Nieuwjaarsbijeenkomst Nederlandse museumvereniging
Minister Bussemaker opende op 7 januari 2013 het nieuwe Museumjaar in Museum Speelklok. In haar toespraak benadrukte ze de maatschappelijke functie van musea, zei ze de komende tijd in te zetten op cultuureducatie en onderschreef de ambitie van musea om op diverse terreinen meer samen te werken.
Dames en heren,
Vlak voor de heropening van het Stedelijk Museum vroeg de Volkskrant een aantal mensen welk kunstobject uit de collectie ze het liefst weer zouden zien. Eén van de meest genoemde werken was The Beanery, van Edward Kienholz.
U kent het hier allen vast wel. Een donker, vreemd beetje ranzig café. Geroezemoes en stemmen op de achtergrond. Het ruikt er een beetje muf. Menselijke figuren met klokken als hoofd, zittend op een barkruk. Je kon er als publiek in en uit lopen.
De kunstenaar wilde met dit werk de verhouding tussen de echte tijd en de tijdloosheid van een café weergeven. Toen het gemaakt werd waren de kranten met stukken over de Vietnamoorlog en andere objecten in het café, eigentijds. Inmiddels zijn ook deze objecten zelf gedateerd. Er is een dimensie aan toegevoegd.
Op het kunstkanaal Art-tube is te bekijken hoe het kunstwerk juni vorig jaar werd gerestaureerd. Het kunstwerk was door de tijd aangetast. Dat moest worden hersteld voordat het opnieuw getoond kon worden.
The Beanery is een sterk kunstwerk dat veel mensen aanspreekt. Maar ik haal het hier aan omdat het goed aangeeft wat de museale functie bijzonder maakt.
Musea beheren niet alleen de objecten die ze tentoonstellen, maar zijn ook hoeders van de verhalen over die objecten. Verhalen die veranderen, bijvoorbeeld omdat de blik waarmee mensen ze bekijken verandert. Goede musea weten die dynamiek te vatten.
Ze behoeden de collectie voor verval. En om haar levend te houden voor volgende generaties, zorgen ze er ook voor dat de verhalen over de objecten steeds opnieuw en steeds weer anders verteld worden.
Dit museum Speelklok laat in de huidige tentoonstelling zien welke techniek er achter de rijke collectie muzikale klokken en speeldozen schuilgaat. Een actueel thema verbonden aan een tijdloze collectie. Heel interessant.
Niet toevallig koos de NMV juist dit museum uit om het nieuwe museumjaar te openen. U genereert voor een deel uw eigen inkomsten. U bent vernieuwend op het gebied van cultuureducatie. En u weet uw rijke collectie op een dynamische manier over de bühne te brengen.
[Directeur Vera Carasso vertelde er zonet al over].
Dat is precies wat we van musea in deze tijd verwachten.
Dames en heren,
Er is reden om trots te zijn op de Nederlandse museumsector.
Het museumbezoek stijgt jaarlijks, het bezoek van kinderen en jongeren neemt toe.
Onze nationale collecties zijn een trekpleister voor buitenlandse toeristen. En de welvaartswinst die de sector oplevert is groot.
Dat is absoluut het gevolg van de koers die de musea de afgelopen jaren hebben gevaren.
Maar bij een nieuwjaarsbijeenkomst hoort het om vooruit te kijken.
Er liggen nieuwe uitdagingen en er liggen kansen.
In alle publieke domeinen worden scherpe keuzes gemaakt. De rol van de overheid als ondersteuner van kunst en cultuur is minder vanzelfsprekend dan voorheen. En er zijn ook veranderingen op de markt van onderwijs, educatie en vrije tijd.
Dat vraagt, in de hele cultuursector om nauwere samenwerking in financieel en inhoudelijk opzicht. Zoals u ook aangeeft in het rapport ‘Musea van morgen’.
Deze tijd vraagt de juiste kennis en vaardigheden om met de financiële en andere sectoren verbindingen aan te gaan. Die weg bent u inmiddels ingeslagen.
De komende tijd moet u die krachten ook onderling bundelen. Bijvoorbeeld op het gebied van bedrijfsvoering en shared services.
Maar ook om de maatschappelijke functie van musea de komende tijd waar te maken, loont het om nauwer samen te werken.
Over die maatschappelijke functie zei u in het rapport Musea van morgen:
‘Kunst en erfgoed roepen niet alleen esthetische ervaringen en emoties op. Ze geven ook vorm aan onze identiteit, en leren onszelf en anderen steeds opnieuw te begrijpen.’
Daar moeten zoveel mogelijk mensen van kunnen profiteren. In uw rapport geeft u aan hoe samenwerking die ambitie kan versterken.
