Minister Dijsselbloem nationaliseert SNS REAAL
Minister Dijsselbloem van Financiën maakte op vrijdag 1 februari bekend dat SNS REAAL volledig in handen van de Staat is gekomen.
Vandaag, vrijdag 1 februari 2013, is SNS Reaal volledig in handen gekomen van de Nederlandse Staat. Ik heb SNS REAAL op basis van de Interventiewet genationaliseerd, in overeenstemming met de minister-president en in nauw overleg met De Nederlandsche Bank, zoals de wet bepaalt.
Gisteravond werd duidelijk dat deze stap onvermijdelijk was geworden om verdere problemen voor de Bank, zijn klanten, de Nederlandse financiële sector en de Nederlandse economie te voorkomen. De afgelopen tijd heb ik alle private en publiek-private mogelijkheden om de problemen het hoofd te bieden nauwkeurig bestudeerd. Ik heb hierover ook vertrouwelijk een aantal keer de leden van de Vaste Kamercommissie voor Financiën van de Tweede Kamer geïnformeerd. Ook de Ministerraad is gedurende het proces meerdere malen geïnformeerd.
SNS Reaal had tot gisteravond zes uur de mogelijkheid om met een oplossing te komen. Deze deadline is door DNB voor het aanvullen van het kapitaaltekort gesteld. DNB heeft mij bericht dat de deadline is verlopen zonder dat het tekort is opgelost. Ik heb dus gisteravond moeten constateren dat er geen acceptabele totaaloplossing is. Zonder ingrijpen zou de SNS Bank onherroepelijk failliet gaan. Met het oog op de financiële stabiliteit heb ik daarom het uiterste middel moeten inzetten: nationalisatie van SNS REAAL.
Daardoor zijn het geld op 1,6 miljoen spaarrekeningen en 1 miljoen betaalrekeningen en de dienstverlening aan klanten van SNS Reaal zeker gesteld. De klanten kunnen dus gewoon bij hun geld, betalingen blijven doen en zonder onderbreking gebruik blijven maken van de diensten van SNS REAAL. Anders dan bij de eerdere staatssteun aan banken leveren de aandeelhouders, de achtergestelde crediteuren en de banken een substantiële bijdrage aan de kosten, waardoor de operatie niet alleen drukt op de schouders van de belastingbetaler.
Ik zal nu verder ingaan op achtereenvolgens de gekozen oplossing, de kosten en hoe het nu verder gaat met SNS. Allereerst de oplossing. De problemen van SNS zijn begonnen met de overname van de vastgoedportefeuille in 2006 en verder toegenomen als gevolg van de financiële crisis sinds 2008. DNB heeft zijn toezicht de afgelopen jaren met name hier op gericht. Toen de problemen verergerden, is eind 2011 een gezamenlijke werkgroep van DNB en mijn ministerie opgericht.
Deze heeft scenario's verkend en intensief gezocht naar private of publiek-private oplossingen. Ook SNS heeft zelf voortdurend actief gezocht naar dergelijke oplossingen. Deze hadden mijn nadrukkelijke voorkeur.
Een volledig private optie viel af toen de problemen van SNS REAAL zich verdiepten, waardoor de marktwaarde van het concern sterk verminderde. Dit maakte het onmogelijk voor SNS REAAL om voldoende kapitaal op de markt op te halen of om door verkoop van onderdelen de problemen het hoofd te bieden. Vanaf de zomer van 2012 is met de drie grootste Nederlandse banken gezocht naar een oplossing waarin zij met de Staat zouden participeren. Een aantal maanden later meldde zich een tweede private partij, een private equity fonds, dat bereid was onder voorwaarden kapitaal in SNS REAAL te steken. Een belangrijk onderdeel van dat voorstel was dat de Staat, al dan niet met de grote banken, risico's ten aanzien van het vastgoed zou afdekken.
In oktober is er in opdracht van Financiën ten behoeve van een publiek-private oplossing een onafhankelijke waardering gemaakt van de vastgoedportefeuille door een gespecialiseerd bureau. De resultaten daarvan maakte medio december duidelijk dat de problemen nog veel groter waren dan de betrokken partijen tot op dat moment hadden ingeschat. Het kapitaalgat was ook groter dan was ingeschat. In januari werd duidelijk dat de Europese Commissie grote twijfels had
bij een constructie waarin twee "staatsgesteunde" banken zouden deelnemen, aan wie een zogenoemde acquisitie verbod is opgelegd.
Er is ook daarna nog serieus verder gesproken met het private equity fonds over een overname, tot gisteren aan toe. De oplossingen van dit private equity fonds legden echter veel financieel risico en verantwoordelijkheid bij de Staat, zonder dat de Staat daarvoor voldoende zeggenschap en aandeel in de instelling terugkreeg. Het private equity fonds kon daarom uiteindelijk geen acceptabel alternatief bieden. Naast de optie met de grote banken en de optie met het private equity fonds hebben zich geen andere reële opties aangediend. Zonder dus een oplossing, met de deadline van DNB van gisteravond gepasseerd, ontstond er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de financiële stabiliteit. Ik heb moeten concluderen dat nationalisatie onvermijdelijk was.
