Nederlands-Belgische Vereniging
Speech minister Timmermans tijdens diner Nederlands-Belgische Vereniging op 4 februari 2013 in Brasschaat.
Dames en heren,
Ik voel mij hier thuis.
Dat voel ik al sinds mijn vijfde jaar, toen wij vanuit Parijs in Sint-Stevens-Woluwe kwamen wonen.
Ik heb vanavond het genoegen naast twee zeer charmante tafelgenoten te zitten, waarvan één actief is in de zoo van Antwerpen.
Een zoo die ik al ken vanaf mijn vijfde of zesde jaar.
En toen ik in mei 2011 vijftig werd, hebben we een busje gehuurd en zijn we met mijn vier kinderen naar de zoo van Antwerpen gegaan.
Ik houd helemaal niet van verjaardagen, maar de vijftigste vonden ze thuis heel belangrijk.
Dus zijn we met dat busje naar Antwerpen gereden.
Om die dag op een plek te beleven die ikzelf, mijn oudste en mijn jongste kinderen altijd enorm heb gewaardeerd, waar wij nog dikwijls komen en ook nog vaak zullen zijn.
Die zoo van Antwerpen en Antwerpen zelf zijn onderdeel van wie ik ben, van waar ik mij thuis voel.
Voor mij is dit dus een thuiswedstrijd.
Los van de politieke samenstelling van deze zaal, dat is helemaal geen thuiswedstrijd.
Maar dat is ook helemaal niet erg.
Maar wel op de plek waar we zijn.
En ik zeg dat met zoveel nadruk, omdat ik wel eens de indruk heb dat Nederlanders Vlaanderen te vanzelfsprekend vinden.
En uiteindelijk steeds minder van Vlaanderen weten.
Als ik het over de loop van mijn eigen leven zie, durf ik de stelling wel aan dat wie nu naar Nederland kijkt vanuit Vlaanderen en naar Vlaanderen vanuit Nederland, minder van elkaar weet dan toen ik opgroeide.
Nederland is Nederlandser geworden.
En Vlaanderen is Vlaamser geworden.
Niet alleen binnen de federale structuur in België, maar ook ten opzichte van de Noordelijke buren.
En ik denk dat iedere Nederlander – en dat zijn er heel veel – die zegt: “ach, Vlaanderen mag er wel bij”, dat die niets van Vlaanderen weten.
Want als je iets van Vlaanderen zou weten, zou je die stelling niet zo gemakkelijk hanteren.
Vlaanderen is Vlaanderen.
Vlaanderen zal ook altijd Vlaanderen blijven.
Steeds in wisselende verhouding tot de federatie.
Tot België en tot de andere bewoners van België,
Maar toch, de idee dat Vlamingen en Nederlanders in politieke zin naar elkaar toegroeien, daar moeten wij ons van bevrijden.
De liefde tussen Nederland en België – meer in het bijzonder met Vlaanderen - is oud.
Maar zoals wel vaker met oude liefdes, die worden wel eens verwaarloosd.
Of teveel voor vanzelfsprekend aangenomen.
En die krijgen dan te weinig onderhoud.
En dat is af en toe een bron van echtscheiding.
Ik denk dat als ik iets mag toevoegen.
Met mijn persoonlijke ervaring, maar ook met mijn politieke opvattingen tussen Nederland en België, Wallonië en Vlaanderen.
Ik hoop op meer aandacht voor elkaar.
Meer aandacht voor elkaar en misschien ook wel meer kennis over elkaar.
Over elkaars drijfveren.
Over elkaar motieven.
Over elkaars structuren.
Want Nederland is zo’n beetje het meest gecentraliseerde land van Europa.
En als de meeste Belgen al niet weten hoe België in elkaar steekt, laat staan dat Nederlanders er dan nog wijs uit kunnen worden wie ze op welk niveau met welk onderwerp moeten benaderen.
Grote winst vind ik wel dat wij in de relatie tussen Nederland en België en Vlaanderen en Wallonië, niet meer net doen of Vlaanderen een provincie is van België.
Of dat Wallonië een provincie is van België.
Maar dat wij vanuit onze regeringen met hun regeringen gelijkwaardige verhoudingen nastreven.
