bij leerkrachten het enthousiasme er vaak wel is, maar dat zij het ook lastig vinden om zowel inspirator, coördinator als uitvoerder te zijn.
We moeten voorkomen dat cultuuronderwijs bij scholen leidt tot de verzuchting: “Nu moeten we er nóg iets bij doen.”
Deze landelijke leerlijn, vergelijkbaar met wat er is ontwikkeld voor taal en rekenen, gaat scholen daarom ook helpen om hun cultuuronderwijs te verbinden met bestaande vakken.
Op het snijvlak van kunst en techniek bijvoorbeeld, zijn er de meest fantastische mogelijkheden. Studenten van de hogescholen ArtEZ en de HAN in Arnhem hebben bijvoorbeeld samen ‘Wearable Solar’ ontwikkeld. Kleding waarin ultradunne zonnecellen zijn verwerkt die energie opwekken. Zodat je met je trui een mobiele telefoon kan opladen als er geen stopcontact in de buurt is.
Zo’n project kan inspiratie zijn om op school iets te doen in het kader van kunst en techniek. Of om kinderen te vragen met creatieve, kunstzinnige oplossingen te komen binnen het thema duurzaamheid.
Ook geschiedenis, politiek, wetenschap en biologie staan bol van kunst, erfgoed en creativiteit. Het gaat er vaak om dat leerkrachten die koppeling weten te leggen en invulling kunnen geven.
Daarom gaat de overheid investeren in bijscholing van leraren en vakdocenten die graag ‘art smart’ voor de klas willen staan.
Ik denk ook dat culturele instellingen scholen tegemoet kunnen komen, door goed te kijken wat er aansluit bij omgeving en het lesprogramma van de school.
- Een mooi voorbeeld vind ik de leerlijn die ze in Flevoland willen ontwikkelen. Daarin staat de culturele leefomgeving centraal. Culturele instellingen, scholen en een museum werken samen aan thema’s als nieuwe steden en architectuur. Maar ook natuur, water en de oude Swifterbant cultuur komen aan bod.
- Eindhoven, Helmond, Tilburg en Den Bosch ontwikkelden samen de doorlopende leerlijn ‘de Culturele Ladenkast’.
- In Den Haag werken negentien erfgoedinstellingen samen in het ‘Cultuurmenu’.
- En in Leiden werken twaalf musea samen zodat leerlingen tijdens hun basisschooltijd elk schooljaar één museum bezoeken; acht in totaal dus.
Dat brengt me bij mijn volgende punt: samenwerking en continuïteit.
Goed cultuuronderwijs is een taak van scholen, culturele instellingen, gemeenten en provincies samen.
Ook als Rijk nemen we onze verantwoordelijkheid.
Vorige week heb ik een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over mijn plannen voor het cultuurbeleid voor de komende jaren. Cultuureducatie heeft daarin een belangrijke plek.
En na de zomer ondertekenen staatssecretaris Sander Dekker en ik een akkoord met de wethouders en gedeputeerden van cultuur én van onderwijs van een groot aantal steden en provincies. Daarin maken we voor tien jaar afspraken over tijd, geld en faciliteiten.
Daarbij vallen kern en doel samen: goed cultuuronderwijs voor ieder kind is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Met dit akkoord creëren we als het ware een landelijk anker, dat scholen en culturele instellingen kunnen gebruiken om op lokaal niveau afspraken te maken.
In Limburg hebben ze daar al goede ervaringen mee: daar praten politiek, het culturele veld en schoolbesturen niet over, maar mét elkaar over cultuureducatie.
Dit akkoord gaat er hopelijk voor zorgen dat we de goede koers van de regeling ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ langer kunnen aanhouden. En bovendien levert het leerlingen iets heel concreets op.
Een onderdeel van dit akkoord (of: bestuurlijk kader) is namelijk de financiering van de cultuurkaart voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Scholen krijgen een bedrag per leerling, en leerlingen kunnen de Cultuurkaart ook zelf als kortingskaart gebruiken. We trekken daar vanaf komend schooljaar zo’n 5 miljoen euro per schooljaar voor uit.
Dat betekent dus dat het cultuuronderwijs dat kinderen meekrijgen op de basisschool niet na acht jaar abrupt stopt. Maar dat het dóórgaat op de midddelbare school.
Want cultuureducatie met kwaliteit is wat mij betreft cultuureducatie met continuïteit.
Dames en heren,
Het was Albert Einstein die zei:
“Imagination is more important than knowledge.
For knowledge is limited, whereas imagination embraces the entire world.”
Verbeeldingskracht zal in de toekomst van kinderen niet alleen een cruciale vaardigheid zijn, maar ook een betekenisvolle waarde.
Om zich te kunnen ontwikkelen tot zelfstandige, kritisch denkende wereldburgers.
Om bij te dragen aan maatschappelijke vraagstukken.
En om het leven in al zijn rijkdom te kunnen ervaren.
Ik wens u een heel inspirerende dag. Dank u wel.