Laat ik er drie noemen.
Om te beginnen moet u samenwerken om de musea toegankelijker te maken voor een groter en diverser publiek.
Het vrijetijdsaanbod wordt groter, terwijl de vrije tijd afneemt. Nieuwe publieksgroepen moeten veroverd worden, bestaande steeds opnieuw verleid.
Samenwerking biedt meer kansen dan elkaar te beconcurreren in de slag om nieuwe bezoekers.
Neem de fysieke toegankelijkheid - samen busvervoer van en naar de musea organiseren zodat ouderen en jongeren makkelijker over de drempel komen.
Maar ook voor de toegankelijkheid via internet, waardoor je kunst en erfgoed via nieuwe en oude media naar mensen toe kunt brengen.
Een mooi voorbeeld daarvan is ArtTube, het artistieke content-kanaal van De Pont, MuHKA Antwerpen, het Stedelijk, Boijmans en het Gemeentemuseum.
Ook op het terrein van cultuureducatie biedt samenwerking kansen. Ik wil de komende tijd een flinke impuls geven aan de kwaliteit van het cultuuronderwijs.
Omdat elk kind er recht op heeft om met kunst en erfgoed in aanraking te komen.
En omdat we mensen nodig hebben die kritisch naar de wereld kijken, die zich kunnen verplaatsen in anderen en die innovatief kunnen denken.
Kunsteducatie kan daar in hoge mate aan bijdragen.
Bij kunst en erfgoed draait het om leren kijken, leren horen, en leren ervaren. Hoe eerder je ermee begint, hoe beter.
Ik werk aan een doorlopende leerlijn cultuureducatie. En er komt een convenant over dit onderwerp met de G9.
Die kwaliteitsslag vraagt veel van scholen, en culturele instellingen kunnen ze daar goed bij helpen.
Door gezamenlijk, per regio aanbod op maat te bieden richting scholen bijvoorbeeld. Cultuurmenu in Den Haag is hier een goed voorbeeld van.
Onlangs heeft de Nederlandse Museumvereniging onderzoek gedaan naar hoe je kinderen in contact kunt brengen met erfgoedcollecties via sociale netwerken als hyves en via games-sites. Ook dat lijkt me heel bruikbaar voor scholen.
En bij dat veroveren van een groter, diverser en jonger publiek hoort, hoort ook een actief depotbeleid. Museumcollecties zullen in de toekomst beter beheersbaar en beter inzetbaar moeten zijn.
Verwerven betekent tegelijkertijd vaak ontzamelen. En dat moet zorgvuldig gebeuren. De Leidraad Afstoting Museale Objecten (LAMO) is daarbij leidend.
Maar het is lang niet altijd noodzakelijk om collectiedelen af te stoten.
Een vergaande samenwerking op het gebied van uitruil, op basis van scherpere profilering, kan de kwaliteit van collecties verhogen en kosten besparen.
Ik pleit voor vernieuwende samenwerking tussen musea, die het uitwisselen van collecties beter mogelijk maakt. De zichtbaarheid van collecties moet daarbij voorop staan.
Een mooi voorbeeld hiervan is de unieke collectie van kunstbeweging De Stijl in het Gemeentemuseum, een totaaloverzicht met internationale allure.
Dit werd onder meer mogelijk door bijdragen uit collecties van het Van Abbemuseum, het Rijksmuseum, en het Centraal Museum Utrecht.
Over dit onderwerp hebben we advies gevraagd aan de Raad. Binnenkort volgt mijn reactie daarop.
Dames en heren,
De komende tijd gaan we met elkaar in gesprek over het nieuwe museumbestel. Want het ondernemerschap en de samenwerking die nodig zijn, vragen ook om goede randvoorwaarden van de overheid. Over enkele dagen verschijnt het advies van de Raad. Tegen de zomer komen we met een voldragen plan.
De bijzondere waarde van musea zal ik daarbij als uitgangspunt nemen. Maar nog veel liever wil ik dat ú die waarde uitdraagt.
Natuurlijk in het tonen van uw collecties voor zoveel mogelijk verschillende mensen.
Maar ook in het gesprek met mij, met de politiek en regionale overheden. Met particuliere geldschieters en begunstigers. En met de samenleving.
Want daar moet het draagvlak voor kunst en erfgoed uiteindelijk vandaan komen.
Spreek met één stem en wordt het samen eens over belangrijke onderwerpen. Het samengaan van de VRM en de NMV biedt daarvoor een mooie aftrap.
Ik wens u een heel mooi, betekenisvol en ondernemend 2013 toe!