Nederlands diplomatennetwerk meer toespitsen op nieuwe wereldorde
Clustering van het postennetwerk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarbij grotere ambassades een coördinerende rol krijgen in het postennetwerk. Bredere scholing van diplomaten waarbij vaststaande standaarden worden gehanteerd en een actiever naar buiten tredend ministerie. Dat zijn de maatregelen die de Adviescommissie Modernisering Diplomatie onder leiding van Arthur Docters van Leeuwen voorstelt om het ministerie van Buitenlandse Zaken slagvaardiger te maken in een veranderende wereld. Het rapport is vandaag aangeboden aan minister Frans Timmermans van Buitenlandse Zaken, die het advies gebruikt voor zijn beleidsbrief ‘Modernisering van de Diplomatie’ die in juni naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Uitgangspunt voor de commissie is de fundamenteel veranderende wereld. Naast duidelijk omlijnde statelijke machtsblokken ontstaat er een netwerkwereld, waarin de verschillende statelijke machtsblokken, maar ook NGO’s, bedrijven en media de internationale ontwikkelingen beïnvloeden. Diplomaten moeten in staat zijn in al deze netwerken te opereren.
Professionaliteit
Professionalisering van diplomaten zal gericht moeten zijn op het kunnen opereren in zowel de klassieke diplomatie gericht op overheden en diplomatie in nieuw ontstane netwerken. Duidelijk meetbare prestatie-eisen moeten daarvoor de waarborg geven, ondermeer door permanente scholing. Daarnaast adviseert de commissie het ministerie van Buitenlandse Zaken om diplomaten meer te laten specialiseren: met de huidige overplaatsingsronden gaat te vaak waardevolle kennis en ervaring verloren. Met het zevenjarig opleidingstraject voor beginnende diplomaten, heeft het ministerie volgens de commissie al een goed begin gemaakt.
Regionalisering
Het postennetwerk moet beter functioneren in de nieuwe wereldorde, waarin snel en naar behoefte ingespeeld moet kunnen worden op opkomende prioriteiten en crises. Ambassades moeten als cluster gaan werken aan bepaalde thema’s en flexibeler worden opgezet waarbij de omvang tijdelijk kan wisselen. Die clustering leidt volgens de commissie tot een organisatiemodel met vier soorten posten: de regionale ambassade, de middelgrote ambassade, de kleine ambassade en de eenmanspost. Uitgangspunt is zoveel mogelijk presentie ter plekke, alleen zo kunnen relaties met andere staten en organisaties bestendig zijn. Het maken van beleid wordt deels verplaatst van Den Haag naar de posten als regionale of thematische expertisecentra. De ambitie die de politieke en ambtelijke top van het ministerie heeft uitgesproken om zich om te vormen tot netwerkorganisatie ziet de commissie als stappen in de goede richting.
Interactie
Een netwerkorganisatie kenmerkt zich volgens de commissie door openheid en een onderlinge uitwisseling van informatie en contacten. Buitenlandse Zaken moet zich volgens de commissie vaker laten zien, zowel aan het brede publiek als aan de stakeholders. De commissie ziet veel heil in de digitalisering als goed instrument om de afstand tot de Nederlandse bevolking te verkleinen. Stakeholders moeten via panels kenbaar kunnen maken hoe ze denken over de koers die het ministerie vaart.
De Commissie ziet dat het ministerie van Buitenlandse Zaken op veel plaatsen en terreinen werkt aan een beter op deze tijd toegesneden organisatie, met bijvoorbeeld co-locatie van posten, het oprichten van digitale samenwerkingsruimtes en een intensief en interactief gebruik van social media. Docters van Leeuwen: “Er gebeurt al veel, maar de weg is nog lang. Zet door!”
De commissie maakt tot slot nog een opmerking over de ambitieuze internationale agenda van het regeerakkoord, terwijl tegelijkertijd zwaar gesnoeid wordt op de beschikbare instrumenten, zoals het diplomatieke netwerk en de financiële middelen: “Meer eisen met minder geld, dat is ook in deze tijd van budgettaire krapte niet vanzelfsprekend. Voor instanties als de politie, en Rijkswaterstaat zijn in de afgelopen jaren investeringen vrijgemaakt om te kunnen inspelen op een verzwaard takenpakket.”