Toespraak Rutte bij afscheid voorzitter Tweede Kamer Verbeet
Toespraak van minister-president Rutte bij het afscheid van Gerdi Verbeet als voorzitter van de Tweede Kamer op 19 september 2012.
Mevrouw de voorzitter,
Bijna zou ik vandaag zondigen tegen alle regels van dit huis. De verleiding is namelijk heel groot u bij deze gelegenheid vriendschappelijk te tutoyeren. Maar met u in de voorzittersstoel en in de ambiance van deze zaal is het toch beter als ik niet aan deze verleiding toegeef. Alleen al om recht te doen aan uw eigen opvatting over de plaats van dit huis in ons democratisch bestel. Maar één regel moet ik vandaag wel overboord gooien, want via de voorzitter de voorzitter toespreken, dat gaat me echt niet lukken.
Mevrouw de voorzitter, je hoort vaak zeggen dat een mens maar het best op een hoogtepunt kan stoppen. Dat is niet iedereen gegeven, maar u wel. Toen u begin mei bekend maakte geen nieuwe termijn als Kamervoorzitter te ambiëren, hoorden we eigenlijk alleen maar reacties van mensen die dat jammer vonden - van links tot rechts en zowel binnen als buiten de politiek. Daaruit bleek overduidelijk grote waardering voor de manier waarop u deze mooie, maar moeilijke baan hebt ingevuld. En die waardering is volkomen terecht.
Zelf vergeleek u in een interview de ervaring van het Kamervoorzitterschap ooit met autorijden. U vertelde het eerste half jaar soms nog wat gespannen achter het stuur te hebben gezeten, druk bezig met alle knoppen en pedalen. Maar daarna lukte het steeds vaker naar buiten te kijken en van het landschap te genieten, zoals u dat mooi formuleerde. 'Ik geniet erg van mijn baan', zei u ook nog. Maar dat was eigenlijk een overbodige toevoeging. Dat heeft iedereen de afgelopen jaren kunnen zien. U was als voorzitter gedecideerd, maar ook de rust zelve en u deed het werk met veel humor en kennelijk plezier.
Eén ding stond voor u als Kamervoorzitter absoluut voorop. En dat is het primaat van deze Kamer als controleur van de regering en als medewetgever. Daaraan deed u in het contact met het kabinet géén concessies. Ook niet als er wel eens werd gemopperd over het aantal spoed- en 30-ledendebatten of wanneer bewindslieden samen naar de Kamer werden geroepen. Anne Vondeling, een van uw voorgangers en grote voorbeeld als Kamervoorzitter, schreef ooit over de Tweede Kamer, lam of leeuw? Voor u is dat nooit een vraag geweest. Als de Kamer roept, komen de ministers - zo hoort dat in uw opvatting en ik ga dat niet betwisten. Het parlementaire werk is ons democratisch systeem het allerhoogste.
Het is - denk ik - een bewuste keuze geweest om dat ook in uw persoonlijk optreden uit te dragen. U was niet alleen Kamervoorzitter in deze zaal, maar ook daarbuiten. Dat hebben we gezien bij tal van officiële gelegenheden, waaronder een lange rij buitenlandse bezoeken en de jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei. Bij die gelegenheden stond er echt een 'Mevrouw de Voorzitter' - waardig, onberispelijk en zich volkomen bewust van het hoge instituut dat zij vertegenwoordigde. De persoonlijk woorden die u bij deze gelegenheden koos -zeker op de vierde mei -, lieten elke keer weer zien hoe belangrijk u het vond voor iedereen de juiste toon te raken. En met die zorgvuldigheid en aandacht dwong u respect af. Zoals een journalist het ooit mooi verwoordde: 'In professionaliteit hoeft ze slechts de Koningin boven zich te dulden.' Dat lijkt mij een groot compliment.
Maar even opvallend is hoe deze opvatting over het voorzitterschap niet stopte bij die representatieve rol. U beschouwde het ook als uw taak om het grote publiek meer bij het parlementaire werk te betrekken. Het duidelijkst hebt u dat laten zien door dat boek met die intrigerende titel: Vertrouwen is goed maar begrijpen is beter. En het is waar: voor vertrouwen in ons parlementair bestel helpt het als mensen ook weten en snappen wat hier gebeurt. Kennis leidt nu eenmaal tot begrip. In die relatie met de samenleving hebt u enorm veel geïnvesteerd met steeds weer diezelfde boodschap: de parlementaire democratie is een groot goed en eigendom van alle Nederlanders. En daar moeten we dus ook samen zuinig op zijn.
Voor u was het taalgebruik in deze zaal daarin altijd een belangrijk element. Let wel: u gaf steeds alle ruimte voor een stevig debat. Kamer en kabinet mochten elkaar - via de voorzitter - gerust de waarheid zeggen. Ook al ging dat soms wat onparlementair. Wie niet tegen de hitte kan, moet maar uit de keuken blijven - zo ziet u dat volgens mij. Maar wel graag een debat in enigszins begrijpelijke taal, want aan jargon en moeilijke woorden had u als voorzitter een enorme hekel. Liever geen 'geheimtaal' zoals u dat zelf noemt. En dat liet u merken ook. Zonder aanzien des persoons, weet ik uit ervaring. Ook ik heb via de bode wel eens een briefje van de voorzitter gekregen waarop stond dat maar weinig mensen snappen wat begrippen als 'intergenerationele solidariteit' en 'rechannelen' betekenen… Dus of het niet wat begrijpelijker kon. U formuleerde het subtiel, maar wat was het duidelijk!
En terzijde: u geeft met uw eigen taalgebruik zelf graag het goede voorbeeld. Ik denk dat geen van uw voorgangers het bijvoorbeeld gewaagd zou hebben om publiekelijk te vertellen hoe u de minister-president wel eens liet wachten aan de telefoon, omdat de Kamervoorzitter een luier aan het verschonen was van een van haar kleinkinderen. Daar is geen woord Frans bij en het relativeert. Op zijn minst.
Mevrouw de voorzitter, toen u in 2006 aantrad, schreven veel kranten over uw verleden als docent, blijkbaar in de verwachting dat de nieuwe voorzitter de Kamer als een schooljuffrouw in bedwang zou gaan houden. Aan die verwachting hebt u niet voldaan. Het belerende vingertje en de aanwijsstok zijn niet uw favoriete attributen. Maar u bent in zekere zin wel de juf geworden aan wie alle leerlingen de rest van hun leven met heel veel warmte terug blijven denken: in alles professioneel en tegelijkertijd echt menselijk en belangstellend. Daarvoor wil ik u graag heel veel dank zeggen; namens het kabinet, maar ook als voormalig, en sinds kort opnieuw, lid van deze Kamer.
En dan, beste Gerdi, wil ik toch persoonlijk eindigen. Zes jaar voorzitterschap verdient een natuurlijk een kroon op het werk. Het doet mij heel veel genoegen je te mogen vertellen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd je te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Ik zal je nu met alle soorten van genoegen de bijbehorende versierselen opspelden, ongetwijfeld onder luid applaus.