Van Rijn neemt afscheid van voorzitter NVZ
Staatssecretaris Van Rijn heeft afscheid genomen van de voorzitter van de NVZ, Roelf de Boer. In een toespraak in sociëteit De Witte prees Van Rijn de afgetreden voorzitter voor zijn inspanning voor de ziekenhuissector en met name voor zijn rol bij het bereiken van het hoofdlijnenakkoord ziekenhuizen.
Allereerst mijn felicitaties voor Barbara Baarsma met de NVZ-penning. Als je iets van haar hoort, dan is dat altijd een fris geluid. Of je het nou met haar eens bent of niet, er komt van haar altijd wel een advies. Dat geldt ook voor haar rapport over een alternatief voor het macrobeheersinstrument. Belangrijke delen van het rapport zijn overgenomen in het regeerakkoord.
We zijn hier vandaag ter gelegenheid van het afscheid van NVZ-voorzitter Roelf de Boer.
Bij zijn aantreden was hij al wel bekend uit de krant en van tv, maar misschien nog niet zo bekend in de gezondheidszorg. De eerste echte kennismaking met de voorzitter van de NVZ, bleek heel belangrijk voor de ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg die sindsdien in gang zijn gezet. In dat gesprek ligt de basis van het hoofdlijnenakkoord ziekenhuizen, en dat akkoord is weer gevolgd door verschillende andere hoofdlijnenakkoorden met de GGZ en de huisartsen. Roelf zei in dat gesprek: ‘Er is zo veel aan de hand in de sector, er zijn zo veel discussies, zou het niet goed zijn een punt aan de horizon te zetten, die ons vastigheid geeft over de manier waarop wij onze ziekenhuizen kunnen runnen!’
Wat ik nog steeds heel sterk vind, is dat het hoofdlijnenakkoord over veel meer gaat dan geld. Het is een gezamenlijk plan voor de toekomst van de gezondheidszorg. Het gaat over gepast gebruik, over transparantie, over kwaliteit. Het brengt partijen in positie die met elkaar moeten zorgen dat het zorgstelsel gaat werken zoals het is bedoeld. Het gaat over het nemen van verantwoordelijkheid en het is veel meer dan alleen een financieel document.
In de gesprekken, de onderhandelingen, kwamen we bijvoorbeeld samen snel tot de conclusie dat concentreren noodzakelijk kan zijn, zeker als het gaat om hoog-complexe zorg waar maar weinig patiënten voor zijn. Al was het alleen al vanuit het oogpunt van de kwaliteit van de zorg. Wat u straks in het boekje dat u krijgt kunt lezen.
Want als uw eigen kind of uw moeder een ernstige aandoening heeft die complexe zorg vraagt, waar stuurt u ze dan heen? Als het antwoord daarop niet uw eigen ziekenhuis is, dan zegt dat niets over de kwaliteit van uw ziekenhuis, maar wel over de plek waar u in dit speciale geval u kind of moeder wilt laten behandelen.
Hoog-complexe zorg vergt een multidisciplinair team dat op elkaar is ingespeeld. Het vergt vaak dure apparatuur die rendabel moet zijn. Het vergt kennisdeling met andere topcentra in Europa en misschien wel de wereld. Mensen zijn bereid verder te reizen als dat betekent dat ze de beste zorg krijgen door de beste professionals in het vak.
En het is de uitdaging van de komende tijd om het verschil in resultaat bij de diverse ziekenhuizen zichtbaar te maken. En inderdaad ontstaat de transparantieparadox. De zorg wordt er niet slechter van als je publiceert, maar als je verschillen ziet denkt iedereen dat het slechter is geworden. De sector moet zelf toch transparant worden, moet zelf verantwoordelijkheid nemen. Die is er dan ook zelf bij om de resultaten uit te leggen. Dan valt er daadwerkelijk iets te kiezen voor patiënten en verzekeraars. Transparantie is ook van belang om patiëntveiligheid te vergroten.
Het hoofdlijnenakkoord gaat niet alleen over concentratie. Het gaat ook over deconcentratie, vooral van zorg voor chronisch zieken. Die chronische patiënt moet deze zorg dicht bij huis, van de huisarts om de hoek en aan het eind van de keten in het streekziekenhuis kunnen krijgen. Er zijn steeds meer mensen zijn met chronische ziekten. Daar zit een hele belangrijke oorzaak van de stijging van de toekomstige zorguitgaven. En daar ligt de toekomst voor heel veel ziekenhuizen. Een toekomst overigens waarin veel meer verbindingen tussen cure en care zullen ontstaan. En misschien hebben we dat verschil over tien jaar helemaal niet meer.