Het is niet voor niks dat de Nederlandse minister-president van plan is met de Vlaamse minister-president een handelsmissie te organiseren.
Dat is een blijk van waardering voor elkaar, maar ook een blijk van gelijkwaardigheid tussen beide regeringen.
Dat is voor mij en voor mijn regering ontzettend belangrijk.
Ik had het grote genoegen om bijna twee weken geleden aanwezig te mogen zijn bij een staatsbezoek aan Brunei en Singapore.
En de premier van Singapore die zei toen tegen ons: weet u, wij lijken op elkaar.
Wij zijn een klein land aan de rand van een groot continent.
U bent een klein land aan de rand van een groot continent.
Wij zijn enorm gericht op die achtergrond.
Voor onze economie is dat grote continent van heel groot belang.
En tegelijkertijd is de rest van de wereld en de openheid naar de rest van de wereld van groot belang.
En de schakel tussen dat grote continent achter ons en de rest van de wereld, dat is waar wij als Singapore onze toegevoegde waarde zien.
Laat ik nou denken dat dat letterlijk hetzelfde geldt voor Nederland en ik denk ook voor Vlaanderen.
Ik ben dan ook blij dat de haven hier zo prominent is vertegenwoordigd vanavond.
Want ik denk, als je het vanuit Singapore bekijkt, is er geen verschil tussen Rotterdam en Antwerpen.
Is er geen verschil tussen Vlissingen en Zeebrugge of Gent.
Voor de mensen in Singapore, voor de Aziatische markt, is het alleen zoeken naar de beste opening.
Waar zit de beste opening naar dat enorme Europese continent?
Waar wordt ons logistiek de beste mogelijkheid geboden?
Welke producten kunnen we het beste via welke haven naar Europa leiden?
Of vanuit Europa naar elders leiden?
En ik hoop dat we er vanuit de Nederlandse regering aan kunnen bijdragen dat wij in de komende jaren zo kijken naar de gemeenschappelijke ontwikkeling van dat havengebied.
Dat gebied loopt van Rotterdam tot Gent.
Dat is één gebied.
En laten we die landsgrenzen zou eens bekijken vanuit het perspectief van iemand die dat van buiten Europa bekijkt.
Niet van zo dichtbij.
In dit verband ben ik echt heel blij dat dit kabinet bij het aantreden van deze coalitie heel snel over eens waren dat deze Nederlandse regering de Scheldeverdragen onverkort zou uitvoeren.
Punt.
Daarmee ook niet langer het geduld van onze Vlaamse vrienden eindeloos op de proef stellen.
Want ik weet niet of het andersom zo geweest zou zijn.
Of wij in Nederland wel zoveel geduld betracht zouden hebben als onze partner in Vlaanderen zo slecht met onze verdragsverplichting zou zijn omgesprongen.
Ik ben blij dat we dit onderwerp nu eindelijk op een manier kunnen oplossen die goed is voor Vlaanderen.
Die goed is voor België.
Maar die ook heel goed is voor Nederland en de economische kansen die we zullen hebben in de toekomst, gelet op onze strategische positie aan de rand van een groot continent met de blik op de rest van de wereld.
Dames en heren,
Louis Paul Boon omschreef het ooit mooi: “Hollanders dat zijn Britten die aan de verkeerde kant van de weg rijden.”
Daarmee bedoelde Louis Paul Boon dat Nederlanders de neiging hebben zichzelf te zien als reserve-Britten.
Terwijl als je kijkt, als je probeert te objectiveren.
Wat vinden Nederlanders nu belangrijk?
Over hoe ze willen leven.
Over hoe ze willen samenleven met anderen.
Over hoe ze hun land willen zien.
Dan durf ik te stellen dat wij het meeste lijken op Vlamingen, op mensen uit Northrein-Westfalen en Nedersaksen.
Aan de andere kant van de grens met West-Duitsland.
En ik denk dan ook dat als je een iets langer perspectief neemt.
Over dit continent.
Over de Europese samenwerking.
Dat we ons veel bewuster moeten zijn dat we één regio vormen met België, met Vlaanderen en met Wallonië - alhoewel dat veel dichter tegen de Franse grens aanligt - maar in ieder geval met Vlaanderen en het westen van Duitsland.
Als je het van wat meer afstand bekijkt.
