Speech minister Timmermans bij congres SIB Leiden, 30 november 2012
Speech minister Timmermans bij congres SIB Leiden, 30 november 2012.
Dames en Heren,
In de eerste plaats, van harte proficiat met deze mooie verjaardag.
Een prachtig verleden en een even mooie toekomst mag ik hopen voor SIB.
Een jarenlange relatie heb ik met jullie.
Ik denk vanaf jullie 35e verjaardag ongeveer.
En ik ben dan ook heel blij dat ik jullie congres mag afsluiten.
Dat is een grote eer.
En een groot genoegen, omdat ik denk dat deze samenleving, de Nederlandse en de Europese, ieder van jullie straks heel hard nodig heeft in een wereld die sneller verandert dan we vaak kunnen bijbenen.
Van de week was ik in Spanje en daar zei iemand tegen mij: wat is er toch met Nederland?
Al die onrust en al dat ongemak met het buitenland, terwijl jullie toch het meest geglobaliseerde land van de wereld zijn.
En mijn reactie was: het is onrustig, ómdat we het meest geglobaliseerde land van de wereld zijn.
Van de week was er in Berlijn een Nederlands-Duitse conferentie met veel studenten en dan vraag je aan die studenten, wat houd je nou bezig?
Wat zou je beter willen?
En dan is eigenlijk op ieders lijstje nummer één: meer Erasmus.
En vervolgens mogelijkheden om meer talen te leren, meer contact te hebben, et cetera.
En dat begrijp ik ontzettend goed vanuit jullie wereld. Maar als ik dan mijn oudste dochter vraag wat zijn jouw zorgen - en zij is 26 en apothekersassistente in een volkswijk in Heerlen - dan heeft ze hele andere zorgen.
Dan is haar zorg dat het zo moeilijk gaat met ons bij de apotheek.
Ik heb nu geen koffiepauze meer.
Daar is geen tijd meer voor.
De bezuinigingen slaan zo hard in dat mensen agressief worden in de apotheek.
Ik kan niet meer onder mijn eigen naamplaatje in de apotheek staan, dus ik sta hier nu onder de meisjesnaam van mijn oma, dan kunnen ze me niet traceren.
Het belangrijkste is dat jullie wereld en haar wereld in Nederland niet te ver van elkaar raken.
Dat zij jullie wereld herkent en daarin meevoelt.
Maar nog veel belangrijker dat jullie haar wereld herkennen en er in meevoelen.
Een van de grootste uitdagingen van de komende generatie wordt dat we de werelden die zo dicht bij elkaar liggen, beter met elkaar kunnen verbinden.
De Spaanse socioloog Manuel Castells heeft de theorie van de informatiesamenleving, daar zullen jullie vast wel mee bekend zijn.
Het grappige aan de theorie is dat er altijd een soort dichotomie aanzit.
Aan de ene kant zijn er grote verbindingen. Er ontstaat in Korea een dansje dat op YouTube terechtkomt, Gangnam Style - zelfs ik weet het - en binnen een paar weken is dat een rage over de hele wereld.
David Mitchell heeft een fantastisch boek geschreven dat The Thousand Autumns of Jacob de Zoet heet.
Daarin beschrijft hij Decima, waar Nederlanders waren.
Als enigen mochten zij met Japan handel drijven.
In de Napoleontische tijd.
En daar zaten Nederlanders in Decima die jarenlang geen idee hadden wat zich in de rest van de wereld afspeelde.
Dat was op een gegeven moment de enige plek op de wereld waar de Nederlandse driekleur nog zwaaide, want overal elders waren of de Fransen of de Britten de baas over Nederlandse territoria.
Maar zij hadden geen idee, want er kwam geen post meer en de Japanners wisten het ook niet.
Ik vind dat zo’n mooi contrast.
De wereld van Jacob de Zoet en de wereld die wij nu hebben.
Zo’n Koreaans beeld komt meteen hier binnen en is een wereldrage.
