Opening Academisch Jaar bij de Universiteit Utrecht
Maandagmiddag 3 september 2012 opende staatssecretaris Halbe Zijlstra het Academisch Jaar bij de Universiteit Utrecht.
• Hoogstwaarschijnlijk is dit mijn laatste opening van het academisch jaar als staatssecretaris Hoger Onderwijs in Rutte 1. Want je mag aannemen en hopen dat er in september 2013 een nieuw kabinet is aangetreden. En het is nu nog de vraag, welke bewindspersoon over een jaar voor u zal staan.
• Maar vandaag sta ik hier, bij de Universiteit Utrecht, en dat is mij een eer. Want deze universiteit doet het uitstekend:
o Het studierendement ligt boven het landelijk gemiddelde;
o Tal van onderwijsinnovaties die landelijk navolging kregen, vinden hier hun oorsprong: bijvoorbeeld University College, de Academische Pabo en onderwijskwalificaties voor universitaire docenten;
o U blijft zoeken naar differentiatiemogelijkheden: o.a. door bredere bachelors en minors;
o Er is hier al veel ervaring met matching en selectie van studenten;
o U bent van plan om collegegeld te differentiëren, bijvoorbeeld voor honoursprogramma’s.
U ziet: een universiteit die altijd innoveert.
• Bovendien bent u niet bang om uw opleidingenaanbod kritisch tegen het licht te houden, en daar ook consequenties aan te verbinden. Zo hebt u afgelopen jaar uw nek uitgestoken door een aantal opleidingen af te bouwen. Dat is natuurlijk een moeilijke beslissing, en heel vervelend voor degenen die het treft. Maar de keuze voor opleidingen waarmee je de top haalt, leidt vanzelfsprekend tot een hogere kwaliteit.
• Er is nog een reden dat ik blij ben, dat ik vandaag uitgerekend in Utrecht sta. Want dit geeft mij de kans om mevrouw Yvonne van Rooy persoonlijk te bedanken voor al het goede werk dat zij als uw voorzitter heeft verricht. Sinds uw aantreden in januari 2004 hebt u zich ingezet voor het vergroten van onderwijskwaliteit en studiesucces. De rendementscijfers en de hoge posities in rankings van de Universiteit Utrecht bewijzen dat u daarin bent geslaagd. Ook in de laatste Shanghai-lijst bent u weer de hoogst genoteerde Nederlandse universiteit.
• Verder was u de afgelopen jaren de grote inspirator van het Utrecht Science Park. Mede door uw inspanningen start Danone hier met een innovatiecentrum voor gespecialiseerde voeding. Volgens uw eigen schatting kunnen hier straks maar liefst 400 kenniswerkers aan de slag gaan. En in 2018 komt ook het RIVM hiernaartoe, en dan bevindt dit instituut zich in het goede gezelschap van partijen als onder andere het Hubrecht Instituut, TNO, Deltares, het al eerder genoemde Danone en het UMCU.
• Beste mevrouw Van Rooy, heel veel dank voor uw inspanningen. Eind van dit jaar gaat u beginnen bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, en ik wens u daar een succesvolle toekomst!
• Terug naar oktober 2010, terug naar de dagen dat dit kabinet aantrad. Er lag toen een advies van de commissie Veerman, breed omarmd door de Tweede Kamer, het vorige kabinet, dit kabinet, de instellingen, de werkgevers en de studenten. Werkelijk iedereen kon zich hierin vinden. De tijd was rijp om dit advies te vertalen naar concreet beleid.
• Daarnaast bleek de economische crisis nog veel ernstiger dan zich in eerste instantie liet aanzien. Dat maakte bezuinigingen acuut noodzakelijk en het dwong om nóg efficiënter met beschikbare middelen om te gaan.
• Tegelijkertijd wilde dit kabinet een omslag maken van kwantiteit naar kwaliteit. Om onze kenniseconomie concurrerend te houden, moet de kwaliteit van het hoger onderwijs verder omhoog. Want hier halen we de grondstof voor onze welvaart en welzijn vandaan.
• Om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verhogen, moet je keuzes maken. En dan kun je natuurlijk een heleboel kanten op. Zo werd er bij het aantreden van dit kabinet door sommigen gesuggereerd, dat wetenschapsbeleid beter op zijn plaats zou zijn bij EL&I - maar dat was geen goede keus geweest. Ik vind het dan ook heel verstandig dat hoger onderwijs, wetenschap en onderzoek als een hechte eenheid bij OCW zijn gebleven. Het is gezond om een goede balance of power te hebben in dit veld. Dat vergt wel goede samenwerking. We hebben de afgelopen jaren bewezen dat dit kan.
