Toespraak minister Spies tijdens het tienjarig VTW-lustrumcongres te Utrecht
Toespraak minister Spies tijdens het tienjarige VTW-lustrumcongres op 27 september 2012 in Utrecht.
Dames en heren toezichthouders,
Allereerst past hier een felicitatie.
Zoals bekend is het goed om zo nu en dan feestjes te geven. Die geven energie, ook in de komende periode. Energie die u best nodig zal hebben, want er wacht u een grote klus.
‘Jullie hebben zitten slapen’. Die woorden gebruikte toenmalig minister Van der Laan drie jaar geleden al op het congres van uw organisatie. Hij was boos over alle incidenten waarmee de corporatiesector in het nieuws was gekomen. Hij weet dat onder meer aan het gebrekkige interne toezicht door de mensen die daarvoor zijn aangesteld. U dus. De verleiding is groot om hier de vraag neer te leggen of u nog steeds in dromenland verkeert, want er hebben zich nog tal van incidenten weer voorgedaan. Het is een feit dat u een grote verantwoordelijkheid heeft voor het functioneren van de corporaties waar u toezicht op houdt.
En natuurlijk zou het niet terecht zijn om u álles wat er fout is gegaan en mogelijk nog fout, in de schoenen te schuiven. Want in iedere sector heb je inherente slechteriken die óf op eigen gewin uit zijn óf bestuurders die zich werkelijk niets aantrekken van waarschuwingen, tegenwerpingen of kritiek in welke vorm dan ook. Die brengen alleen wel het beeld van een totale sector in diskrediet. Daarmee doen ze onrecht aan al die bestuurders en toezichthouders die wél te goeder trouw zijn en keihard werken aan een goede volkshuisvesting in dit land.
Mede door die slechte minderheid struikelde de sector ook de afgelopen drie jaar van de ene affaire naar de andere. Ik zal ze niet allemaal noemen, want u kent ze natuurlijk zelf ook. Maar samengevat komen ze neer op: financiële uitglijders, te hoge beloningen voor bestuurders, dadendrang en overmoed, ook kleinere corporaties, plus de nodige bestuurlijke- en integriteitskwesties. Het scheelde zelfs niet veel of de hele sector was omgevallen als gevolg van het derivatendebacle bij Vestia. Mede dankzij de veerkracht van de sector is dat gelukkig niet gebeurd.
Geen fraaie conduitestaat dus. Dat is des te erger omdat dergelijke kwesties een groot risico vormen voor de enorme woonopgaven waar we in dit land voor staan. Het aantal huishoudens dat de komende jaren een woning nodig heeft, neemt naar verwachting toe met 500- à 600.000. Aangezien corporaties de afgelopen twee jaar goed waren voor 60 procent van de nieuwbouwproductie, is er voor hen genoeg werk aan de winkel.
Er is dus alle reden om te blijven streven naar een goed werkende sector, met voldoende checks and balances. En dat is lastig genoeg, omdat corporaties al vanaf hun oorsprong hybride organisaties zijn: privaat, met een publieke taak en een vermogen met een maatschappelijke bestemming: de volkshuisvesting. Dat vraagt om scherp geformuleerde maatschappelijke doelen en een helder beeld van de corporaties, zodat duidelijk is waar zij voor staan, waar zij over moeten gaan en hoe ze verstandig met het aan hen toevertrouwde geld moeten omgaan. Dat bepaalt ook de rol en de verantwoordelijkheid van het toezicht.
Wees daar open en transparant over. Corporaties moeten bereid zijn zich over hun handelen te verantwoorden aan hun huurders en andere belanghebbende partijen, zoals gemeenten. Dat kan in de vorm van visitaties. Zo’n visitatie kan de organisatie bij de les houden en prikkelen tot betere prestaties. Hoe dan ook: in die toezichtketen is en blijft de positie en de verantwoordelijkheid van het interne toezicht cruciaal. Dáár moet het zwaartepunt liggen. Mijn vraag daarbij aan u is: voelt u zich wel altijd voldoende eigenaar van dat toezicht? Voelt u zich wel voldoende eigenaar van uw eigen corporatie? Eerlijk gezegd twijfel ik daar wel eens aan.
Extern toezicht door de minister en door nu nog het Centraal Fonds Volkshuisvesting en straks de Woonautoriteit, vormt altijd het sluitstuk. Het externe toezicht moet alleen ingrijpen als dat nodig is, bijvoorbeeld omdat de interne toezichthouder faalt.
De afgelopen tien jaar heeft de VTW onmiskenbaar een belangrijke bijdrage geleverd aan het op een hoger peil brengen van dat interne toezicht bij de corporaties. Sinds de oprichting is er hard gewerkt aan kwaliteitseisen en kwaliteitsverbetering, onder meer door scholing en trainingen, het houden van workshops voor toezichthouders en ga zo maar door. Ik wil de VTW daar graag voor complimenteren. Want laten we wel zijn - ondanks alle kritiek - worden bij heel veel corporaties goede prestaties geleverd en zijn bestuur en toezicht goed aan het werk.
Dat laat helaas onverlet dat het aantal incidenten bij corporaties inmiddels niet meer op één hand en zelfs niet op twee handen is te tellen. Daarom is de hele sector in een kwaad daglicht komen te staan. Die incidenten hebben – begrijpelijk en terecht – geleid tot veel kritiek in de maatschappij en in de politiek.