Tegelijkertijd, ik zat gisteren bij Pauw en Witteman en daar zat iemand en die zo’n lijst had met nieuwe woorden.
Hij zei tien nieuwe woorden in het Nederlands.
En dat is interessant, want in Vlaanderen hebben ze ook zo’n lijst, met nieuwe woorden.
Alle tien verschillend.
Dan zie je dus dat een land, volk, dat ons zo na is dat ze onze taal spreken, zich kennelijk in die netwerksamenleving anders ontwikkelt dan wij.
Anders zouden ze geen andere neologismen hebben in hun top-10.
Hoe komt dat?
Volgens mij komt dat in dit geval door de commerciële televisie, want we kijken niet meer naar elkaar programma’s.
In mijn jeugd – het is nu echt opa vertelt – maar we hadden zo weinig keuze, dan keek je wel naar de BRT, wat nu VRT is.
We hadden maar twee kanalen.
Twee kanalen!
Echt waar.
Dan had je veel meer met elkaar.
Het was toen ondenkbaar, in mijn jeugd, dat Vlaamse programma’s ondertiteld zouden worden op de Nederlandse tv.
En nu wordt Flikken Antwerpen ondertiteld in Nederland en Flikken Maastricht in Vlaanderen.
Dus je ziet dat het begrip van Castells van de netwerksamenleving in de praktijk wel eens genuanceerd kan worden, omdat we tegelijkertijd ook nog steeds binnen de netwerksamenleving aardig soleren.
Waarom is dat nou allemaal zo belangrijk in die grote tektonische verschuivingen in het internationaal beleid?
Omdat, zoals Castells zegt, alle verhoudingen machtsverhoudingen zijn.
Klinkt cynisch, maar dat bedoelt hij helemaal niet cynisch.
Maar alle verhoudingen zijn machtsverhoudingen en de machtsverhoudingen in de wereld veranderen.
Ze veranderen nu razendsnel, want de machtsverhoudingen zijn, vroeg of laat, een resultante van economische verhoudingen.
Van militaire verhoudingen.
Van politieke verhoudingen.
En politieke verhoudingen veranderen ook weer als gevolg van wijzigingen in economische verhoudingen.
En het is heel erg duidelijk dat de verhoudingen in de wereld veranderen.
Want het evenwicht in de wereld, de draaischijf van de wereld, is niet meer Europa.
Of in ieder geval steeds minder.
En verschuift, zoals Robert Kaplan prachtig aantoont, naar de Indische Oceaan en Zuidoost Azië.
Dat betekent voor de positie van Europa in die machtsverhoudingen dat we zullen moeten herdefiniëren.
In de tijd van Jacob de Zoet ging dat heel langzaam. Dat was een tijd dat Nederland ook vooral in het verleden leefde en macht verloor.
In deze tijd gaat dat razendsnel.
Is dat allemaal ellende?
Nee, we kunnen daar best op inspelen, maar we moeten daar op een andere manier mee omgaan.
We kunnen onze positie niet meer kopen of afdwingen, zoals in het verleden.
In die verschuivende machtsverhoudingen, en dat wil ik even terug naar het beeld van de netwerksamenleving, heb je de neiging – en zeker jullie generatie – te denken dat het begrip van elkaar, de communicatie met elkaar zo makkelijk is dat het geen onderwerp is.
Jullie, jullie generatie, reist veel makkelijker door Europa - dat zie ik aan mijn eigen kinderen - dan mijn generatie.
Laat staan die van mijn ouders.
Mijn ouders zijn getrouwd in 1960 en zij gingen op huwelijksreis van Maastricht naar Amsterdam.
Dat was een hele reis en daar hadden ze hele verhalen over.
Goed concentreren want ze praten er zo snel.
Veel water.
Geen heuvels.
Dat soort dingen hoorde ik als klein mannetje dan thuis.
