Spreektekst minister Schultz bij spiegeldag van NederlandBovenWater op 12 december 2012

‘Lokale bestuurders krijgen meer mogelijkheden om trots te kunnen zijn. Trots op wat ze willen achterlaten. De vraag is: ga je voor de middelmaat – overal dezelfde soorten Rabobankfilialen – of wil je echt iets neerzetten?’ Dat zei minister Schultz vanmorgen bij de spiegeldag die NederlandBovenWater organiseerde over gebiedsontwikkeling.

Dames en heren.

Allereerst dank aan de mensen van NederlandBovenWater voor dit initiatief en voor de gebundelde lessen en ervaringen.

Duidelijk is dat u vindt dat de aansturing van de ruimtelijke ordening anders moet.

Minder grootschalig. Minder centralistisch. Meer vanuit de vrager en gebruiker gestuurd.

Ik ben het daar zeer mee eens en u vindt mij aan uw zijde om dit te veranderen.

U heeft niet stil gezeten.

U heeft de afgelopen jaren veel mensen van verschillende partijen bij elkaar gebracht. Gemeenten, provincies, marktpartijen.

Zeker in tijden van crisis is het goed om niet te gaan navelstaren wanneer projecten stagneren.

Gebruik maken van elkaars inzichten is een prima manier om verder te komen. Zeker als je hierbij ook lopende en geplande projecten tegen het licht houdt.

Uw inzet heeft ook daadwerkelijk geleid tot concrete aanpassing van projecten.

- bv Rijnenburg: on hold gezet om prioriteit te geven aan Leidse Rijn, Nieuwegein en Houten.

- of het Eiland van Schalkwijk bij Houten waarbij de gemeente heeft gekozen voor een andere, meer uitnodigende houding. 

Als ik de waarde van NederlandBovenWater in kernwoorden moet uitdrukken dan kom ik ten eerste op realiteitsbesef.

- Realiteitsbesef, bv over het feit dat er andere verdienmodellen nodig zijn dan die van de grondinkomsten. [Om Peter van Rooy te citeren: ‘Het feest is over’][1] 

Realiteitsbesef ook over een andere rol van de overheid.

Geen blauwdruk plannen voor de verre toekomst maar coalities smeden die de problemen van nu en de nabije toekomst aanpakken.

Maar meerwaarde zie ik ook in termen van kennisontwikkeling, bijvoorbeeld door verbinding te leggen tussen sectoren. Door professionals van alle kanten bij elkaar te brengen.

Dit zijn ook ingrediënten die we nu hard nodig hebben in de overgangsfase waarin we in Nederland zijn aanbeland als het gaat om ruimtelijke ordening.

De realiteit van vandaag laat zien dat onze opgaven complexer zijn geworden. Nog los van de financieel-economische crisis.

Groei is niet langer vanzelfsprekend. Diversiteit in groei is interessant.

Er zijn grote verschillen tussen regio’s. Er is een stijgende vraag naar duurzame energie. Groeiende mobiliteit. Verstedelijking. En zelfs binnen steden is er differentiatie.

Vraagstukken die consequenties hebben voor de ruimte en die niet door één sector kunnen worden opgepakt.

Daarom zijn er ten minste twee dingen nodig.

1. Een wezenlijk andere aansturing van de ruimtelijke ontwikkeling. Meer ruimte, meer slagkracht voor de lokale en regionale initiatieven. Dichter op de burgers en bedrijven.

2. Bestuurders die op lokaal niveau zelf aan de slag gaan. Bestuurders die verantwoordelijkheid nemen en knelpunten in kaart brengen en vooral ook zelf oplossingen zoeken, samen met de markt en de andere overheden.

Dat vraagt op alle niveaus een andere inzet.

Het vraagt ook om een andere schaal van gemeenten - je kunt discussiëren over de precieze grootte - maar er moet in ieder geval voldoende slagkracht zijn.

Op nationaal niveau moet het Rijk een stip aan de horizon zetten en zorgen voor goed gereedschap.

Daar ben ik twee jaar mee bezig.

Vorig jaar heb ik de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gepresenteerd met ambities voor Nederland in 2040 op het vlak van  concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid.

Rode draad is: wie heeft nu welke verantwoordelijkheid? Voorheen was die teveel verspreid waardoor iedereen naar elkaar keek. In dat licht moet u het credo zien: je gaat er over of je gaat er niet over.

Ik heb expliciet 13 nationale belangen benoemd waar het Rijk een sturende rol in speelt. Denk aan energienet, hoofdwegennet, het Unesco erfgoed, grootschalige windlocaties op land en zee waar het rijk de regie blijft houden.

Daar trekken we echt aan; we laten het niet door toeval gebeuren.

Maar voor een heleboel andere zaken is het aan u, zeg ik tegen de lokale bestuurders hier aanwezig.

Denk daarbij aan de afweging of en waar verstedelijking moet plaatsvinden. Of de afweging tussen groen en verstedelijking.

Veranderende omstandigheden maken dat maatwerk is vereist en waar kan dat nou beter dan op lokaal niveau!

Ondersteuning krijgt u via één samenhangende Omgevingswet waar we nu intensief mee bezig zijn. Een instrument dat gebiedsontwikkelingen stimuleert in plaats van remt.

Een wet die zo simpel mogelijk is, voor iedereen te begrijpen en niet alleen voor juridische bollebozen.

