Opstelten en Teeven willen Nederlandse strafwet ruimer toepassen
Minister Opstelten en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie stellen voor de Nederlandse strafwet in meer gevallen in te zetten als Nederlanders in het buitenland slachtoffer zijn geworden van een misdrijf. Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat de beide bewindslieden bij de Tweede Kamer hebben ingediend. De regeling sluit aan bij het beleid van het kabinet om de positie van slachtoffers te versterken.
Als de autoriteiten in het land waar het misdrijf is gepleegd niet optreden, moet Nederland zich actief opstellen en alles in het werk stellen om de dader(s) op te sporen en te straffen, aldus Opstelten en Teeven. De mogelijkheden daartoe zijn nu beperkt. Niet alleen moet het recht zijn loop krijgen, belangrijk is ook dat Nederlandse slachtoffers en nabestaanden daadwerkelijk steun krijgen. Het kan nu voorkomen dat geen enkel land optreedt, omdat bijvoorbeeld voor Nederland rechtsmacht ontbreekt. Die leemte willen de bewindslieden opvullen. Verder is de maatregel voorgesteld met het oog op de sterke toename van het vrije verkeer binnen de Europese Unie en de internationalisering van de samenleving.
Daarnaast vervalt het huidige onderscheid in rechtsmacht tussen Nederlanders en vreemdelingen die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats hebben. Dit betekent dat vreemdelingen die ten minste vijf jaar onafgebroken rechtmatig in Nederland verblijven op dezelfde wijze als Nederlanders kunnen worden vervolgd voor misdrijven die zij in het buitenland hebben begaan. Mochten zij in het buitenland slachtoffer worden van een misdrijf dan biedt de strafwet dezelfde bescherming als voor Nederlanders.
Het wetsvoorstel verruimt de zogeheten extraterritoriale rechtsmacht van Nederland. Ook geeft de nieuwe regeling antwoord op een vraag van Tweede Kamerleden over toepassing van de Nederlandse strafwet op in Nederland verblijvende vreemdelingen die in het buitenland strafbare feiten plegen.