En als ik dan zie met wat voor een gemak mijn zoon, die studeert bij die andere universiteit in Utrecht - hij is bijna klaar - met wat voor een gemak hij in een weekend even met vrienden naar Budapest gaat. Of, O ja pap, we pakken de trein naar Parijs.
Dat soort dingen zijn heel normaal voor jullie.
Het misverstand daarbij, daar wil ik op wijzen en dat heeft voor mijn vak heel veel betekenis.
Omdat we allemaal dat prachtige slecht Engels spreken, inclusief de Britten, die er ook slechter Engels van gaan spreken.
Dat we daarmee elkaar ook heel goed begrijpen.
Dat is niet zo.
Helaas.
De contacten zijn veelvuldig, in de netwerksamenleving, maar vaak ook wat vluchtig.
En je ziet dat in de toekomstige politieke en economische relaties – en daar ben ik van overtuigd – zal je zien dat degeen die zich beter en meer verdiept in die contacten ook nog steeds voordeel zal hebben.
Terug naar Jacob de Zoet.
Waarom zaten deze Nederlanders op Decima?
Waarom hadden deze Nederlanders voor honderden jaren als enige het privilege om met Japan handel te drijven?
Dan moeten we even … mag ik even een beetje geschiedenis, vinden jullie dat niet vervelend?
In de late 16e eeuw zijn de Portugezen en Spanjaarden gaan rommelen in Japan.
Die wilden daar voet aan de grond krijgen en die zijn daar wapens gaan geven aan de boeren.
En die boeren, daar zijn ze katholieken van gaan maken.
Ze hebben die boeren ook verteld dat mensen eigen rechten hebben en dat was voor de landeigenaren erg vervelend, want de boeren kwamen in opstand.
Dat moest weer neergeslagen worden, maar de boeren hadden inmiddels van de Portugezen wapens gekregen.
Toen kwamen de Hollanders en gaven dan weer wapens aan de Shogun en zijn mensen.
En zo werd de opstand neergeslagen.
De conclusie van de Shogun was: dat christendom is verschrikkelijk subversief.
De boeren kwamen in opstand omdat ze bekeerd waren tot het christendom.
Een ding wat ik dus moet doen, is het christendom hier in Japan buiten de deur houden.
Dat is mijn topprioriteit.
Dus wat deed hij?
Hij liet dan allemaal gezanten komen.
Hij wilde alleen buitenlanders die hij niet als gevaarlijk zag.
Die Hollanders waren, ja die hadden een streepje voor, want die hadden hem wapens verkocht, dus die mochten ook komen.
Eerst kwamen de Russen en de Britten.
Iedereen kwam, maar het was allemaal niet goed.
Toen kwamen de Hollanders en die hadden zich heel goed voorbereid.
Die hadden Japanners meegenomen.
Ze hadden de taal geleerd.
De gebruiken geleerd.
Zij waren de enige die toen, moet je nagaan vandaag de dag, die toen naar Japan gingen, niet met het idee: ze nemen ons maar zoals we zijn.
We zijn direct.
De rest van de wereld vindt ons bot, maar wij vinden dat direct.
Dat is mooi.
Nee, hoe moeten we ze benaderen?
Want het culturele verschil was natuurlijk gigantisch.
Ze hadden geleerd.
Ze hadden ook de juiste geschenken meegebracht.
Als u ooit nog eens tijd heeft, ga dan naar het Nationaal Archief en vraag naar de lijsten van geschenken die we ieder jaar naar de Shogun hebben gestuurd.
Fascinerend.
Witte paarden.
De Shogun was aardig onder de indruk, want hij kreeg de juiste geschenken.
Toen vroeg hij: bent u christen?
Natuurlijk wist de Shogun wel dat ze christen waren, maar hij vroeg het toch.
En toen kreeg hij als antwoord: excellentie, wij zijn Hollanders.
Waarmee de vraag dus niet werd beantwoord, maar toch een antwoord werd gegeven op een manier die aansloot bij de Oosterse cultuur.