Die regiogedachte mag wat vaker vooropgesteld worden.
In de keuzes die wij maken
In onze economie.
In onze maatschappelijke opbouw.
En in de investeringen die wij plegen.
Ik heb onlangs een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over onze relatie met België, Vlaanderen en Wallonië.
En die brief kunt u allemaal van mij krijgen, ik zal er ook wat dingen uit naar voren halen.
Maar wat ik vanavond zou willen benadrukken - dat komt ook omdat ik net die reis heb gemaakt naar Azië, maar ook naar Latijns-Amerika - vanuit een afstand bekeken, zijn de verschillen tussen ons verwaarloosbaar.
We weten alleen te weinig van elkaar, omdat we de oude liefde teveel als vanzelfsprekend zien en te weinig onderhouden.
Te weinig onderzoeken.
Dit kabinet zal het wel meer onderhouden.
Meer onderzoeken.
Meer nieuwsgierigheid hebben voor wat er vlak over de grens gebeurt.
Niet ver gelegen van deze stad in Leuven, is een fenomenale ontwikkeling gaande.
In de driehoek Eindhoven-Leuven-Aken.
Op dit moment het meest kennisintensieve gebied van Europa.
Misschien wel van de wereld.
Met een enorme potentie om uit te groeien om nog steviger te worden als technologisch voorbeeld voor de rest van de wereld.
Dat is al zo.
De regio Eindhoven is niet zo lang geleden tot de ‘Smartest region in the world’ betiteld.
Maar dat is nog te klein.
Dat beklijft pas als we dat inderdaad in die driehoek Eindhoven-Leuven-Aken verstevigen.
Daar hebben we de federale overheid bij nodig.
Wij noemen dat in Nederland inmiddels de Triple Helix.
Dat betekent een intensieve samenwerking tussen het bedrijfsleven, de wetenschap en de overheid.
Maar er zijn nog steeds grensbelemmeringen.
We hebben daarom overheden nodig in Nederland, in Northrein-Westfalen in Duitsland, Vlaanderen en België, maar ook Wallonië, want Luik zit er dicht tegenaan, om er een geweldig succes van te maken.
Er zijn nog steeds barrières.
Ford Genk is een drama dat ons allemaal raakt.
Het is voor de industrialisering van ons gebied een drama.
En we kunnen niet laten gebeuren dat dit soort grote spelers het ene tegen het andere land uitspelen op basis van arbeidskosten.
Want dat is wat hier is gebeurd.
Maar om de gevolgen van de sluiting van Genk op te vangen, vind ik dat wij aan de Nederlandse kant van de grens ook een verplichting hebben.
Want er zijn ook voor Nederland kansen.
Zodat mensen die bij Ford werken straks zonder al teveel problemen bij Nedcar in Born aan de slag kunnen.
Bij de bedrijfstakken vlak over de grens aan de slag kunnen waar behoefte is – zeker over een paar jaar – aan gekwalificeerde arbeidskrachten.
We zijn er nog steeds niet in geslaagd om de barrières in de arbeidsmarkt weg te nemen.
Ondanks de inspanningen van velen, waaronder de Benelux,.
Nog steeds wordt er moeilijk gedaan, ook door Ford Genk, door de verschillende organisaties aan beide kanten van de grens, om tot een snelle uitwisseling van gekwalificeerd personeel te komen.
We hebben nog een hele wereld te winnen.
En ik wil mij daarvoor inzetten.
Voor de oplossing van die grensoverschrijdende problemen.
En velen met mij.
Gelukkig aan beide kanten van de grens.
Zo’n drama mag ons niet overkomen.
En als het ons overkomt, moeten we samen de schouders eronder zetten om het op te lossen.
Die commitment geven wij elkaar over de grens heen.
Als andersom in Zeeland iets gebeurt, waar ook Antwerpen iets kan betekenen, rekenen wij erop dat Antwerpen en Vlaanderen zich daar ook aan zullen committeren.
Ook in de rest van de wereld gaan we meer samenwerken.
Ik heb met Didier Reynders afgesproken, de federale minister van buitenlandse zaken, dat wij razendsnel zullen overgaan tot het samen innemen van gebouwen in het buitenland die dan kunnen dienen als Nederlands-Belgische ambassades of als Benelux-ambassades.
