Geweld in de openbare ruimte
Toespraak door staatssecretaris Teeven tgv het congres ‘Verkenning nieuwe fenomenen geweld in de openbare ruimte’, Ede, Reehorst, 6 maart 2012.
Dames en heren,
Februari: een agent wordt in zijn arm gebeten en in het gezicht gespuugd, omdat hij een wild rijdende automobilist in Den Haag een boete wil geven. Januari: in Eindhoven en Oosterhout vallen groepjes onverlaten een jongen aan en schoppen hem in elkaar – twee bijna identieke zaken die leiden tot veel verontwaardiging. En iets eerder, vlak voor de jaarwisseling: dat verschrikkelijke incident in Almere, waar voetballers van een jeugdteam een 41-jarige grensrechter doodtrappen...
Een willekeurige greep, dames en heren, uit recente geweldsincidenten die in de media veel aandacht trokken. Het spreekwoordelijke topje van de ijsberg. U en ik weten immers dat geweld aan de orde van de dag is. Geweld in de wijken, in het uitgaansleven, in de sport en achter de voordeur. Geweld tegen agenten, tegen conducteurs, tegen ondernemers, toevallige passanten of personen in de familiekring. Dat gebeurt dag in, dag uit. De meeste van dit soort geweldsincidenten halen niet eens meer de pers. Kennelijk vindt men ze niet opzienbarend genoeg. Maar ik zeg u: voor mij is elk geweldsincident nog steeds schokkend. Elk slachtoffer is er één te veel. Geweld moet met alle kracht bestreden worden. Samen moeten we een vuist maken tegen geweld.
Dat gebeurt gelukkig ook. Het politieprogramma Aanpak Geweld bevat goede maatregelen, die in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het beteugelen van geweld. Ik vind het dan ook heel belangrijk en inspirerend om dit politiecongres over de aanpak van geweld in de openbare ruimte te mogen openen!
Dames en heren, bij die aanpak van geweld, staat de politie uiteraard niet alleen. Het kabinet-Rutte II heeft de bestrijding van geweld nadrukkelijk tot prioriteit benoemd. Geweld is onaanvaardbaar, aldus het Regeerakkoord. We zetten dan ook fors in op opsporing en strenge straffen voor geweldplegers – en dan met name voor plegers van geweld tegen vrouwen, kinderen, homo’s, sporters, ondernemers en functionarissen met een publieke taak.
Het beleid concentreert zich op twee onderscheiden groepen: op de daders, uiteraard, maar zeer zeker ook op de slachtoffers.
Om met die eerste groep te beginnen: plegers van geweld mogen de strafrechtelijke dans niet ontspringen. Het recht moet zijn loop krijgen en het slachtoffer genoegdoening voor het aangedane leed. Een passende straf is ook van belang om herhaling te voorkomen. Niet alleen zou bij geweldplegers die niet bestraft worden wel eens de indruk kunnen ontstaan dat ze met dit verwerpelijke gedrag makkelijk kunnen wegkomen. Maar ook: via goede, op de persoon gerichte, strafrechtelijke interventies kunnen we recidive van geweld voorkomen.
Dankzij de inspanningen van de politie, krijgen we die geweldsplegers ook steeds beter in beeld. Zo is het ophelderingspercentage voor geweldsdelicten het afgelopen jaar opnieuw toegenomen: van 59% naar 67%. Daar wil ik de politie graag mee complimenteren! Geweld heeft duidelijk prioriteit in de opsporing. En het politieprogramma Aanpak Geweld betekent een verdere investering in het goed zicht krijgen op geweldplegers. Denk maar aan het uitvoeren van geweldscans in de wijken en het opstellen van landelijke en regionale overzichten van veelplegers van geweld.
Dames en heren, ook in het verdere strafrechtelijk traject wordt geweldplegers goed duidelijk gemaakt dat geweld onacceptabel is. In een aantal specifieke situaties eist het OM bovendien een extra zware straf, bijvoorbeeld in het geval van geweld tegen functionarissen met een publieke taak. Of als er, zoals in veel gevallen van geweld, alcohol in het spel is. U en ik weten het allemaal: alcohol, ook in combinatie met drugs, heeft een ontremmende werking en kan eerder leiden tot agressief gedrag. Gelukkig heeft een omslag plaatsgevonden in het denken. Vroeger werd middelengebruik nogal eens als excuus gebruikt. “Ik had gedronken, edelachtbare, ik bedoelde het niet zo...” Alsof alleen de drank schuld heeft aan het agressieve gedrag. Zulke smoesjes worden nu niet meer geaccepteerd. Wie geweld pleegt onder invloed, is in feite juist dubbel verantwoordelijk. Je wéét immers dat alcohol ertoe kan leiden dat je jezelf niet meer in de hand hebt. Bezint eer gij drinkt. Het kabinet is dan ook van plan alcohol- en drugsgebruik als grond voor strafverzwaring te laten aanmerken. En het wetsvoorstel dat de politie de bevoegdheid geeft om bij geweldplegers middelentesten af te nemen, gaat nog dit voorjaar naar de Tweede Kamer.
Informatie over het middelengebruik kunnen we ook benutten om geweld te voorkómen. Er zijn verschillende voorwaardelijke sancties die dit beogen. Denkt u maar aan het alcoholverbod, het locatieverbod en aan gedragsinterventies die ingrijpen op het middelengebruik. Voorkomen is – zeker waar het gaat om geweld - immers altijd beter dan genezen.
