WoonOnderzoek Nederland - Verhuismodule
In de module Woningmarkt van het WoonOnderzoek Nederland (WoON) worden respondenten gevraagd of ze willen verhuizen en wat hun woonwensen zijn. Of ze daadwerkelijk verhuizen is nog maar de vraag. Dat wordt onderzocht in de Verhuismodule.
WoON
Verhuismodule
De Verhuismodule van het WoonOnderzoek Nederland brengt in beeld of mensen hun verhuis- en woonwensen binnen 3 jaar na het interview daadwerkelijk realiseren.
Bekijk hier de resultaten
Vooral kopers in de knel (tijdens de crisis)
Het aantal huishoudens dat in het interview aangeeft binnen twee jaar te willen verhuizen, is in het WoON 2009 even groot als in het WoON 2006. Het aantal huishoudens dat hun verhuiswens daadwerkelijk realiseerde, lag tijdens de crisis duidelijk lager dan voor de crisis. Dat geldt vooral voor doorstromers vanuit de koop.
MeerVoor de crisis realiseerde zo’n 45% van de doorstromers* (zowel vanuit huur als koop) hun verhuiswens. Tijdens de crisis is dat aandeel onder doorstromers vanuit de huur gedaald tot 37%. Voor doorstromers vanuit de koop daalde het zelfs tot 27% (zie figuur hieronder).
Tijdens de crisis daalden de woningprijzen. Doorstromers uit de koop hadden tijdens de crisis te maken met dalende prijzen en daarmee samenhangend verliesaversie en in sommige gevallen ook het onder water staan van de woning. Zij hebben hun verhuiswens daarom afgesteld of uitgesteld.
* Doorstromer: Voor en na de verhuizing is het huishouden de hoofdbewoner van een woning. De vorige woning is na de verhuizing beschikbaar voor nieuwe bewoners.
Verhuisratio na drie jaar, naar woningmarktpositie voor verhuizing, peiljaren 2006 en 2009
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule WoON 2009
Figuur 4.2 uit Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011
Verhuisratio's van starters blijven op peil
De verhuisratio’s van starters zijn aanzienlijk minder beïnvloed door de crisis. Het aandeel starters dat de gewenste verhuizing realiseert, daalt slechts licht : van 86% in de periode 2006 t/m 2008 naar 81% in de periode 2009 t/m 2011.
Meer
(zie onderstaand figuur)
Dit hangt er onder andere mee samen dat starters flexibel zijn in hun
woonwensen. Zij willen op korte termijn verhuizen, waardoor ze eerder
bereid zijn ‘in te leveren’ op hun woonwensen. Zij staan aan het begin
van hun wooncarrière en blijven dromen over een nog mooiere woning.
Verhuisratio na drie jaar, naar woningmarktpositie voor verhuizing, peiljaren 2006 en 2009
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule WoON 2009
Figuur 4.2 uit Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011
Vooral de starters die naar een huurwoning willen verhuizen, blijven daarin slagen (zie onderstaand figuur). De huursector is minder hard geraakt door de crisis op de woningmarkt. Starten in de koop is – ondanks de lagere prijzen – lastiger geworden. Dit hangt volgens de onderzoekers waarschijnlijk samen met de striktere criteria van hypotheekverstrekkers.
Slaagratio na drie jaar, naar woningmarktpositie voor verhuizing: gewenste eigendomssector, peiljaren 2006 en 2009
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule WoON 2009
Figuur 5.4 uit Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011
Hoge inkomens blijven slagen in de huur
Alle inkomensgroepen hebben te maken met een duidelijke daling van de daadwerkelijke verhuizingen. Uitzondering vormen inkomens vanaf €43.000 die naar de huur willen verhuizen.
MeerDeze inkomensgroep slaagt in de huur tijdens de crisis net zo goed als voor de crisis. De andere inkomensgroepen (met uitzondering van starters) slagen tijdens de crisis zowel in de huur als in de koop minder goed. Vooral de huishoudens met een inkomen vanaf €43.000 die naar een koopwoning wilden verhuizen, slagen daar duidelijk minder in dan voor de crisis (zie figuur hieronder).
Slaagratio doorstromers na drie jaar, naar inkomensklasse* en gewenste eigendomssector, peiljaren 2006 en 2009
*Huishoudensinkomen van de respondent op moment van de enquête.