Dan de kosten van de ingreep. Private partijen, die bewust een risico hebben genomen door
geld te steken in SNS, laat ik zo veel mogelijk meebetalen, binnen de grenzen die DNB verantwoord acht met het oog op de financiële stabiliteit. Dat betekent dat ik op basis van de Interventiewet niet alleen de aandeelhouders maar ook achtergestelde crediteuren heb onteigend. Hun vorderingen verliezen volledig hun waarde, wat ook zou zijn gebeurd als SNS failliet was gegaan. Daardoor dragen zij in totaal 1 miljard euro bij.
De kosten voor de Staat van de gekozen oplossing bedragen 3,7 miljard euro, op basis van berekeningen van DNB. Dat bedrag is opgebouwd uit een kapitaalinjectie van 2,2 miljard euro, een afschrijving van 0,8 miljard euro van de eerdere Staatssteun aan SNS REAAL en 0,7 miljard om de problematische vastgoedportefeuille te kunnen isoleren. Daarnaast verschaft de Staat 1,1 miljard euro aan overbruggingskrediet en 5 miljard euro aan garanties. Deze kosten leiden in 2013 tot een verslechtering van het EMU-saldo met 0,6 procent, en de EMU-schuld neemt toe met 1,6 procent.
Daartegenover staat dat ik in 2014 ten behoeve van de schatkist de Nederlandse banken een eenmalige heffing zal opleggen van 1 miljard euro. Die is mede gerechtvaardigd omdat de banken hoge kosten zouden hebben gehad bij een faillissement van SNS Bank, door het zware beroep dat rekeninghouders immers in die situatie zouden hebben gedaan op het depositogarantiestelsel.
Hoe nu verder met SNS? Tegelijkertijd met de nationalisatie van SNS REAAL vindt er een wisseling aan de top plaats. De heren Latenstein en Lamp, respectievelijk de CEO en CFO van SNS REAAL, hebben vandaag hun ontslag aangeboden. Ik heb de heren Van Olphen en Oostendorp bereid gevonden hen per direct op te volgen. Ook de voorzitter van de Raad van Commissarissen, de heer Zwartendijk, is teruggetreden. De huidige vice-voorzitter, de heer Overmars, zal hem tijdelijk waarnemen. Het spreekt voor zich dat voor de hele instelling de komende tijd loonmatiging het devies is. De nieuwe bestuursvoorzitter gaat minder verdienen dan zijn voorganger. En bonussen voor de bestuursleden waren en zijn niet aan de orde. Het nieuwe management heeft de opdracht om zodra het bedrijf is gestabiliseerd en de markt het toelaat onderdelen weer in private handen te brengen, bijvoorbeeld door verkoop.
Tot slot. Ik kan mij goed verplaatsen in de weerstand die velen zullen voelen omdat er opnieuw een groot bedrag aan publiek geld nodig is om een bank te redden. En dat, terwijl we toch al een financieel en economisch zware tijd doormaken. De noodzaak tot opnieuw overheidsingrijpen na de eerdere interventies van 2008 is een terugslag in onze inzet om de Nederlandse financiële sector weer robuust en maatschappelijk verantwoord op eigen benen te zetten. De noodzaak van dit type kostbaar overheidsingrijpen móet in de toekomst worden voorkomen. Ondanks de stappen die al gezet zijn zoals de introductie van de Interventiewet, de hogere buffereisen, het strenge toezicht, is er nog onvoldoende gedaan. Er moeten dus nog flinke stappen worden gezet.
Ik wil dat banken in de toekomst veel beter te scheiden zijn, waardoor niet een hele instelling maar alleen de publiek relevante delen gered hoeven te worden. Daarvoor is het advies van de Commissie Structuur Nederlandse Banken onder leiding van de heer Wijffels heel belangrijk.
Verder moeten instellingen zo snel mogelijk hun balans versterken. Ook wil ik dat er vaart wordt gemaakt met de zogenoemde living wills. In deze 'levende testamenten' wordt vooraf beschreven worden welke maatregelen de financiële instelling, DNB en ik als minister kunnen nemen als een concern in onomkeerbare problemen terecht komt. Het doel daarbij is om vitale functies overeind te houden en de risico's voor de belastingbetaler en besmettingseffecten te beperken.
Ik wil ook dat in de toekomst alle private partijen, ook niet-achtergestelde obligatiehouders, zoveel als mogelijk de rekening zullen betalen. Ik zal me daar actief voor inzetten bij de onderhandelingen in Europa. Tot slot wil ik dat in de toekomst, als de bijdrage van de private crediteuren bij een instelling in problemen ontoereikend is, de bankensector eerst zelf gaat betalen voor de kosten van een oplossing. Ik zet daarom in op een resolutiefonds dat gecombineerd kan worden met het depositogarantiefonds. Gegeven de schaal van sommige financiële instellingen in verhouding tot de Nederlandse economie is een robuuste oplossing ook een Europese oplossing. En dit bevestigt dus het grote belang van een Europees resolutiemechanisme.
Laat één ding duidelijk zijn: een herhaling van wat we vandaag hebben moeten doen, moet in de toekomst worden voorkomen.