Toespraak Rutte op het Deltalinqs Jaardiner, Rotterdam
Toespraak van minister-president Mark Rutte op het Deltalinqs Jaardiner, Rotterdam 21 januari 2013
Jules Deelder zei ooit dat Rotterdam ‘niet te filmen’ is. Misschien kent u die dichtregels: Rotterdam is geen illusie / door de camera gewekt / Rotterdam is niet te filmen / Rotterdam is vééls te echt. Een mooi beeld – en helemaal raak natuurlijk. Op zijn Rotterdams.
Mijn vader, die voor de oorlog lang op de Maaskade heeft gewoond, kon altijd prachtig vertellen over dat échte Rotterdam van vroeger. Het Rotterdam van de sjouwers, zonder de containers die je nu overal ziet. Maar ook toen al een havengebied dat zich razendsnel ontwikkelde en waar het altijd gonsde van activiteit. Hij vertelde daar altijd over met een soort van aanstekelijke trots die je bij veel Rotterdammers ziet. Ook vandaag nog. Uw scheidende en uw nieuwe voorzitter, Wim van Sluis en Steven Lak, hebben het net weer eens bewezen. Rotterdammers staan met twee benen op de grond, maar zijn wel trots op hun stad. En terecht.
Kortom: goed om hier te zijn. Of eigenlijk moet ik zeggen: goed om hier wéér te zijn, want ik was hier een paar maanden geleden al op werkbezoek. Een bezoek dat in het teken stond van de techniek en het technisch onderwijs – daar kom ik zo nog even op terug. Op zo’n bezoek spreek je altijd met een kleine groep mensen. Vandaag krijg ik een mooie kans om kort een paar dingen te zeggen tegen de crème de la crème van het Rotterdamse bedrijfsleven. Want zoveel ondernemers bij elkaar, dat maak je zelfs in deze stad niet elke dag mee.
En ik begin met complimenten. Want Rotterdam heeft vorig jaar wéér betere overslagcijfers geschreven dan ooit. De grens van 450 miljoen ton is bijna gehaald. Dat is in dit gure internationale economische klimaat absoluut een opsteker. Voor Rotterdam, maar ook voor de rest van Nederland. Want deze stad is en blijft een van de belangrijkste slagaders van onze economie. Wat hier gebeurt, is belangrijk voor ons land. Zo eenvoudig is dat.
Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn. Want mooie overslagcijfers zeggen niet alles. Bedrijven hebben het moeilijk. De financiële resultaten en de werkgelegenheid staan onder druk. En het aantal faillissementen neemt helaas snel toe. Ook in deze stad. En eerlijk is eerlijk: 2013 belooft economisch gezien geen gemakkelijk jaar te worden. Zeker, er zijn voorzichtige en hoopgevende signalen dat we het dieptepunt van de crisis misschien hebben gehad. Maar er is ook nog genoeg dat duidt op het tegendeel. En zelfs als we weer op het pad omhoog komen, moeten we rekening houden met een stap-voor-stap herstel. Dat is de realiteit waar we voor staan. U als ondernemers, maar ook de overheid en ieder van ons als privépersoon.
U weet dat het kabinet ervoor kiest om niet weg te lopen voor de moeilijkheden. Daar is Nederland niet bij gebaat. Zeker niet op de wat langere termijn. Dus draait het bij alles wat we als kabinet de komende jaren gaan doen feitelijk om twee dingen: gezonde overheidsfinanciën en een sterke economie. En ik hoef u als ondernemers niet uit te leggen hoe nauw die twee met elkaar zijn verbonden.
Maar voor een sterke economie zijn natuurlijk meer en andere dingen nodig dan alleen een zuinige overheid. Dat is eigenlijk vooral een voorwaarde. Een sterke economie draait allereerst om andere zaken: ruimte voor ondernemerschap, innovatie, een goede bereikbaarheid, goed onderwijs, een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven – en om al die andere factoren die Nederland van oudsher tot zo’n sterk land maken. Als ik in het buitenland ben treft het me elke keer weer hoe hoog we staan in de lijstjes van belangrijkste handelspartners en buitenlandse investeerders. Rotterdam, maar bijvoorbeeld ook Wageningen zijn wereldwijd begrippen. We staan in de top 5 van meest concurrerende economieën. En zo kan ik doorgaan. Elsevier zette rond de Kerst al die lijstjes nog eens op een rijtje onder de titel: ‘IJzersterk land.’ Het was krachtvoer voor optimisten onder de kerstboom.
Maar die kracht, die aantrekkelijkheid van ons land, is bepaald geen gegeven. Geen gemakkelijke zekerheid voor de toekomst. Integendeel. Daar moeten we keihard aan blijven werken. Met zijn allen. Overheid en bedrijven, werkgevers en werknemers, kennisinstellingen en onderwijsinstituten. De ambitie moet zijn om bij de besten te blijven horen.
Rotterdam heeft die ambitie voor zichzelf heel duidelijk vastgelegd in de Havenvisie 2030. Met doelstellingen die er niet om liegen, zoals uitgroeien tot het belangrijkste haven- en industriecomplex van Europa en tegelijkertijd koploper zijn in efficiëntie en duurzaamheid. Het kan niet anders of de Tweede Maasvlakte gaat helpen om deze ambities waar te maken. Vorig jaar hadden we dat mooie symbolische moment met de sluiting van de zeewering door de Koningin en ik begrijp dat dit jaar de eerste terminals operationeel worden. En wat ook helpt, is de ruimte die Rotterdam via de Crisis- en Herstelwet krijgt om op een modernere manier aan milieunormen gaan te voldoen. Daarmee krijgt Rotterdam letterlijk en figuurlijk meer ruimte en kan de stad weer een tijd vooruit.