Dat ene antwoord dat de gezant kon geven omdat ze zich verdiept hadden in de Japanse cultuur, heeft dus 300 jaar exclusieve handelsrelaties tussen de VOC en later de Republiek opgeleverd.
Prachtig he?
Ik moet zeggen, uiteindelijk heeft het de Republiek niet zoveel opgeleverd.
Het was te ver weg.
Er was niet zoveel te handelen en het liep allemaal via de Oost op een andere manier.
Maar als principe wil ik er wel bij stilstaan, omdat ik nog steeds denk dat zeker als je ziet wat er in de Arabische wereld aan fundamentele omwentelingen zijn.
Als je ziet wat er in Zuidoost Azië allemaal gebeurt.
Dat die landen, die zich werkelijk interesseren in andere culturen. Die werkelijk bereid zijn om zich daarop te concentreren. Die daar werkelijk een vak van willen maken, altijd een voorsprong zullen hebben op anderen.
Wat betreft politieke invloed.
Wat betreft maatschappelijke waardenuitstraling en economische vorderingen.
Ik zeg dat ook in dat kader van die netwerksamenleving, omdat we denken, als we allemaal maar Engels spreken dan komt het goed.
Omdat iedereen Engels spreekt, heeft Engeland geen comparatief voordeel meer ten opzichte van andere landen.
Dus we zullen ons moeten concentreren op andere talen.
Ik was van de week bij William Hague, mijn Britse collega, en het viel mij op dat hij een talenschool had heropend op het Foreign Office.
Waar veertig mensen per jaar Chinees, Arabisch en Russisch leren.
De Britten – die van ons allemaal het minst slechte Engels spreken – denken niet, wij kunnen overal met Engels terecht.
Zij snappen dat een taal meer is dan een communicatie-instrument, maar ook een drager is van een cultuur en van kennis over een ander land.
Dus mijn oproep aan u:
Ten eerste, leer andere mensen kennen.
Vluchtige contacten zijn leuk, maar helpen niet.
Langdurig verblijf en contacten in een ander land is het enige dat helpt.
Minstens een half jaar.
Korter heeft in mijn ervaring geen zin.
Ten tweede, binnenland is buitenland, buitenland is binnenland.
Dat zeggen we ook bij Buitenlandse Zaken nu al bijna 15 jaar, maar het wordt vaak niet goed doordacht.
De crisis waar de Europese Unie doorheen gaat.
Die fundamenteel is.
De ergste crisis sinds het begin van de Europese integratie die we meemaken, is niet de crisis van de financiën.
Het is een crisis omdat de uitgangspunten van de Europese samenwerking ter discussie staan.
Omdat zeg maar bierdrinkend Europa vindt dat zij hard werken en veel belasting betalen.
En dat geld wegbrengen naar wijndrinkend Europa dat met 50 jaar met pensioen gaat en dan lui op het strand gaat liggen genieten van onze centen.
En wijndrinkend Europa denkt dat bierdrinkend Europa expres zo krenterig en afknijperig is, dat wijndrinkend Europa daaraan ten onder gaan, omdat zij niet de maatschappij kunnen ontwikkelen en laten bloeien.
Dus de basispremisse van de Europese samenwerking – zonder die premisse zal het niet lukken – lotsverbondenheid, staat op dit moment ter discussie.
En waarom is dat zo bedreigend voor de Europese samenwerking?
Omdat die premisse niet alleen op Europese schaal ter discussie staat, niet alleen op wereldschaal ter discussie staat, maar op het niveau van iedere samenleving ter discussie staat.
De Europese crisis is uiteindelijk niks anders dan een afspiegeling van de crisis van de verzorgingsstaat op nationaal niveau.
De zorgpremie is een extreem voorbeeld, maar je ziet het in alle Europese landen terugkomen, namelijk: ik moet betalen, zij profiteren ervan, maar ik heb er niks aan.
