Wereldvoedseldag: Nederland investeert in landbouwonderzoek
De wereldbevolking telt steeds meer monden om te voeden en mensen eten steeds meer vlees en zuivel. Kennis en innovatie zijn nodig om de voedselproductie te vergroten en verduurzamen, hier en in ontwikkelingslanden. Nederland investeert daarom de komende vier jaar 112 miljoen euro in internationaal landbouwkundig onderzoek.
Dat maakte staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken bekend aan de vooravond van Wereldvoedseldag op dinsdag 16 oktober. De bijdrage gaat naar de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR), een wereldwijd netwerk van 15 onderzoeksinstituten dat zich richt op landbouw, voeding en duurzaam milieubeheer. De universiteit van Wageningen speelt hierbij een belangrijke rol.
Met dit besluit geeft de staatssecretaris invulling aan het beleid dat hij eerder met de Tweede Kamer overeenkwam. Voedselzekerheid is een van de vier speerpunten van de Nederlandse inzet in ontwikkelingslanden omdat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen veel gespecialiseerde kennis en kunde hebben op dit terrein. Het ministerie zet zich er dan ook voor in om het door Knapen in het leven geroepen Kennisplatform voor Voedselzekerheid en individuele bedrijven en instellingen een belangrijke bijdrage te laten leveren aan de CGIAR.
Met het geld gaat de CGIAR onderzoek doen naar onder meer verbetering van gewassen als aardappel en cassave, milieuvriendelijke viskweek, duurzame landbouw in droge gebieden en beter landbouw- en voedingsbeleid in ontwikkelingslanden.
Daarnaast werd vorige week bekend dat de eerste ronde van PPP faciliteit van Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid ter waarde van 100 miljoen is afgerond. 35 bedrijven zijn door naar de laatste ronde, onder wie Nederlandse bedrijven in de topsectoren agrofood en tuinbouw.
Woensdag overlegt de staatssecretaris met een delegatie uit Qatar over samenwerking voor voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Hij bezocht hiervoor eerder dit jaar Qatar. Het relatief nieuwe donorland Qatar is oprichter van de Global Dry Land Alliance en sinds de voedselcrisis in 2008 sterk betrokken bij de aanpak van het wereldwijde voedselprobleem. Het woestijnland is zelf voor 90 procent afhankelijk van geïmporteerd voedsel. Inmiddels bestaan er plannen om in 2023 voor 70 procent zelfvoorzienend en een voorbeeld voor andere woestijnlanden te worden.