Toespraak minister Spies bij Sociaalchristelijk Congres 2012
Toespraak minister Spies bij het Sociaalchristelijk Congres in Doorn op 30 augustus 2012.
De vraag “van wie is de samenleving?” is de juiste vraag op het juiste moment. Ik ben daarom blij dat ik mee mag zoeken naar het antwoord. Het gaat over wat wezenlijk is in de relatie tussen de burgers in het sociaal verkeer en het nemen van verantwoordelijkheid; het gaat daarom ook over de rol die de overheid en misschien ook wel het maatschappelijk middenveld, moet spelen.
Het woord samen valt nogal eens dezer dagen, maar “samen” in het woord samenleving lijkt zijn betekenis te hebben verloren. De samenleving is het strijdtoneel om de macht, door belanghebbenden of belangenbehartigers. Het sámen leven is zelden een aandachtspunt geweest. Het ging om de zeggenschap of de verdediging van de belangen van groepen, belangen en instituties.
Zelfs in de ontstaansgeschiedenis van het middenveld is er weinig sprake geweest van mensen die zelf samen wat opzetten. Het waren meestal anderen die bijvoorbeeld voor de slachtoffers of gebruikers opkwamen, namens hen hun belangen verdedigden en ten bate van hen initiatieven namen. Maar de goedbedoelende en historisch ook noodzakelijke strijders voor recht en emancipatie woonden meestal niet zelf in de Schildersbuurt of de Jordaan en werkten lang niet altijd zelf als visser, metselaar of turfsteker, stuurden niet hun eigen kinderen naar de volksschool.
De beeldvorming van het middenveld wordt er niet beter op op dit moment. De meerderheid van integere bestuurders en medewerkers niet te na gesproken, ziet het middenveld en bij heel wat publieke organisaties, er soms uit als een gebied waar elementaire – zakelijk - regels van governance worden geschonden, om van moraal maar helemaal te zwijgen. De gebruikers zijn een doelgroep; cliënten – consumenten soms zelfs - geworden. Wel vóór de mensen, niet ván de mensen. Ooit was de kleine confessionele school een deel van het eigen leven. Nu is het vaak een filiaal van een ver hoofdkantoor met bestuurders die geen enkele persoonlijke band hebben met de leerlingen of de ouders. Je ziet dat ook bij verzorgingshuizen of een woningcorporatie als Vestia.
Ik wil de vraag verschuiven van “Van wie is de samenleving?” naar: Wie is de samenleving ?, wat bindt ons? en wat is de bron van maatschappelijke dynamiek? Visies op de samenleving en daarmee ook de politiek gaan vaak uit van twee uitersten. De ene staat – en ik overdrijf, ik weet het – voor: “de overheid zorgt voor alles dus hou je der maar buiten, wij doen het wel”. En daar dan tegenover de Teaparty wijsheid: “waar bemoeien jullie je mee. Ik zoek het zelf wel uit en de samenleving kan me gestolen worden”. Geen van beiden spreekt mij aan. Als Christendemocraat weiger ik te kiezen tussen verstatelijking of nog verdergaande individualisering. Geen van beide zal een samenhangende en beschaafde samenleving weten te bouwen. Geen van beide gaat uit van vertrouwen in mensen die verantwoordelijkheid willen dragen.
Ik wil bijdragen aan een samenleving waarin de dynamiek voortkomt uit de actieve en ondernemende burger die verantwoordelijkheid neemt voor zich zelf en voor zijn omgeving en zijn naaste. Dat is geen utopische droom of een zweverig ideaal. Die ondernemende en verantwoordelijke burger bestaat en manifesteert zich steeds meer. U kent waarschijnlijk het WRR rapport “Vertrouwen in de Burger”. Dat toont aan dat de overheid en publieke instellingen allang niet meer de enigen zijn die zich het welzijn van Nederland aantrekken. Er is een niet ontkennen ontwikkeling waarin steeds meer mensen niet de keuze willen maken tussen afhankelijkheid of egoïsme, maar kiezen voor het dragen van sociale verantwoordelijkheid. Burgerschap dat zich niet eenmaal in de vier jaren laat zien maar dagelijks.
Trouw heeft er over geschrevenen en gaf ook aansprekende voorbeelden variërend van buurtspreekuren voor ouderen tot de gemeenschappelijke aanschaf van zonnepanelen. Ik zie dat als de kiemen van nieuw elan in het middenveld waarin identiteit misschien wel op een totaal andere maniet wordt ingevuld dan we van oudsher gewend zijn. Van onderop. Daar moeten we bij aansluiten.
Een ander voorbeeld dat mij erg aanspreekt is het dorpje Elsendorp. 1000 inwoners bij Gemert-Bakel. Om het dorp leefbaar te houden hebben de inwoners met de gemeente overlegd en zij runnen nu zelf het dorpshuis en het jeugdhonk. Maar vooral bijzonder is hun initiatief om, in samenwerking met een zorginstelling, er voor te zorgen dat ouderen de hele rest van hun leven in het dorp kunnen blijven wonen met steeds dezelfde thuiszorgverlener die bij voorkeur ook uit Elsendorp komt. Dat is niet wereldschokkend, dat weet ik ook wel. Maar voor die mensen is het van levensbelang.
Het zijn maar voorbeelden, maar het is wel degelijk meer dan een trend. Het is de logische actie van mensen die zich niet erg herkennen in de overheid die ver weg is, maar zich evenmin thuis voelen tussen de gevestigde grootmachten van het middenveld. Er is een omwenteling aan de gang is, geleid door burgers die van de overheid eisen dat die zich anders opstelt. Dat is iets om optimistisch van te worden. Maar let op, als we onze burgers en hun actieve burgerschap serieus nemen dan dienen wij; de overheid én het middenveld ons ook anders op te stellen.
Niet wij maar de mensen zijn de basis van de samenleving. De overheid is geen macht maar een dienaar. De burgers worden niet gevraagd mee te doen met de overheid, de overheid participeert in de activiteiten en initiatieven van de burgers. En dat geldt evenzo voor het middenveld. Een rapport dat ik binnenkort uit zal brengen pleit voor vrij baan voor maatschappelijke initiatieven en zelforganisatie. De overheid moet aanvoelen wat er speelt en dat stimuleren. Kleinschaligheid en de menselijke maat en initiatieven moeten daar de ruimte voor krijgen. Daarom moet er ook “ontregeld” worden en ruimte worden gegeven aan experimenten en aan – ja – fouten. En dan moet de overheid niet proberen het over te nemen. We moeten misschien maar eens géén beleid ontwikkelen of andere goedbedoelde bemoeizorg organiseren.
Het punt is niet dat we als overheid graag aardig gevonden willen worden. Het gaat erom dat we opnieuw leren dienstbaar te zijn.
Maar het belangrijkste is dat de overheid de burger als leidend en sturend accepteert. Maatschappelijke veranderingen van onder op. En dat geldt precies zo voor het middenveld. Voor overheid en middenveld geldt: de verandering komt van onderen, van de mensen aan wie wij dienstbaar zijn. Dan is de samenleving niet afhankelijk van het vertrouwen van de burgers in de overheid maar veel meer van het vertrouwen dat de overheid en de maatschappelijke organisaties durven te hebben in hun burgers. Durven wij dat aan?