We willen een lijst maken van zo’n twintig plekken op de wereld waar dat zou kunnen.
En we zijn al echt een eind op weg.
Dat is geen toekomstmuziek.
Dit gaat in de komende tijd tot hele concrete resultaten leiden.
Daar wordt door onze diensten heel hard aan gewerkt.
Ik wil ook dat de Benelux buiten Europa en buiten de Benelux fysiek zichtbaar wordt.
Laat die drie vlaggen naast elkaar hangen aan zo’n gebouw.
Ook als Luxemburg er slechts een beperkte, tijdelijke of regelmatige aanwezigheid heeft, prima.
Het blijven dan toch plekken waar de Benelux samen vertegenwoordigd is.
Ik zou dat een mooi symbool vinden.
De Benelux ook als initiator en aanjager van de Europese integratie.
Dames en heren,
We weten allemaal dat de Europese gedachte op dit moment niet op heel veel populariteit kan rekenen.
Dat heeft met heel veel dingen te maken.
In de eerste plaats dat Europa wel veel heeft beloofd, maar veel minder heeft waargemaakt.
Tegelijkertijd ook het gevoel dat het sociaal contract waarop iedere samenleving gebaseerd is door de mondialisering ter discussie staat.
En Europa wordt gezien als een kracht die de Europeanen niet behoed voor de negatieve kanten van globalisering.
Maar juist werkt als een agent van de negatieve kanten van de globalisering.
En dat geeft Europa een ontzettend slechte naam.
Tegelijkertijd denk ik dat een groot deel van de Nederlanders, Belgen en Vlamingen ervan overtuigd is dat de Europese idee – de idee Europa – nog steeds zeer waardevol is.
Alleen in de beleving van veel mensen is de idee Europa versmald tot Brussel.
Tot de instituten.
Tot teveel verdienende ambtenaren.
Tot commissarissen die wel met hun portefeuille maar niet met de mensen bezig zijn.
Op het moment dat we Europa niet meer zien als middel, maar als doel van de Europese integratie, dan raak je de mensen, de Vlamingen de Nederlanders kwijt voor dit voor ons zo belangrijke project.
En waar ik ook een rol zie voor de Benelux, voor Nederland, voor België, voor Vlaanderen, is een discussie over waarom Europa.
Elkaar te voeden met ervaringen, ideeën en gedachten over waarom wij kiezen voor de Europese integratie.
Waarom wij denken dat het voor het moderniseren van het sociale model waar wij allemaal in geloven - met de nuances tussen ons – essentieel is.
Zodat onze kinderen en kleinkinderen dat sociale model straks ook hebben.
En dat het zoeken achter de nationale grenzen niet is wat sommigen ervan verwachten.
En in die zin denk ik dat het voor Nederland een interessante les zou zijn.
Vlamingen kunnen laten zien dat zij fier zijn op wie zij zijn, zonder dat dit noodzakelijkerwijs hoeft te leiden tot het afwijzen van Europese samenwerking of Europese integratie.
In Nederland is de discussie vaak versmald.
Het is de vraag die mij het meeste gesteld is in de afgelopen tien jaar:
Wat ben jij nou eigenlijk?
Ben jij nou een Nederlander?
Of ben je nou een Europeaan?
Een onzinnige vraag die ik niet anders kan beantwoorden dan door tegen mensen te zeggen: ik ben van geboorte Maastrichtenaar.
En ik ben Limburger.
Omdat ik Maastrichtenaar ben, kan ik ook Limburger zijn.
Omdat ik Limburger ben, kan ik ook Nederlander zijn.
En omdat ik ook Nederlander ben, kan ik Europeaan zijn.
Zo zit het in elkaar.
En ik hoop dat wij samen – want Vlamingen zeggen dan wel ik ben Vlaming en misschien slaan ze het stapje België af en toe over – maar ook het feit dat ze Vlaming zijn vertalen ze in: en daarom ben ik Europeaan.
Ik geloof dat dit een groot goed is dat discussie nodig heeft.
Ik moet opeens aan de speech van Margareth Thatcher denken in Brugge in 1988.
Als je die speech nu terugleest denk je, goh, wat een pro-Europees verhaal.
Serieus.