Een wet die ook een oplossing biedt voor de knelpunten die gemeenten nu ervaren bij de uitvoering van hun plannen.

Friso de Zeeuw heeft een paar weken terug in opdracht van de VNG een onderzoek gepresenteerd naar die knelpunten.

Eén van die knelpunten is het gebrek aan flexibiliteit dat veel gemeenten ervaren bij het huidige bestemmingsplan. Vooral door onderzoeksverplichtingen en jurisprudentie.

Meer flexibiliteit is juist eén van de doelen van de nieuwe Omgevingsverordening die het bestemmingsplan gaat vervangen, bijvoorbeeld doordat er veel minder onderzoeksverplichtingen worden opgenomen.  

Dus minder dichtgetimmerd, minder gedetailleerd en meer ruimte voor ideeën en initiatieven.

Het wetsvoorstel van de Omgevingswet wordt in het voorjaar van 2013 aangeboden voor toetsing en gaat voor de zomer naar de Raad va State.

Als alles volgens planning verloopt, ontvangt de Tweede Kamer in het najaar het wetsontwerp Omgevingswet.

Natuurlijk zijn alle oude reflexen van overheden op nationaal en lokaal niveau niet meteen verdwenen.

Waar het gaat om het nationaal niveau moeten we steeds kritisch naar onszelf kijken.

U geeft ook signalen dat het in uw ogen beter kan; meer oog hebben voor ideeën van anderen, meer oog voor mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden.


[1] Bron: interview nrc nov 2010

Ik ben er zelf van overtuigd dat we een stap kunnen zetten naar meer flexibiliteit. En ik ben blij te kunnen melden dat ik daar ook al voorbeelden van zie.

Zo zijn bewoners, architecten en Rijkswaterstaat aan het nadenken over een project rond de A12 bij Lunetten waar geluidsmaatregelen moeten worden genomen. Bewoners hebben hier het initiatief genomen om tot een geluidswal te komen dat ook ruimte biedt voor woningen of bedrijven. Ze noemen het dan ook Living Wall.  

Toch maak ik hierbij ook een kanttekening.

Het beeld ontstaat alsof de overheid alle initiatieven van burgers en marktpartijen maar klakkeloos kan en moet overnemen.

Dat is natuurlijk niet het geval.

We moeten wel grenzen trekken.

De overheid moet beoordelen of een initiatief inhoudelijk klopt.

Er moet rekening worden gehouden met meerdere belangen, denk aan waterveiligheid of prioritering van projecten.

De veranderingen die we voor ogen hebben vragen natuurlijk ook iets van het lokaal bestuur: nieuwe verantwoordelijkheid, ruimte pakken, oog hebben voor kleinschalige initiatieven.

Dat vraagt ook om in gesprek te gaan met gebruikers en initiatiefnemers.

“Politici hebben niet het laatste woord maar het eerste woord’. Dat schrijft u in de inleiding van de publicatie, en ik ben het daar helemaal mee eens.

Op dat punt moeten we nog een omslag maken.

Er zijn al initiatieven op lokaal niveau waar ruimte daadwerkelijk wordt gepakt. Maar dit gebeurt nog lang niet overal. Met gemeenten ben ik bezig dit te verbeteren. 

Ik was niet lang geleden in Boekel en Veghel waar ervaringen worden opgedaan met welstandsvrij wonen. En waar de ontwikkeling van een bedrijventerrein na jarenlang soebatten wordt opgepakt.

Ander voorbeeld: Ommen, in Overijssel[1]. 

Voorbeelden die stimuleren om door te gaan met deregulering.

Voorbeelden die enthousiasme losmaken in de regio.

Er ontstaat meer ruimte voor ondernemerschap en initiatieven, hoe kleinschalig ook.

En ik voeg daar één ding aan toe: lokale bestuurders krijgen meer mogelijkheden om trots te kunnen zijn.

Trots op wat je wilt achterlaten.

Ga je voor de middelmaat – overal dezelfde soorten Rabobankfilialen – of wil je echt iets neerzetten? Soms wordt iets te snel gefaciliteerd zonder dat er rekening mee wordt gehouden dat iets heel lang blijft staan.

Tot slot.

Ik dank iedereen van NederlandBovenWater voor de inzet. U heeft geïnspireerd, een netwerk opgebouwd en iets in beweging gebracht.

NederlandBovenWater sluit nu af, maar helemaal voorbij is het misschien nog niet want RWS overweegt nog of ze u zal betrekken bij een aantal concrete praktijken.

Hoe dan ook, u heeft mij nog meer gemotiveerd om door te gaan met een andere aanpak van de ruimtelijke ordening.  Een aanpak die andere eisen stelt aan ons bestuurders, op nationaal en lokaal niveau.

We zijn op weg.

We zijn zeker niet klaar. U geeft signalen die ik zeer ter harte neem. Het rijk moet ook kritisch naar zichzelf kijken.

Maar wat ons voor ogen staat is helder: een goed ingericht land dat recht doet aan alle verschillen die er zijn op regionaal niveau.

En dankzij uw inzet lukt dat weer iets beter. Ik dank u wel.


[1] Boer die duurzame stal wil bouwen naast z’n camping. Klem tussen bestemmingsplan en Ammoniakbesluit. Oplossing via experimenteerruimte en initiatiefrijke wethouder.