Dat betekent dat er in de bestuurskamer en samen met de zorgverzekeraars keuzes gemaakt moeten worden. Elk ziekenhuis staat voor de vraag: wat doe ik goed en waar wil ik nog beter in worden en met welke dingen kan ik maar beter stoppen? En als toezichthouder van een ziekenhuis heb ik meegemaakt hoe voor de hand het ligt en hoe mooi het is om dat op te schrijven, maar hoe moeilijk dat is om het in de praktijk te brengen. Degene die denkt aan deze keuze te ontkomen, vergist zich.
Dat vergt een enorme omslag en het is ingrijpend, want het vak wordt anders, afdelingen veranderen, misschien moeten mensen wel ergens anders gaan werken. Er zullen ook ziekenhuizen zijn die eenvoudige medische specialistische zorg kwijtraken. Of anders gezegd: er zullen ziekenhuizen zijn die de groei van de – vaak - chronische zorg zelf kwijtraken.
Bepaalde ziekenhuizen zullen zich, anders dan vroeger, er echt op moeten instellen dat omzetgroei niet meer een gegeven is. Sterker: sommige ziekenhuizen kunnen in de problemen komen. En dat zal ongetwijfeld heel veel discussie opleveren. Maar als dat het gevolg is van de bedoelde concentratie én spreiding van zorg ten dienste van de kwaliteit, dan zijn het wel de afspraken die we samen hebben gemaakt, toen we die stip aan de horizon hebben gezet, en waar we een handtekening onder hebben gezet.
Ziekenhuisbestuurder zijn, dat is al geen gemakkelijk vak. In de toekomst zullen moed en leiderschap een nog zwaarder beroep doen op de competenties van de ziekenhuisbestuurder.
De eerste kennismaking met Roelf de Boer betekende dus niet alleen een kennismaking met een vriendelijke man, maar ook een betrouwbare partner. Een man die de kwetsbaarheden van het systeem van onze gezondheidszorg zelf ook durfde bloot te leggen. En dat is heel belangrijk als je samen afspraken wilt maken. Met het hoofdlijnenakkoord ligt er een goed plan voor de toekomst. Niet eenzijdig opgelegd, maar samen gemaakt.
Zo heb ik Roelf ook leren kennen, bijvoorbeeld wanneer wij op een zorgreis discussieerden over de toekomst van de zorg. Want het is soms wel makkelijker praten als je niet in Nederland bent. Roelf de Boer is een man die zelfkritiek niet schuwt. De vanzelfsprekendheden van de eigen sector ter discussie durft te stellen, maar ook iemand die hecht aan respectvolle omgangsvormen.
Ik vind deze manier van werken uitermate belangrijk. Want de politiek kan iets wel willen en opschrijven, maar daarmee is het niet gedaan. Dan wordt het slechts: ‘u vraagt en wij draaien niet’.
Het regeerakkoord van dit kabinet zet juist in op intensieve samenwerking met de sector, die punten aan de horizon worden voortgezet, vanuit de gedachte dat het stelsel van de curatieve zorg nu moet gaan functioneren zoals dat de bedoeling is. The proof of the pudding is in the eating.
Dat het met minder moet, dat zijn moeilijke afspraken, met grote implicaties voor iedereen. Dat de kostengroei van de zorg niet op het oude pad kan doorgaan, is ook evident. Dat kunnen mensen straks niet meer opbrengen. We moeten keuzes maken en tegelijkertijd ook de dingen efficiënter aanpakken. Dat zal de komende tijd veel reuring geven, want het gaat niet zonder pijn. Ook de zorg, de cure en de care, ontkomt niet aan het maken van keuzes. Maar nu kunnen we bewijzen dat we ook de moeilijke dingen voor elkaar kunnen krijgen, omdat we allemaal het beste voorhebben met de gezondheidszorg.
Beste Roelf, hartelijk dank voor je scherpe blik, de prettige samenwerking en de goede relatie met het departement dat door jouw persoonlijke benadering met de NVZ is verdiept. Je hebt de zorg van dichtbij meegemaakt, als bestuurder maar ook persoonlijk. Ik hoop dat het op dat vlak wat rustiger wordt.
En wij hopen met je opvolger Yvonne van Rooy eenzelfde relatie te kunnen opbouwen. En ik ben daar eigenlijk wel van overtuigd. Want dan kunnen we samen onze gezondheidszorg, betaalbaar houden, van hoge kwaliteit en voor iedereen toegankelijk. Want dat is onze gezamenlijke opgave en onze gezamenlijke verantwoordelijkheid.