Haar grootste vrees was dat de Europese samenwerking als deze nog verder zou gaan, ertoe zou leiden dat Britten geen Britten meer konden zijn.
Nederlanders geen Nederlanders.
Duitsers geen Duitsers.
Maar als we nu kijken.
25 jaar later.
Is Vlaanderen minder Vlaams dan 25 jaar geleden of misschien zelfs meer Vlaams?
Denkt u dat de federalisering van België moeilijker is gemaakt door de Europese integratie, of juist makkelijker?
Uw ervaringen, want ik denk dat ik het antwoord wel weet, zouden heel behulpzaam kunnen zijn in het Nederlandse debat.
Er is geen tegenstelling tussen koesteren en versterken.
Waar Europa leeft, dat is niet in de instellingen.
Dat is niet in de hoofdsteden.
Dat is niet in de verdragen.
Europa leeft daar waar de mensen leven.
Daar waar ze zich thuis voelen.
Daar waar ze hun identiteit koesteren.
Wij gaan, waar ik vandaan kom, vanaf zaterdag het carnavalsgeweld in.
Heel veel mensen in de rest van Nederland denken, die mensen zijn gek.
Maar dat is wel wat wij koesteren.
Dat is onze identiteit.
Die vinden wij bij ons passen.
Die neemt niemand ons af.
En de Europese integratie heeft dat niet verminderd.
Op geen enkele manier.
De Europese integratie maakt het wat makkelijker om de nationale grenzen wat te relativeren.
En maakt de centripetale krachten in ieder politiek bestel van de natiestaat wat meer ontspannen aan de variaties van de grenzen van de Europese naties.
Dus ik denk dat het Vlaamse zelfbewustzijn, de Vlaamse identiteit gediend is geweest in de afgelopen 60 jaar bij de Europese integratie.
En zo hoort dat ook door de wat meer zelfstandigheid – ik zal geen andere woorden kiezen, bovendien de burgemeester is er niet vanavond – van politici in Vlaanderen die ik ook zie.
Er is geen contradictie tussen meer bevoegdheden voor Vlaanderen en een voortgezette Europese integratie.
Dat vind ik een les die wij ons in Nederland aan mogen trekken.
Ik ben hier opgegroeid.
Wat heb ik als eerste geleerd toen ik hier kwam?
Zo snel mogelijk Vlaams leren.
Iedere relatie met het Nederlandse idioom verbreken.
Want het was een dagelijks genoegen van de leraren op mijn basisschool om mij iets te laten zeggen dat zo evident Hollands was dat de rest van de school er om kon lachen.
Dikwijls lieten ze mij ‘vaak’ zeggen, terwijl ik dikwijls had moeten zeggen.
Ik kan mij nog herinneren dat ik ’s ochtends bij de hoofdmeester – meester Bosman – werd geroepen.
Omdat ik dat hij mij om een boodschap wilde sturen voor zijn klas.
Ik zat toen in de derde klas.
Hij was de meester van de zesde klas.
Hij zei: wat hebt gij gegeten vanochtend op uwen boterham?
Ik was zo dom, of niet alert genoeg, en ik zei: jam.
Totale hilariteit in de klas.
En ik heb de rest van mijn tijd nooit meer jam gezegd, maar altijd confituur.
Het is heel grappig om te zien dat er laatst in Nederland een lijst is gemaakt van de tien meest gebruikte neologismen van het Nederlands.
En dat daarnaast ook zo’n lijst is gemaakt in Vlaanderen.
Niet één woord kwam overeen.
Tien verschillende woorden in Nederland en in Vlaanderen.
Frietchinees hadden wij niet in Nederland.
Wel in Vlaanderen.
Facebookmoord hadden we niet in Vlaanderen.
Wel in Nederland.
Het is een ontzettend interessant gegeven dat samenlevingen van elkaar gaan verschillen hoewel wij een taal delen – met de nuances – op het moment dat de collectieve ervaring als samenleving niet meer overlapt.
Dat zie je duidelijk tussen Nederland en Vlaanderen.
En volgens mij, corrigeer mij als ik dat verkeerd zie, heeft dat alles te maken met de komst van commerciële televisie.
Althans, de komst van heel veel tv-kanalen.