Deltalinqs speelt hierin een belangrijke en positieve rol. Veel belangenorganisaties werken vanuit het defensief. Maar Deltalinqs niet en dat vind ik meteen het mooie van deze organisatie. U steekt zelf de handen uit de mouwen en zoekt de samenwerking met anderen. We hebben het net gehoord. Verbetering van de inspectieprocedures, duurzame energie, versterking van het technisch onderwijs, de bereikbaarheid van de haven, Rotterdampromotie – het staat allemaal op de agenda en u gaat er actief mee de boer op.
Ik kan alleen maar zeggen dat het kabinet die samenwerking graag aangaat en dat we oog hebben voor de positie en het belang van Rotterdam. De aanleg van de Blankenburgtunnel staat niet voor niets expliciet genoemd in het Regeerakkoord. Dat is ook een vorm van bruggen slaan – zou ik bijna zeggen. En ik ben blij dat we dit belangrijke besluit tijdens de formatie hebben kunnen nemen.
Waar ik ook blij mee ben is dat Deltalinqs en de regionale onderwijsinstellingen samen actie ondernemen om het dreigende tekort aan technisch geschoold personeel aan te pakken. Daarmee geeft u feitelijk een goed voorbeeld aan de rest van Nederland. We hebben het hier namelijk over een groot probleem, waar we ook als kabinet actie op gaan ondernemen. Want hoe paradoxaal het ook klinkt in een tijd van stijgende werkloosheid: over een paar jaar komen we toch echt 150.000 mensen tekort in de technische beroepen. Dat is niet alleen slecht voor de bedrijven die daarmee te krijgen, maar ook voor de concurrentiepositie van ons land en de innovatiekracht van onze economie.
Vandaar dat we als kabinet zo snel mogelijk een Techniekpact willen sluiten. Een pact waarin onderwijsinstellingen, bedrijfsleven, werkgevers en werknemers, Rijk en andere overheden de handen in elkaar slaan om de aansluiting tussen het technisch onderwijs en de arbeidsmarkt te versterken. We sluiten het Techniekpact op landelijk niveau af om massa te krijgen. Maar de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt vraagt per definitie om maatwerk. Dus moet het pact straks vooral regionaal uitgewerkt worden in concrete afspraken over aantallen studenten en arbeidsplaatsen. Zoals dat hier gebeurt met de 500 startgaranties voor MBO’ers die via het initiatief van Deltalinqs worden gerealiseerd. Dat is echt dé manier om het te doen. Want hoe zorg je er in deze tijd voor dat de keuze voor een technische opleiding extra aantrekkelijk wordt? Door jongeren perspectief te bieden. Perspectief op een baan en een toekomst. Het Techniekpact moet als een vliegwiel gaan fungeren voor dit soort initiatieven. Dus geen nieuwe bureaucratie, maar lopende projecten versterken en bestaande kanalen gebruiken voor nieuwe initiatieven.
En dan nog een heel ander onderwerp. Ik weet dat Deltalinqs – samen met het Havenbedrijf – bezig is om de Rotterdamlobby in Brussel sterker te maken. Om als grootste haven van Europa zichtbaarder te worden voor de leden van de Europese Commissie en het Europees parlement. Mij lijkt dat u daar een sterke zaak hebt, want een groot deel van de handel tussen Europa en de rest van de wereld loopt nu eenmaal via Rotterdam. Daarom kan het geen kwaad om rond al die ingewikkelde haven- en infradossiers te zorgen voor wat extra zichtbaarheid, zodat de belangen van Rotterdam goed kunnen worden meegewogen.
Feitelijk sluit dit idee heel goed aan bij de intentie van het kabinet om de economische diplomatie, dus de marketing van het Nederlandse bedrijfsleven over de grens, in deze periode nog sterker te maken. Traditioneel gebeurt dat met handelsmissies. Maar een Rotterdamdag in Brussel past hier natuurlijk ook prima in. Ik wil daar maar meteen de concrete belofte aan verbinden dat u op mijn steun en aanwezigheid in Brussel kunt rekenen, als het tenminste lukt om dit evenement te plooien rond mijn Europese agenda. Maar eerlijk gezegd: die agenda is vol genoeg, dus dat zou moeten lukken.
Tot slot een paar woorden in de richting van de man die vanavond afscheid neemt van Deltalinqs, Wim van Sluis. Beste Wim, het voorzitterschap van Deltalings was voor jou niet de eerste functie waarin je je hard hebt gemaakt voor deze prachtige stad. Rotterdamser dan jij worden ze volgens niet gemaakt: hardwerkend, een doorzetter, trots op de stad, een tikje ongeduldig en wars van flauwekul. Met die eigenschappen heb je enorm veel voor Rotterdam en de haven kunnen doen. Je zei zelf ooit: ‘Het havenspelletje is het leukste dat er is.’ En dat straal je ook uit. Dat kan iedereen zien. Wat jij allemaal hebt gedaan en bereikt hebt voor jouw stad is – om het met die andere ras-Rotterdammer te zeggen – eigenlijk niet te filmen. Maar het is wel te belonen. Wim, ik vind het een eer en een voorrecht je te mogen vertellen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd je te benoemen tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Ik wil je de bijbehorende versierselen graag nu opspelden.