En omdat iedere samenleving, volgens Castells, bestaat uit machtsverhoudingen, is de verzorgingsstaat die opgebouwd is na de Tweede Wereldoorlog in Europa, gebaseerd op de verhouding dat middengroepen de meeste solidariteit opbrengen voor de samenleving als geheel en dat doen omdat dat in hun eigen belang is.
Het is een vorm van Verlicht eigenbelang.
Je doet het omdat het in je eigen belang is om iets moreels te doen.
Iets voor een ander doen.
De Franse schrijver en aforismebedenker La Rochefoucauld zei dat al aan het einde van de zestiende eeuw: altruïsme is ook een vorm van egoïsme.
In morele zin is dat zo, maar in dit geval is dat ook in economisch zin zo.
Want de garantie, de verzekering die je afsluit - de verzorgingsstaat is niets anders dan een verzekering - is een polis waar je ook zelf belang bij hebt.
En het fundamentele probleem bij Westerse samenlevingen op dit moment is dat van heel veel mensen een verzekeringspremie wordt gevraagd, voor een polis waarvan zij veronderstellen dat het hun risico’s niet afdekt.
Of waarbij ze denken dat ze geen risico lopen.
Dat zijn de kosmopolieten die denken, met mij zal het altijd wel goed gaan.
En als het hier niet goed gaat, dan verplaats ik me wel naar elders waar het wel goed gaat.
Het is allemaal ontzettend complex en ik wil u die complexiteit niet onthouden en ik daag u met die complexiteit ook uit.
Mijn conclusie is: internationale relaties en het mandaat daarvoor moet komen uit de bevolking.
Het mandaat voor internationale relaties.
Het mandaat dat ervoor moet zorgen dat wij ook die economie verbeteren en dat kan alleen maar via de export.
Het mandaat daarvoor kan alleen maar ontstaan als het sociaal contract op nationaal niveau werkt.
Dus zelfs op die globale netwerksamenleving zijn wij afhankelijk voor het laten functioneren van die netwerksamenleving in ons belang en het versterken van die netwerksamenleving, van het sociaal contract op nationaal niveau.
Of op z’n hoogst op Europees niveau.
Ik hoop dat u over die premisse eens zou willen nadenken.
Misschien dat we er een andere keer nog op terug kunnen komen, want het is erg zware kost voor een verjaardagsfeestje, dat begrijp ik ook wel.
En ik kom er graag nog een keer bij u op terug.
Maar ik wilde dit zo analyseren, want deze analyse zal bepalend zijn voor hoe wij ons buitenlands beleid in de toekomst vormgeven.
Dat is mijn opdracht.
Daar heb ik uw talent heel hard bij nodig.
Ik denk weleens – en ik zeg dat ook tegen mijn oudste kinderen die nu 26 en 23 zijn - jullie onderschatten je eigen machtspositie, want daar ben je niet in geïnteresseerd op dit moment.
Dat is heel anders dan mijn generatie.
Jullie onderschatten de kracht van jullie collectieve talent en jullie weerstandsvermogen en inzetvermogen.
En jullie onderschatten het talent dat jullie hebben om de wereld daadwerkelijk vorm te geven in deze eeuw, zoals die vormgegeven moet worden.
Mijn oproep aan jullie is om de solidariteit binnen Nederland en internationaal nooit uit het oog te verliezen.
Denk aan de ander want je hebt die ander vroeg of laat weer nodig.
En alleen zo kunt u de wereld bouwen volgens de principes waarop SIB is gegrondvest.
Dat is verbetering van de internationale relaties.
Groter begrip tussen mensen.
Verstevigen van de internationale verbanden.
Vergroten economische dynamiek.
Voorkomen dat er weer conflicten en oorlogen ontstaan en we krijgen een paar hele moeilijke jaren in de Arabische wereld.
U zult dat doen.
Ik wil uw partner daarin zijn en ik wens u daar de komende 60 jaar heel veel succes bij.
Dank u zeer.