• Om de instellingen de juiste keuzes te laten maken, gaven we hun de volgende drie uitgangspunten mee:
o Een universiteit is geen warenhuis, maar een goed gesorteerde speciaalzaak. Bij een te breed aanbod vervlakt de kwaliteit; we hebben echter pieken nodig. Durf het ook aan om sommige dingen niet meer te doen. Kies een eigen profiel, en bied de studenten daarbinnen méér mogelijkheden voor een studie op maat.
o Het beste uit elke student halen, dát is de opdracht: en niet het najagen van een bepaald percentage hoger opgeleiden. Zo’n percentage zegt helemaal niets over de kwaliteit van de individuele studenten.
o Een strengere selectie helpt om elke student op de juiste plaats te krijgen. Studenten mogen iets van hun opleiding eisen, maar andersom geldt dat ook.
• Als leidraad voor de koerswijziging naar een hogere kwaliteit, verscheen op 1 juli 2011 de Strategische Agenda ‘Kwaliteit in verscheidenheid’. Een ambitieus pakket van maatregelen om het hoger onderwijs naar een hoger plan te brengen. Dat kan niet van vandaag op morgen. Zo’n ingrijpend proces heeft tijd nodig, en commitment van alle betrokken partijen. Dat leg je niet op van bovenaf.
• En dat commitment is gekomen, daar ben ik heel blij mee. Ik kreeg van alle universiteiten en hogescholen voorstellen met hun plannen voor de komende jaren. Instellingen geven daarmee aan wat ze gaan doen om zich te profileren, hoe ze de kwaliteit willen verhogen en op welke manier ze inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Instellingen bepalen dus hun eigen ambities, op grond van hun eigen strategische plannen en hun eigen sterkte-/zwakteanalyse. Helemaal naar eigen idee, in de vrije geest. Vanuit Den Haag kreeg daarvoor u maar één oekaze opgelegd: de plannen mochten niet meer dan 40 pagina’s omvatten.
• Ik realiseer me dat het zorgvuldig uitwerken van de ambities een grote opgave was, en ik ben er trots op dat u in korte tijd zoveel werk kon verzetten. Dat is een groot compliment waard voor alle betrokken medewerkers!
• De eerste stappen zijn gezet, maar we hebben nog een lange weg te gaan. Zo’n grote omslag heeft nu eenmaal veel voeten in aarde. Maar wat al vrij snel resultaten kan afwerpen, zijn de prestatie-afspraken over onderwerpen als:
o Profileren van instellingen
o Selectie aan de poort
o Collegegelddifferentiatie
o Betere studiekeuzevoorlichting
o Onderwijsintensiteit en kwaliteit van docenten
o Samenwerken tussen instellingen onderling, en van instellingen met bedrijfsleven
En dit zijn geen vrijblijvende exercities: een deel van de bekostiging wordt afhankelijk gemaakt van de prestaties.
• Misschien toch goed om hier even stil te staan bij de procedure. De Raad van State heeft de ontwerp-regelgeving zeer zorgvuldig bestudeerd en geconcludeerd dat er een wettelijke grondslag is voor prestatieafspraken, en dat ze dus niet conflicteren met het beroemde artikel 23 (vrijheid van onderwijs) van de grondwet. Het kan allemaal snel geregeld worden via het experimenteerartikel in de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek. We geven vanzelfsprekend graag gehoor aan de uitspraak van de Raad, en dat zijn we nu aan het doen. Dat betekent wel dat de afspraken iets later worden getekend dan in eerste instantie de bedoeling was, maar ook dat ze gewoon, zoals gepland, op 1 januari 2013 ingaan.
• De prestatie-afspraken zijn in ieders belang. Het belang van de studenten, die beter onderwijs eisen. Het belang van de instellingen die aanspraak willen maken op extra geld, om te kunnen investeren in hun onderwijs. En het belang van de samenleving als geheel.
• De prestatieafspraken hebben hun schaduw vooruit geworpen. Nog voordat ze bekrachtigd zijn, is er een begin gemaakt met de uitvoering. Er is al heel veel werk verzet binnen de instellingen. Er wordt concreet gewerkt aan herstructurering van het opleidingenaanbod, en er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden tussen instellingen aangegaan. Besturen, management, docenten, studenten; heel veel mensen hebben intensief met elkaar gepraat om strategische beslissingen te kunnen nemen over de toekomst van hun instelling. In een recent rapport van de Vereniging Medezeggenschapsraden Hogescholen wordt geconstateerd dat vrijwel alle medezeggenschapsraden tevreden zijn over hun betrokkenheid bij het opstellen van de prestatieafspraken. En dat alleen al het proces daaromheen positieve effecten heeft op de onderwijskwaliteit. Dat versterkt mijn vertrouwen dat we op de goede weg zijn.
