Staatssecretaris Van Rijn: aanpak meisjesbesnijdenis nog steviger
De huidige aanpak van meisjesbesnijdenis met goede, gerichte voorlichting en de dreiging van zware straffen heeft effect. Dat blijkt uit onderzoek van Pharos in opdracht van het ministerie van VWS. Staatssecretaris Martin van Rijn stelt dat de aanpak verder wordt verstevigd. Er komt betere zorg en voorlichting voor vrouwen die er ooit slachtoffer van zijn geworden. Het strafrecht wordt uitgebreid op dit punt.
Uit het onderzoek van Pharos blijkt dat in ons land zo’n 30.000 vrouwen wonen die ooit slachtoffer geworden zijn van besnijdenis, voor het overgrote deel gebeurde dat voordat zij naar Nederland kwamen vanuit landen als Somalië en Egypte. Jaarlijks lopen zo’n 40 tot 50 meisjes het risico om besneden te worden bij familiebezoek in het buitenland. De onderzoekers kunnen geen concrete aanwijzingen vinden voor gevallen van meisjesbesnijdenis in Nederland. Het onderzoek concludeert dat de huidige combinatie van gerichte voorlichting, vooral via consultatiebureaus en schoolartsen, en de dreiging van zware sancties via het strafrecht en kinderbeschermingsmaatregelen effect hebben.
Waar mogelijk doorpakken
Staatssecretaris Van Rijn: “Het blijven confronterende cijfers maar het is hoopgevend dat het risico voor meisjes uit risicogroepen die hier langer wonen laag is. Waar mogelijk moeten we doorpakken in de strijd tegen meisjesbesnijdenis want elk geval is er één teveel.”
Betere zorg voor slachtoffers
Voor de 30.000 besneden vrouwen in Nederland worden op zes plaatsen speciale spreekuren opgezet door GGD Nederland. Daar kunnen zij terecht met vragen over de psychische en lichamelijke klachten – zoals terugkerende blaasontsteking - die vaak het gevolg zijn van besnijdenis. Ook wordt een campagne gesubsidieerd van de Federatie Somalische Associaties Nederland waarmee vrouwen worden geïnformeerd over de relatie tussen hun klachten en de besnijdenis. Deze campagne verwijst door naar de speciale spreekuren van GGD Nederland.
Strafrechtelijke aanpak uitgebreid
Het onderzoek toont aan dat de mogelijkheid van strafvervolging preventief werkt. De belangrijkste reden dat Nederlandse vrouwen uit risicolanden hun dochters niet (laten) besnijden is het wettelijke verbod en het risico dat de kinderen uit huis worden geplaatst. De gevangenisstraf voor het uitvoeren van meisjesbesnijdenis kan oplopen tot een maximum van 12 jaar. De strafrechtelijke aanpak van meisjesbesnijdenis wordt uitgebreid. Het ‘Wetsvoorstel tot verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking’ van de Minister van Veiligheid en Justitie dat op dit moment aanhangig is bij de Eerste Kamer maakt het straks mogelijk om in het buitenland gepleegde meisjesbesnijdenis, ongeacht de nationaliteit van de dader, ook in Nederland te vervolgen indien het slachtoffer ten tijde van het plegen daarvan de Nederlandse nationaliteit had of een vreemdeling is die haar vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland had.
Aandacht voor risicogroep nieuwkomers
Uit het onderzoek blijkt dat waarschijnlijk alleen meisjes uit risicolanden die tussen 0 en 10 jaar nieuw in Nederland aankomen risico lopen om besneden te worden. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft naar aanleiding van het rapport laten weten te zullen onderzoeken of en op welke wijze de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) nog meer aandacht aan het onderwerp kunnen besteden in hun contacten met risicogroepen.