Starters zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule
WoON 2009
Figuur 5.6 uit Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011
Ongeveer een derde verhuisde ‘spontaan’
Een derde van de verhuizers is ‘spontaan’ verhuisd. Zij hadden tijdens de enquête van het WoON geen verhuisplannen.
MeerDe relatieve grootte van deze groep is niet beïnvloed door de crisis. Zowel vóór als tijdens de crisis maken spontane verhuizingen een derde van het totale aantal verhuizingen uit (zie tabel hieronder).
Opvallend is dat het aandeel spontane verhuizingen ongeveer twee keer zo hoog ligt onder doorstromers als onder starters.
In 81% van de spontane verhuizingen is het aantal personen in het huishouden veranderd in het jaar voorafgaand of na de verhuizing. Bij de geplande verhuizingen was dat 74%.
Aandeel spontane verhuizers op totaal aantal verhuisden, naar woningmarktpositie, peiljaren 2006 en 2009
Woningmarktpositie | 2006-2008 | 2009-2011 |
---|---|---|
Starter | 24% | 24% |
Doorstromer vanuit koop | 46% | 52% |
Doorstromer vanuit huur | 40% | 40% |
Totaal | 35% | 36% |
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule WoON 2009
Tabel 4.2 uit “Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011”
Eengezinswoning en gemeente blijken ‘harde’ woonwensen
In de vragenlijst van het WoON wordt ook gevraagd in welke gemeente en in wat voor type wijk mensen willen wonen. Driekwart van de verhuizers is verhuisd naar de gewenste gemeente, terwijl de helft verhuist naar het gewenste type buurt (ook wel: woonmilieu).
MeerBlijkbaar is de gemeente een ‘hardere’ woonwens dan het woonmilieu. En zijn ze bereid te kiezen voor een ander woonmilieu als ze dan wel in de gewenste gemeente kunnen wonen. Dit geldt met name voor gezinnen. Zij hebben waarschijnlijk een uitgebreider sociaal netwerk in de woonplaats zelf dan paren of alleenstaanden.
Van de verhuisgeneigden die niet slagen in de koopsector, wijkt zo’n 20% uit naar de huursector. Dat geldt zowel voor als tijdens de crisis in ongeveer dezelfde mate. Dit proces wordt substitutie genoemd en geeft een beeld van de ‘hardheid’ van de verhuiswensen. Huishoudens die willen verhuizen naar een eengezinswoning passen weinig substitutie toe (zo’n 10%). Zij houden vast aan deze wens, crisis of geen crisis. Over het algemeen geldt dat starters meer bereid zijn tot substitutie en mede daarom erin slagen om hun verhuisplannen te realiseren.
Verhuisde huishoudens naar huishoudenstype* en gewenste gemeente en woonmilieu
Alleen | Paar | Huishoudens met kinderen |
|
---|---|---|---|
2006-2008: Verhuisd naar gewenste gemeente | 68% | 72% | 76% |
2006-2008: Verhuisd naar gewenst woonmilieu | 44% | 49% | 51% |
2006-2008: Verhuisd naar gewenste gemeente en gewenst woonmilieu | 35% | 40% | 45% |
2009-2011: Verhuisd naar gewenste gemeente | 70% | 70% | 77% |
2009-2011: Verhuisd naar gewenst woonmilieu | 55% | 56% | 62% |
2009-2011: Verhuisd naar gewenste gemeente en gewenst woonmilieu | 44% | 45% | 53% |
*Het huishoudenstype zoals de respondent dat na de verhuizing voor
ogen heeft
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule
WoON 2009
Tabel 5.7 uit “Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011”
Veel verhuizingen hangen samen met een verandering in de samenstelling van het huishouden
Met de Verhuismodule kan de relatie tussen verhuisgedrag en veranderingen in het huishouden worden geanalyseerd. Ongeveer de helft van de verhuizingen valt min of meer samen met een verandering in het huishouden. Bij ongeveer 10% van de niet-verhuizers is er iets veranderd in het huishouden.
MeerDat geldt zowel voor niet-verhuizers die wel van plan waren te verhuizen als niet-verhuizers die niet verhuisgeneigd waren.