Interessant, in dit kader, is ook een pilot die onlangs van start is gegaan in Amsterdam. Doel is de informatiepositie van politie en bestuur te verbeteren, door de Spoedeisende Hulp van de ziekenhuizen bij letselslachtoffers gegevens te laten vragen over de plaats, het tijdstip en de manier waarop het geweld heeft plaatsgevonden. Die informatie kan in belangrijke mate bijdragen aan een goede preventieve aanpak van geweld. Amsterdam richt daartoe een speciale Violence Prevention Board op. Dat biedt perspectieven. In Wales, om precies te zijn in Cardiff, leidde een zelfde soort pilot tot afname van het zwaardere geweld met zo’n 40%! Afgelopen november was ik een van de ondertekenaars van het convenant met de Amsterdamse ziekenhuizen om die registratie te beklinken. Uiterlijk medio dit jaar zullen alle Spoedeisende Hulp-posten in Amsterdam ermee aan de slag zijn.
Dames en heren, het voorkomen van geweld raakt het hart van het beleid waar ik als staatssecretaris voor sta. Hoe minder geweld, hoe minder slachtoffers van geweld. Op 22 februari, rond de Europese dag van het slachtoffer, heb ik mijn visie op het slachtofferbeleid voor de komende jaren ontvouwd. Die brief is niet onopvallend gebleven. In de media is een groot debat ontstaan over de uitbreiding van het spreekrecht. Mijn brief gaat echter over veel meer. De behoeften van de slachtoffers staan daarbij centraal.
In de eerste plaats gaat het slachtoffers om erkenning. Erkenning van het leed dat hen is aangedaan. Daarbij past een zorgvuldige bejegening van het slachtoffer en een tijdige en adequate informatievoorziening. Daar werken we dan ook aan. Om de informatievoorziening verder te verbeteren werken we bovendien aan één informatiekanaal voor slachtoffers. De eerste resultaten hiervan verwacht ik dit voorjaar. Ook zullen in de beroepsopleidingen binnen de organisaties in de justitiële keten meer aandacht zijn op slachtoffers en hun rechten. Ik vind dat de zorg voor slachtoffers in hoofd, hart en handelen van de medewerkers moet komen. Dat geldt wat mij betreft ook voor u die hier vanmorgen aanwezig bent.
Een betere bescherming van slachtoffers, niet alleen fysiek maar ook op het gebied van privacy, vormt ook een pijler van mijn beleid. Het gaat om maatwerk. Daarom gaan we een speciale methodiek ontwikkelen, om de specifieke behoeften van elk slachtoffer in beeld te brengen. Bijvoorbeeld een gebieds- of contactverbod voor de geweldpleger, tijdens zijn verlof of voorwaardelijke invrijheidsstelling. Maar ook om een betere bescherming van de privacy van het slachtoffer tijdens de rechtszitting.
Slachtoffers hebben ook recht op een goede ondersteuning. U hebt het ongetwijfeld gehoord of gelezen: twee weken geleden heb ik besloten het casemanagement, dat Slachtofferhulp Nederland zo uitstekend verzorgt, uit te breiden tot slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Deze casemanagers begeleiden het slachtoffer gedurende het hele traject van de opsporing en vervolging, regelen juridische bijstand, bieden begeleiding bij de verwerking en kunnen optreden als intermediair tussen het slachtoffer en justitiële instanties, uitkeringsinstanties en/of werkgevers. Tot voor kort kwamen alleen nabestaanden van slachtoffers van moord en doodslag in aanmerking voor een casemanager. Onderzoek wijst uit dat zij deze vorm van hulpverlening sterk waarderen. Voortaan kunnen dus ook slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenzaken hiervan gebruikmaken.
Tot slot de schadeloosstelling van het slachtoffer. Uitgangspunt daarbij is: de dader betaalt. De praktijk wijst uit dat het voor verzekeraars soms lastig is om de schade op de dader te verhalen. Daarom werk ik, samen met het OM, aan het opheffen van belemmeringen die verzekeraars in dit opzicht ervaren. Als de schade niet op de dader verhaald kan worden, bijvoorbeeld omdat hij niet bekend is, kan het Schadefonds Geweldsmisdrijven een tegemoetkoming uitkeren. In lijn met het Regeerakkoord zullen ook dood-door-schulddelicten onder de werking van het Schadefonds gaan vallen. In sommige gevallen vindt herstel niet - of niet alleen – plaats via de financiële weg, maar via enigerlei vorm van communicatie tussen dader en slachtoffer. Voor slachtoffers die daar behoefte aan hebben, moet deze vorm van herstel landelijk beschikbaar komen. Met het oog daarop heb ik een beleidskader herstelbemiddeling ontwikkeld.
Dames en heren, u begrijpt het: over geweld valt veel te vertellen. Informatie-uitwisseling is dan ook een belangrijke doelstelling van dit congres. Gelukkig valt er tegen geweld ook veel te doen. Ook over best practices op dat terrein zult u met elkaar van gedachten gaan wisselen. Ik verwacht dat dit congres u veel inspiratie zal bieden voor een eenduidige en effectieve aanpak van geweld. Laat de daders niet lopen en laat de slachtoffers niet zitten!
Ik wens u een goede bijeenkomst toe!