Kern van die kritiek was: de zelfregulering schiet tekort, het interne toezicht kan en moet dus beter. Alle inspanningen van de VTW ten spijt.Het maakte ook dat ingrijpen door de politiek niet kon uitblijven. Dat gebeurt nu via onder meer de herziening van de Woningwet, de Wet normering topinkomens, een derivatenregeling en wat ik maar de ‘wet Irrgang’ noem, die is gericht op het beperken van het aantal commissariaten van interne toezichthouders. Die nieuwe of die herziene wetten moeten voor elkaar krijgen wat via zelfregulering jammer genoeg niet goed is gelukt. Let wel: ook in de nieuwe situatie blijft het primaat bij het interne toezicht liggen.
Maar, dames en heren, ik verwacht wél ook van u dat u een tandje bij gaat zetten. U zult scherper, kritischer, onafhankelijker en verantwoordelijker te werk moeten gaan. Ik – of mijn opvolger – zal u daarbij op de voet en waar nodig hinderlijk volgen. Niet door het stellen van gedetailleerde kwaliteitseisen vooraf, maar wel door het verbinden van gevolgen aan het falen van het interne toezicht. Bij dat interne toezicht kunt u niet zonder een sterke beroepsvereniging, die haar leden durft aan te spreken op zaken die verkeerd gaan of verkeerd dreigen te gaan.
Maar als mij duidelijk wordt dat het intern toezicht bij een corporatie faalt, zal ik niet aarzelen een commissaris te schorsen en desnoods ontslag via de Ondernemingskamer te bevorderen. Ook mag iemand geen toezichthouder meer zijn als diens corporatie een aanwijzing heeft gekregen. Dat heeft de Tweede Kamer expliciet gewenst en geregeld in de Herzieningswet.
Verder zullen te hoge beloningen op grond van de Wet normering topinkomens worden teruggevorderd. En zal er gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om beloningen te differentiëren, afhankelijk van de grootte van een woningcorporatie. Gelet op de berichtgeving daarover is het wel duidelijk dat er scheefgroei is ontstaan. Het is natuurlijk gek dat een directeur van corporatie van een paar honderd woningen evenveel verdient als zijn collega bij een corporatie met misschien wel duizenden woningen.
Tenslotte komen er regels voor een betere afstemming tussen het interne en externe toezicht, onder meer op het punt van wederzijdse informatieverstrekking. Op die manier bevorderen we dat er tijdig kan worden ingegrepen bij ongewenste ontwikkelingen of incidenten bij een corporatie.
Zijn we er daarmee? Vermoedelijk niet. Want mogelijk komt de commissie- Hoekstra nog met verdergaande of andere voorstellen. Een parlementaire enquête ligt in het verschiet. Verder ligt er nog een opgave hoe om te gaan met de toepassing en de handhaving van de Governancecode die verplicht wordt op grond van de Woningwet. Hetzelfde geldt voor de vormgeving van de straks verplichte visitaties.
Wat betekent dit voor u als VTW en voor u als individuele toezichthouder? Zoals ik eerder al zei verwacht ik van u dat u streeft naar een nog scherpere attitude. Scherper in de zin van: durf te oordelen en durf af te rekenen. Durf het bestuur, maar ook elkaar kritisch aan te spreken. Dus niet weglopen of wegkijken maar de discussie aangaan. Als een bestuurder niet naar u wil luisteren, dan moet de bestuurder daarvan de gevolgen ervaren, niet u als toezichthouder.
Onderzoek ook de mogelijkheden van intercollegiale toetsing én van certificering conform de bankensector. Voor dat laatste heeft uw voorzitter Heino van Essen onlangs het idee geopperd een geschiktheidstest voor directeuren en commissarissen van woningcorporaties in te voeren. De handhavingstaak en het opleggen van sancties zou volgens hem bij de Woonautoriteit moeten komen te liggen.
Op zich sta ik positief tegenover dit voorstel. Het kan een goede aanvulling zijn op andere initiatieven vanuit de sector om te streven naar een kwalitatief hoogwaardig intern toezicht en bestuur, zoals de voorschriften uit de governancecode. Maar ik vind het te vroeg om te zeggen of daarin een rol is weggelegd voor de minister of de nieuw te vormen Woonautoriteit. Ik vind dat het vooral aan de sector zelf is om hier handen en voeten aan te geven.
Dames en heren,
Ik rond af. Ik weet dat de VTW voortdurend streeft naar verdere professionalisering en versterking van het interne toezicht. Uit alles wat ik hiervoor heb gezegd begrijpt u dat ik dat streven van harte toejuich. Maar in dit geval vind ik dat het ook echt beter moét. Want alleen dan kan de corporatiesector van het stempel afkomen dat daar voornamelijk incompetente of zichzelf verrijkende bestuurders en falende commissarissen werken. Dat is niet zo, maar dat beeld leeft bij heel veel mensen wel degelijk.
U kunt er aan bijdragen dat de sector van dat foute imago wordt verlost. Dat lukt niet van vandaag op morgen. Maar als ik een ambitie voor uw volgende lustrum, dan zou ik zeggen: met tevredenheid kunnen terugblikken op vijf jaar vrij zijn van incidenten. En daarmee de maatschappelijke waardering verdient, die de sector hoort te krijgen.
Ik wens u ook een aangenaam, interessant en leerzaam vervolg toe van dit congres.
Dank u wel.