Maatschappij gebaat bij veelkleurige solidariteit
Solidariteit is niet eendimensionaal, maar veelkleurig en aanvullend. Dat concludeert staatssecretaris Martin van Rijn bij de presentatie van het RMO-advies: Rondje voor de publieke zaak. Solidariteit kan worden georganiseerd door de overheid, de samenleving of het bedrijfsleven. En er zijn mengvormen.
Dames en heren,
Het advies dat RMO heeft gemaakt, is eigenlijk geen advies, maar een beschouwing, analyse en pleidooi. Ik zie het niet als een advies speciaal bedoeld om het beleid van de overheid bij te stellen, maar ik zie wel duidelijk de waarde ervan voor het maatschappelijke debat in de zorg.
Het valt mij op dat de RMO dol is op paradoxen. Bij het lezen van dit rapport ben ik er een paar tegengekomen, ik wil ze u niet onthouden: arrangementen van solidariteit produceren een tekort aan solidariteit; diversiteit als basis voor solidariteit leidt tot welvaart, maar ook tot uitsluiting, kennis over de ander is een bron van lotsverbondenheid en solidariteit, maar te veel kennis kan er toe leiden dat solidariteit verdwijnt. Dat zijn toch dingen die je op het nachtkastje kunt leggen om er nog even over na te denken.
Maar ik denk dat de RMO er in geslaagd is om te laten zien hoe multidimensioneel en dynamisch solidariteit eigenlijk is. De tabel op blz. 58 van het rapport laat dat illustratief zien. Aan elk motief hangen praktijken die enerzijds positief en anderzijds negatief kunnen zijn.
Dus heel veel nuances in het rapport die in het beleidsdebat moeilijk aan te brengen zijn. Maar ik ga de komende maanden mijn best doen. Er is simpelweg geen eenvoudig verhaal te vertellen over solidariteit.
Waarom ik er toch blij mee ben, is dat die nuances heel belangrijk zijn ook in het maatschappelijke debat. Het verschil tussen directe en indirecte solidariteit kunt u ook in mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg herkennen. Daar wordt inmiddels ook heel veel over gediscussieerd.
De RMO zegt het heel mooi: de manier waarop solidariteit is gestold in de verzorgingsstaat is ten koste gegaan van de solidariteit als waarde. Indirecte, afgedwongen solidariteit heeft het vermogen gefrustreerd om solidariteit direct en vrijwillig in onderlinge verhoudingen vorm te geven. De vraag doet zich dus voor, in welke mate moet de overheid nou solidariteit organiseren of in welke mate kun je dat of moet je dat, dat is een politieke keuze, overlaten aan de burger zelf.
De RMO wijst daarbij ook op het aspect van het welbegrepen eigen belang. En de RMO wijst er ook op dat als de overheid directe solidariteit gaat afdwingen, het vaak mis gaat. Ik heb dat ook gemerkt in de discussie, kun je nou wat meer doen aan de zorg voor elkaar. Dan komen er ook artikelen in de krant van: wie wil nou dat zijn billen gewassen worden door de buurman? Als dat het debat wordt, dan zijn we gauw klaar. Dan doen we heel snel ongenuanceerd onrecht aan de discussie, die we wel moeten voeren over de toekomst van de zorg.
We leven in een vergrijzende samenleving. Willen we de zware zorg waarborgen voor de mensen die straks die zorg nodig hebben, in een sterk veranderende financiële en economische situatie, dan zul je keuzes moeten maken. En dan is het toch niet zo gek om voor lichte vormen van huishoudelijke hulp of voor lichte vormen van begeleiding, laat ik het maar voorzichtig formuleren, de vraag te stellen of dat dan niet wat meer in eigen kring zou kunnen. En waarbij je inderdaad in de moderne tijd je eigen kring voor een belangrijk deel ook nog kunt definiëren.
En als we dan het beleid op het gebied van langdurige zorg wat dichter bij de burger brengen, naar de gemeente brengen, die naast de burger kan staan en het gesprek kan voeren over ‘wat heb je nou eigenlijk nodig en wat kun nog zelf, wat kan je omgeving en wat zouden wij kunnen betekenen’. Zouden we dan niet een systeem krijgen dat meer rekening houdt met verschillen die de gelijkheid als het ware groter maken?
Ja, de overheid moet gelijke gevallen gelijk behandelen, maar mensen zijn niet gelijk. Mensen hebben verschillende behoeften. Rekening houden met die verschillen, doen gelijkheid en rechtvaardigheid toenemen. Ik denk als we niet bereid zijn het debat te voeren over wat we in eigen kring ook voor die vormen van ondersteuning die niet te maken hebben met zware zorg, of een karikatuur maken van de discussie, en ook niet bereid zijn om meer rekening te houden met maatwerk en verschillen, dan komen we er helemaal niet uit. Mijn oproep is om dat wel te doen. Juist in het belang van het behoud van indirecte solidariteit, die in de samenleving heel hard nodig blijft.