Want in het verleden, toen ik opgroeide, had je twee kanalen aan onze kant van de grens.
En een of hooguit twee aan deze kant van de grens.
En dan af en toe nog een verdwaalde Duitser.
Of een Waal erbij.
Dus je zag ook elkaars televisie veel meer.
Dat gezegd zijnde, is de oversteek op allerlei gebied nog heel groot.
Managers werken in Nederland en werken in Vlaanderen.
Leren van elkaar.
Schrikken van de culturele verschillen.
Leren daar weer van en worden er betere managers van.
De culturele wereld in Vlaanderen zou net zo ondenkbaar zijn zonder Nederlandse inbreng als de culturele wereld in Nederland zonder Vlaamse inbreng.
Ivo van Hove is een van onze allergrootste theatermakers.
Peter Vandermeersch is hoofdredacteur van een van de grootste Nederlandse kranten. Ik geloof zelfs dat een van zijn collega’s hier is vanavond.
Vandermeersch is iemand die keiharde dingen kan zeggen, maar door zijn Vlaamse accent de Nederlanders voortdurend fopt dat het geen keiharde dingen zijn.
En Johan Simons.
NTGent is het allerbeste Nederlandstalige theatergezelschap.
Johan Simons is inmiddels naar München vertrokken, maar ik denk dat hij dat samen met zijn collega’s tot stand heeft gebracht.
In Gent zit het allerbeste, meest inspirerende Nederlandstalige theatergezelschap.
In mijn ogen, het is mijn subjectieve mening, dit is niet de mening van het kabinet.
Misschien mag ik het zo wat voorzichtiger formuleren.
Dankzij de combinatie van Nederlands en Vlaams talent.
Ik vind dat een enorm geschenk.
Dames en heren,
Ik ben gekomen hier vanavond, omdat u mij heeft uitgenodigd, maar ook omdat ik u wil zeggen dat Nederland terug is in het koesteren van de relatie met onze zuiderburen.
Omdat wij zien dat we elkaar zeer nodig zullen hebben voor de toekomstige ontwikkeling van de samenleving aan beide kanten van de grens.
Wij delen een visie op de samenleving, met alle nuanceverschillen die er zijn.
Wij delen een taal met alle nuanceverschillen die er zijn.
Zoals Oscar Wilde ooit heeft gezegd over Groot-Brittannië en Amerika: twee landen, gescheiden door dezelfde taal.
Dat kan je ook over ons regelmatig zeggen.
Dat heb ik mijn leven lang mogen ervaren.
Maar toch schept het een band die wij niet hebben met andere Europeanen.
Hoe vaak wij ook naar Spitting Image of Fawlty Towers kijken en dan de illusie koesteren dat wij Brits zijn.
Velen van u zijn Nederlanders die hier om wat voor een reden dan ook – ik kan wel raden waarom - zijn komen wonen.
Ik hoorde het net ook van mijn tafeldame, die komt uit Groningen en die woont hier nu en is heel gelukkig.
Ik hoor dat ook vaak in Limburg als mensen uit het Westen of Noorden er komen wonen.
Ze zeggen met een mengeling van verbaasdheid en bewondering: maar we zijn hier wel heel gelukkig.
Dat is het voordeel dat je hebt als je van beneden de grote rivieren komt.
Of zoals wij plegen te zeggen: bezuiden de grote riolen woont.
Wij delen vaak heel veel dingen met elkaar die door de nationale grenzen niet veranderd worden.
Maar die wel door de culturele grens duidelijk gemarkeerd wordt.
Want iedere grote rivier is een culturele grens.
En die loopt ook dwars door Nederland.
Laat mij dan de nuancering zijn tussen die werelden.
Dat wil ik ook graag zijn.
Ik heb ook met mijn Vlaamse en Belgische collega’s een hele goede werkrelatie kunnen opbouwen.
Omdat we deze visie delen.
Ik denk ook dat de visie alleen geschraagd kan worden als u erover praat.
Als u erover nadenkt.
En vragen stelt daarover.
Want de bottom line blijft, ik wil het nog een keer herhalen: wij investeren in elkaar.
In de relatie met elkaar.
Zodat wij geloven dat wij er samen, in de toekomst van Europa, veel sterker uitkomen dan als we het alleen proberen.
Dank u.