Toespraak Staatssecretaris De Krom over Verdeelsystematiek WWB 2014 (informatie voor gemeenten)

Dames en heren,

Het is een beetje paradoxaal om een toespraak mee te beginnen, maar ik ben hier vooral gekomen om te luisteren.

Naar u.

Naar de onderzoekers van bureau Berenschot.

Om te horen of en hoe we het verdeelmodel kunnen verbeteren.

Het is verstandig om periodiek naar het verdeelmodel te kijken. Het is met zo’n model net als met een auto. Die moet ook op z’n tijd naar de garage voor een keuring en een grote beurt.

Maar laat me bij het begin beginnen.

De bijstand wordt decentraal uitgevoerd, maar centraal gefinancierd.

Tot nog geen tien jaar geleden gebeurde dat op een manier waar sommigen van u misschien wel heimwee naar hebben.

Ik niet.

Tot aan het begin van deze eeuw konden gemeenten nog 90 procent van hun uitgaven aan bijstandsuitkeringen declareren bij het rijk.

Van 2001 tot 2004 was dat nog 75 procent.

Dat prikkelde gemeenten nauwelijks om mensen uit de bijstand te helpen en uit de bijstand te houden.

Met de invoering van de Wet werk en bijstand is dat in 2004 veranderd. Verbeterd. Gemeenten werden financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de bijstandswet en kregen jaarlijks een budget waarmee ze alle bijstandskosten moeten betalen. Een inkomensdeel, bestemd voor het verstrekken van uitkeringen, en een werkdeel, bestemd voor re-integratie.

Ik hoef daar in dit deskundige gezelschap natuurlijk niet verder op in te gaan; u weet hoe de vork in de steel zit.

Het lijkt me wel goed om onderscheid te maken tussen het vaststellen van het macrobudget, het budget dat het rijk jaarlijks voor alle gemeenten samen beschikbaar stelt, en het verdelen van dat macrobudget over alle verschillende gemeenten.

We hebben het hier vandaag vooral over het verdelen, maar dat kan natuurlijk niet helemaal los worden gezien van het beschikbaar gestelde macrobudget.

Het is net als met het verdelen van de koek. Als er gemopperd wordt dat de plakjes koek te dun zijn, hoeft dat niet per se te liggen aan de manier waarop de koek is verdeeld, maar kan het ook zo zijn dat de koek te klein is om er dikkere plakken van te snijden.

Nou is er in het verleden ook wel eens gemopperd over de grootte van de koek van het macrobudget, maar de rijksoverheid stelt vanaf dit jaar weer een zo passend mogelijk macrobudget vast. In samenspraak met het Centraal Planbureau.

De vraag waar we nu voor staan is: hoe gaan we dat macrobudget ook in de toekomst rechtvaardig, doelmatig en betrouwbaar verdelen?

In 2007 is het verdeelmodel geëvalueerd. Uit die evaluatie kwam dat het model ruw maar bruikbaar is, en werd geadviseerd om meerjarig groot onderhoud te plegen.

Dat doen we nu.

Ons bereiken wel eens geluiden vanuit gemeenten dat het model niet zou voldoen. Het zou onvoldoende rekening houden met factoren die voor gemeenten wel bepalend zijn, zoals bepaalde kenmerken van de lokale arbeidsmarkt of het feit dat een gemeente aan de grens ligt. Maar ook zou het model te ingewikkeld zijn. Deze kritiek komt met name van gemeenten die een tekort hebben.

Tegelijk schetst deze kritiek ook direct de uitdaging waar we voor staan. Het model moet eenvoudig en begrijpelijk zijn, maar ook rekening houden met alle variabelen in gemeenten. Dat is een lastige paradox waar we samen uit moeten komen.

Een verdeelmodel blijft een model en zal daardoor nooit precies bij de werkelijkheid aansluiten. We zullen dus gezamenlijk het juiste midden moeten vinden.

Daarom heeft het ministerie van SZW bureau Berenschot ingeschakeld om onderzoek te doen naar verbetering van de bestaande verdeelsystematiek en alternatieve varianten.

De onderzoekers van Berenschot hebben dat niet alleen gedaan. Ze hebben u, gemeenten en onafhankelijke deskundigen, erbij betrokken.

De resultaten worden hier straks gepresenteerd.

Daarna bent u aan het woord.

Misschien had u verwacht dat ik hier nu al zou vertellen wat ik ervan vind. Maar dat doe ik niet. Ik ben hier gekomen om te horen wat u ervan vindt. Niet alleen omdat ik demissionair ben, maar ook omdat ik een open gesprek met gemeenten wil. Want dit is nou echt iets waar rijk en gemeenten samen uit moeten komen.

Waarbij het uitgangspunt is en blijft dat beleidsvrijheid en financiële verantwoordelijkheid aan elkaar gekoppeld zijn. Het gaat erom dat gemeenten via het budget financieel worden geprikkeld de bijstandsuitgaven duurzaam te beperken.

Uw inbreng wordt door Berenschot weer meegenomen bij de verdere uitwerking.

Daar praten we later dan weer over door.

Ik weet niet hoe lang de formatie gaat duren, maar het lijkt mij waarschijnlijk dat het volgende kabinet besluit over het nieuwe verdeelsysteem. Het is de bedoeling dat we het dan in 2014 kunnen toepassen.

Vóór ik het woord geef aan de onderzoekers van bureau Berenschot, wil ik u allemaal hartelijk danken voor uw aanwezigheid. Ik vind het fantastisch dat u bent gekomen om mee te denken en mee te discussiëren. Het toont uw betrokkenheid.

Ik dank ook iedereen die de afgelopen maanden met bureau Berenschot heeft meegedacht. Die inbreng is van grote waarde.

En dan ga ik nu doen waarvoor ik gekomen ben:

luisteren.