De RMO wijst er ook op dat het belangrijk is oog te hebben voor mengvormen van solidariteit. Waar solidariteit door de overheid georganiseerd en door de samenleving georganiseerd, samen komen en elkaar aanvullen. Denk aan palliatieve zorg of respijtzorg die we hier hebben. Die niet kan bestaan als er niet een combinatie is van financiële arrangementen die zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en de inzet van heel veel vrijwilligers, zonder wie het onmogelijk zou zijn dat in de samenleving te organiseren.
Er zijn ook nieuwe vormen van solidariteit ontstaan door de inzet van burgers, zoals mijnzorgnetwerk. Of marktplaats voor mantelzorgers die in de pilotfase meer mensen telde die iets wilden doen dan mensen die iets vroegen. Heel opmerkelijk. Ook zien we de volgende fase van maatschappelijk ondernemen. Waarbij bedrijven zich in toenemende mate afvragen: wat is nou onze maatschappelijke verantwoordelijkheid?
Ik was een tijdje terug in een vrouwenopvanghuis waar in een kamer een soort beauty- en kapsalon was, een soort opleidingunit. En het zag er daar zo mooi uit, omdat het gesponsord en georganiseerd was door het cosmeticaconcern l’Oréal. Die zei: als we nou heel veel verdienen aan vrouwen, dan moeten we maar eens wat terugdoen voor vrouwen die het wat moeilijker hebben. Ik denk dat we er rekening mee moeten houden dat we veelkleurige vormen van solidariteit hebben.
We hebben vorige week gesproken over het Deltaplan dementie waarin we voor het eerst met de overheid en met heel veel bedrijfsleven aan het praten zijn: als dit nu het probleem is wat op onze samenleving afkomt, moeten we niet alleen als overheid denken wat dat voor wet- en regelgeving gaat betekenen, maar moeten banken misschien gaan nadenken wat dat betekent voor hun klanten. Moeten pensioenfondsen nadenken wat het betekent voor de mensen die daarbij zijn aangesloten. Moeten verzekeraars zich afvragen of hun producten nog wel passen in de veranderende samenleving. Zodat je ook hier een veelkleurige vorm van solidariteit krijgt.
De ondertitel van het RMO-rapport: ‘Pleidooi voor de solidaire ervaring’, vind ik misschien nog mooier dan de titel ‘Rondje voor de publieke zaak’. Dat duidelijk aangeeft dat het denken over solidariteit niet het alleen maar het denken is over wat de overheid moet organiseren, maar dat solidaire ervaringen heel essentieel zijn in de samenleving. Ik hoop dat veel daarvan ook buiten de overheid tot stand komt.
Het is denk ik zo, en dat moeten we ook niet onderschatten, dat solidariteit die is georganiseerd door overheid er anders uit ziet dan als de samenleving dat zelf zou doen. Solidariteit waarbij afwegingen worden gemaakt over identiteit, belangen, risico’s en organisatie, en die inderdaad soms ook vormen van uitsluiting kent. Die we bij sommige vormen van solidariteit juist niet willen hebben.
Ik denk dat dit debat alleen maar mogelijk is als je bereid bent de nuance te zoeken. Dat het nodig blijft om solidariteit te organiseren door de overheid, omdat er een vraagstuk is van een herverdeling in het nu en een herverdeling tussen nu en straks. En het vraagstuk van hoe ga je gelijke gevallen gelijk behandelen, maar vooral hoe ga je met ongelijke gevallen ongelijk om. De beweging van dichterbij de burger en meer lokaal georganiseerd.
Dat je ook meer aandacht hebt voor door de burgers georganiseerde solidariteit, vaak met leveren van diensten in natura, vaak met heel veel vrijwilligerswerk, en vaak vanuit het argument van lotsverbondenheid. En solidariteit van het bedrijfsleven, waarbij het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid een grotere rol gaat spelen in de volgende fase van maatschappelijk ondernemen.
Solidariteit is dus niet eendimensionaal, maar veelkleurig en aanvullend. We gaan toe naar een samenleving waarin we te maken krijgen met een andere manier van organiseren van die sterk veranderende samenleving. In die andere samenleving, door de veranderende bevolkingssamenstelling, moet de klassieke verzorgingsstaat op een andere manier worden ingevuld. We zullen opnieuw moeten nadenken over alle arrangementen die we met elkaar hebben gemaakt. Ik ben ervan overtuigd dat die veelkleurigheid - van door de overheid georganiseerde solidariteit, door de burgers georganiseerde solidariteit en door het bedrijfsleven ervaren maatschappelijke verantwoordelijkheid - belangrijke antwoorden biedt voor de samenleving van de toekomst. En daarvoor bedank ik de RMO.