• De maatregelen om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren, zijn misschien niet allemaal even revolutionair. Maar de prestatie-afspraken zijn verbonden met een omslag, noodzakelijk om kwaliteit substantieel te verhogen. Voor het eerst wordt bekostiging van HO instellingen verbonden met kwaliteit in plaats van met kwantiteit. En daar word je ook echt op afgerekend. Dat is een echte doorbraak, waarmee wellicht ook de weerstand is verklaard die de plannen hier en daar opriepen.
• Vroeger kregen bestuurders nog weleens een zak geld en werden ze op hun blauwe ogen geloofd als ze beloofden dat ze iets aan de kwaliteit zouden gaan doen. Maar nu wordt de beloning gekoppeld aan de daadwerkelijk geleverde prestaties. Eigenlijk heel logisch en wel zo eerlijk. Zo werkt het in andere branches ook. Als je in een verbouwing zit, dan kan de aannemer een voorschot vragen om van start te kunnen gaan; maar het grootste deel van de rekening wordt betaald wanneer de verbouwing volgens afspraak is uitgevoerd. Dat doe je niet op basis van goede intenties alleen.
• Overigens is men in de hele wereld op zoek naar manieren om de kwaliteit van hoger onderwijs te versterken. Overal wil men zich onderscheiden met ambitie en excellentie. Als klein land met grote ambities zitten we met onze prestatie-afspraken-aanpak in de voorhoede. En daar moeten we blijven, willen we ons met de concurrentie kunnen meten. En dat willen we!
• Dit kabinet heeft een proces in gang gezet om het hoger onderwijs toekomstbestendig te laten zijn, gereed voor 2025. En daar heb ik wel een toekomstbeeld bij:
o Ik zie een universitaire wereld voor me, waarin alle instellingen eigen zwaartepunten hebben gekozen, waarmee ze dan aan de top staan. Over het geheel genomen is het kwaliteitsniveau daardoor gestegen.
o Omdat kwaliteit vraagt om specialisatie – vooral in de masterfase en het onderzoek - moeten studenten - helaas voor hen - soms wat verder reizen. Je kunt niet meer alles overal studeren: maar waar je studeert, krijg je wel de beste studie aangeboden.
o Kwaliteit vormt in 2025 de meest bepalende factor voor de bekostiging. Zo het werk, zo het loon.
• Tot slot zie ik voor me dat zelfs de meest fervente critici in 2025 moeten toegeven, dat betalen op basis van kwaliteit en geleverde prestaties meer oplevert dan belonen op grond van kwantiteit en beloftes. De kwaliteit van het hoger onderwijs is door deze cultuuromslag met sprongen omhoog gegaan. En dat zie je overal terug: zoals het in 2025 nog altijd afwachten is wie er op nummer 1 staat in de top 2000 - Bohemian Rhapsody of Hotel California – zo zullen de university rankings dan dezelfde traditionele tweestrijd laten zien tussen Harvard en Utrecht. Al is voor dat laatste punt de wens misschien de vader van de gedachte.
• Terug naar vandaag, terug naar het hoger onderwijs. We staan nu negen dagen voor de verkiezingen. En de afgelopen weken hebben we gezien, dat verkiezingsretoriek het onderwijs niet verder helpt. De beschamende vertoning in de Kamer over de langstudeerdersmaatregel onderstreepte nog eens dat we geen korte klappen, maar structurele oplossingen nodig hebben. Laten we daarom vasthouden aan de lijn die rechtstreeks van Veerman naar de strategische agenda en prestatieafspraken loopt. De instellingen zijn er al vol mee aan de slag gegaan; we moeten nu niet weer iets anders bedenken. Een omslag naar langetermijnkwaliteit bereik je alleen door langetermijnbeleid. Koester de jonge aanplant, en laat die uitgroeien tot een gezonde boom waarvan we straks de vruchten kunnen plukken.
• Datzelfde geldt ook voor het topsectorenbeleid. Ik zag pas geleden een oproep van een brede coalitie van bedrijfsleven, hoger onderwijs en wetenschap en onderzoek, die kortweg luidt: “Ga door met het topsectorenbeleid.” He-le-maal mee eens. Hiermee is de afgelopen jaren veel geld uit het bedrijfsleven gemobiliseerd. Maar de winst zit ook in de synergie die hierdoor ontstond tussen bedrijven en kennisinstellingen; in de bereidheid om over eigen grenzen heen te kijken en nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. Kortom: het topsectorenbeleid werkt, ‘evidence proof’!
• Dames en heren, hiermee wil ik deze toespraak beëindigen, en het academisch jaar openen. Ik wens u allemaal heel veel wijsheid toe!