Zoals te verwachten, spelen scheidingen een veel grotere rol bij spontane verhuizingen dan bij geplande verhuizingen.
Aandeel huishoudens met een verandering in de huishoudenssamenstelling (exclusief starters), periode 2006-2008 en 2009-2011
Verhuisgeneigd VERHUISD | Spontane verhuizers* | Verhuisgeneigd NIET VERHUISD | Niet verhuisgeneigd NIET VERHUISD | |
---|---|---|---|---|
Periode 2006-2008 | 54% | 51% | 15% | 11% |
Periode 2009-2011 | 39% | 46% | 14% | 12% |
*Huishoudens die in de enquête aangaven niet te willen verhuizen,
maar uiteindelijk wel verhuisden
Bron: CBS en BZK, 2014, Verhuismodule WoON 2006 en Verhuismodule
WoON 2009
Tabel 8.1 uit “Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011”
Verhuismodule unieke combinatie van vragenlijst- en longitudinale registratie-gegevens
In de Verhuismodule van het WoonOnderzoek Nederland worden de ruim 60.000 respondenten, die hebben meegedaan aan (de basismodule van) het WoON, drie jaar digitaal gevolgd door het CBS. Periodiek (na 1, 2, respectievelijk 3 jaar) wordt de situatie van de respondenten opnieuw in beeld gebracht. Dat gebeurt op basis van registratiebestanden, zoals de GBA, de BAG en Belastingdienstgegevens.
MeerDe basismodule van het WoON bestaat grotendeels uit een vragenlijst, waarin onder andere wordt gevraagd of mensen de komende twee jaar willen verhuizen en (in dat geval) welke kenmerken de gewenste woning heeft. Met de Verhuismodule kan worden gekeken in hoeverre de verhuisplannen leiden tot daadwerkelijke verhuizingen. En of de woonwensen (de kenmerken van de gewenste woning) daadwerkelijk worden gerealiseerd. Anders gezegd: de discrepantie tussen gepland en feitelijk verhuisgedrag kan in beeld worden gebracht. Bovendien kan de relatie tussen verhuisgedrag en veranderingen in het huishouden en het inkomen worden geanalyseerd. Dit levert nieuwe inzichten in de samenhang tussen veranderende omstandigheden en veranderingen in het gedrag op de woningmarkt.
Ook geeft de Verhuismodule een beeld van het aantal en de kenmerken van ‘spontane verhuizers’: huishoudens die geen verhuisplannen hadden, maar toch zijn verhuisd. Hoewel spontane verhuizers een aanzienlijk deel van de verhuizingen voor hun rekening nemen, was het tot nu toe lastig om deze groep in kaart te brengen.
De combinatie van enquêtegegevens met registratiegegevens levert een uniek bestand op. Niet eerder is een dergelijk bestand met zulke uitgebreide registratiegegevens gemaakt. Het bestand bevat kenmerken van de samenstelling en het inkomen van het (nieuwe) huishouden en kenmerken van de nieuwe woning (huur/koop, eengezins/meergezins, oppervlakte en WOZ-waarde). Ook het longitudinale karakter van het bestand is zeldzaam.
Voor deze infographic is gebruik gemaakt van bestanden, gemaakt door het CBS, die hebben betrekking op het WoON 2006 (oftewel 2006 t/m 2008) en het WoON 2009 (oftewel 2009 t/m 2011). Met deze bestanden kan de situatie op de woningmarkt vóór de crisis (2006 t/m 2008) worden vergeleken met de situatie tijdens de crisis (2009 t/m 2011). Het CBS werkt nu aan de Verhuismodule van het WoON 2012 (oftewel 2012 t/m 2014).
De bestanden van de WoON Verhuismodule worden beschikbaar gesteld voor (wetenschappelijk) onderzoek. Onderzoekers kunnen het gratis aanvragen op de website van het elektronisch archiveringssysteem DANS. Daarnaast wordt het bestand beschikbaar gesteld via het CBS.
Meer informatie
Bovenstaande gegevens komen uit het rapport “Verhuiswensen en feitelijk gedrag op de Nederlandse woningmarkt 2006-2011”.
Voor meer informatie over het WoonOnderzoek Nederland (WoON) en de Verhuismodule kijk op www.rijksoverheid.nl/woon of neem contact op via Postbus.WoONinfo@minbzk.nl.