Meer jongeren met diploma van school
Meer leerlingen gingen vorig schooljaar van school in bezit van een startkwalificatie. Daarmee is het aantal voortijdig schoolverlaters opnieuw gedaald, dit keer met zo’n 6%. Vooral scholen in het middelbaar beroepsonderwijs wisten veel voortgang te boeken. De uitval daalde daar voor het eerst onder de 7%. Minister Jet Bussemaker (Onderwijs) maakte vandaag de voorlopige cijfers bekend. Het kabinet streeft er naar het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen tot maximaal 25.000 in 2016.
Intensieve en resultaatgerichte aanpak
Volgens minister Bussemaker is het zeker in deze tijd belangrijk dat meer jongeren met een startkwalificatie de arbeidsmarkt betreden: “Een diploma betekent gewoon een sterkere positie op de arbeidsmarkt en daardoor minder kans dat een jongere werkloos blijft of in de criminaliteit belandt. Scholen en gemeenten verdienen dan ook echt een compliment voor dit mooie resultaat. Natuurlijk is elke jongere die zonder diploma de school verlaat er één teveel, maar het resultaat van vandaag laat zien dat door een stevige gezamenlijke aanpak er ook echt winst te boeken is.”
De intensieve en resultaatgerichte aanpak tussen scholen, gemeenten en het Rijk heeft ook in het voortgezet onderwijs resultaat opgeleverd. Staatssecretaris Sander Dekker is verheugd dat het aantal middelbare scholieren dat zonder diploma van school gaat verder is gezakt naar minder dan 1%: “Het voortgezet onderwijs speelt een grote rol bij het voorbereiden van leerlingen bij de overstap naar vervolgonderwijs. Met name door goede loopbaanoriëntatie en adequate begeleiding lukt het scholen om leerlingen op school te houden.”
Gingen in het schooljaar 2001-2002 nog zo’n 71.000 jongeren voortijdig van school. Zo’n tien jaar later is dit aantal bijna gehalveerd tot 36.250. In Europees verband behoort Nederland dan ook tot de koplopers in het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Vergeleken met de 27 EU-lidstaten als geheel (13,5%) heeft Nederland een relatief laag percentage schooluitvallers (9,1%).
De cijfers tonen tevens aan dat onder allochtone jongeren (vooral met een Marokkaanse en Surinaamse achtergrond) en onder jongeren uit achterstandswijken de daling extra doorzet.
Het merendeel van de mbo-instellingen laat een daling zien. Met name het ROC van Amsterdam, Leeuwenborgh Opleidingen en ROC Tilburg wisten een stevige daling in te zetten. Kijkend naar de regio’s hebben de vier grote steden, Gewest Zuid-Limburg (Heerlen) en Midden Brabant (Tilburg) het aantal voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2011-2012 flink teruggebracht.
De Amsterdamse wethouder Pieter Hilhorst over de resultaten: “Ik ben blij met het goede resultaat in Amsterdam. Onze aanpak, waarbij we zichtbaar aanwezig zijn op de scholen en jongeren direct aanspreken, werkt. In de zomer doen we er zelfs nog een schep bovenop. Afgelopen zomerperiode hebben we bijna 1000 risicojongeren uit Amsterdam en omgeving thuis bezocht. Daarvan zijn er ruim 600 succesvol terug naar school gegaan. Met de bestrijding van uitval in het mbo gaat het ook veel beter. Ik hoop daar in de nabije toekomst nog meer verbetering te zien.”
Volgens Fred van der Westerlaken (voorzitter van ROC Tilburg) zit het succes van de aanpak van zijn school in de manier waarop de verantwoordelijkheid bij de teams ligt. “Juist door die kleinschaligheid lukt het deze significante daling van de uitvalcijfers te realiseren. Wat onze aanpak kenmerkt is dat de namen en rugnummers van mogelijke risico-leerlingen bekend zijn bij zowel docent als directeur, zodat we heel gericht deze jongeren op het juiste spoor weten te houden. Dat vormt echt de basis van ons succes." Het uitval percentage van regio Zuid-west Friesland (Sneek) is verder gedaald van 2,5% naar 2,0%. Dit laat zien dat vermindering van schooluitval, zelfs bij een laag uitval percentage, niet stagneert en de doelstelling van 25.000 gehaald kan worden.
Nauwere samenwerking en betere aansluiting arbeidsmarkt
Om de kabinetsdoelstelling te realiseren blijft volgens minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker verbetering van de verzuimaanpak noodzakelijk en aandacht voor de doorstroom van leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs. Dat geldt ook voor de hoge uitval in het eerste jaar van het mbo. Volgens Bussemaker is de beschikbaarheid van voldoende stageplaatsen voor leerlingen in de beroepsbegeleidende leerweg dan ook essentieel. Ze doet daarbij een nadrukkelijk beroep op het bedrijfsleven. Ook de harde kern, de groep jongeren die vanwege een opeenstapeling van problemen uitvalt, verdient aandacht. Nauwere samenwerking op het gebied van zorg, veiligheid en aansluiting arbeidsmarkt moet eraan bijdragen dat ook deze jongeren met een diploma van school gaan.