Eerste stap verbetering positie flexwerkers
Mensen die geen arbeidsovereenkomst hebben maar op basis van een opdrachtovereenkomst (ovo) werken, vallen voortaan onder het wettelijk minimumloon (Wml). Door betaling van het Wml aan deze groep moet misbruik van flexwerkers worden voorkomen. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Minister Asscher: 'Dit is een eerste belangrijke stap om de positie van flexwerkers te verbeteren en misbruik tegen te gaan.'
Een groot deel van de mensen die via deze constructie werkt, is actief als dagblad- of postbezorger. De maatregel die het kabinet nu neemt, komt voort uit de discussies over de postmarkt, maar geldt voor alle sectoren. Nu is het wettelijk minimumloon (Wml) alleen van toepassing op de opdrachtovereenkomst (ovo) als het werk door één en dezelfde persoon wordt verricht. Dit criterium blijkt in de praktijk gemakkelijk te omzeilen. Op die manier hoeft de opdrachtgever geen Wml te betalen. Met dit wetsvoorstel wordt dat voorkomen.
Andere huidige criteria om het wettelijk minimumloon te moeten betalen zijn dat er maximaal sprake is van 2 opdrachtgevers en dat de duur van de opdracht minstens 3 maanden is. Deze criteria worden geschrapt. Zelfstandigen (ZZP’ers) hebben een andere positie op de arbeidsmarkt. Van hen wordt verwacht dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van hun tarieven. Daarom is dit wetsvoorstel op hen niet van toepassing.
Het kabinet ziet deze maatregel als een opmaat naar een brede discussie over de rechtspositie van flexwerkers. Zoals in het regeerakkoord is aangekondigd gaat het kabinet hierover in gesprek met sociale partners.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.