Toespraak Rutte op Veteranendag
Toespraak van minister-president Mark Rutte op Veteranendag op 30 juni 2012 in de Ridderzaal in Den Haag. 'Op Veteranendag zeggen we hardop dankjewel tegen alle oude en jonge veteranen die zich overal ter wereld hebben ingezet voor vrede, veiligheid en de toekomst van ons land', aldus Rutte. 'Het is ook prachtig om te zien hoe de relatief jonge traditie van Veteranendag inmiddels wortel heeft geschoten.'
Koninklijke Hoogheden, veteranen, dames en heren,
In december vorig jaar bezocht ik de Nederlandse mannen en vrouwen in Kunduz. Dat was een indrukwekkende ervaring. Het zou een bliksembezoek worden van een dag en een nacht. Maar vanwege slecht weer moest ik een etmaal langer blijven. Achteraf gezien was dat een cadeau, omdat ik zo de kans kreeg buiten het vastgestelde programma om een reguliere dag op het kamp mee te maken. Ik heb dus niet alleen samen met de Afghaanse agenten in opleiding een les kaartlezen voor beginners gevolgd, maar ook een potje getafelvoetbald met een paar soldaten. Ik verloor glansrijk, maar dat maakte de avond er niet minder plezierig om.
Een van de mensen die mij in Kunduz begeleidde, was luitenant – nu kapitein – Andreas Tabor. Hij werd twee keer uitgezonden naar Afghanistan onder ISAF en is sinds 2010 drager van het gevechtsinsigne. Wat mij trof, was de rust waarmee luitenant Tabor mij instrueerde. Een jonge vent van ongeveer 25 jaar. Compleet zichzelf. Open, spontaan, maar ook heel gedecideerd als ik iets niet kon doen. Geen spoor van nervositeit over het hoge bezoek uit Nederland. Integendeel. Hij stelde mij gerust, niet ik hem.
Achteraf heb ik me eigenlijk pas goed gerealiseerd hoe typerend deze manier van optreden is voor het hele Nederlandse militaire bedrijf. Want onze militairen zijn professioneel, goed opgeleid en beschikken over goed materieel. Dat geeft vertrouwen. Iets wat ik overigens ook regelmatig terughoor in het buitenland: een enorm vertrouwen in de kwaliteit van de Nederlandse krijgsmacht. Die staat internationaal zeer hoog aangeschreven. En terecht.
Andreas Tabor is een van die jonge veteranen die een bewuste keuze maakte voor het leger en voor de kansen die een militaire loopbaan hem bood. Die keuze hadden veel oudere veteranen in hun tijd niet. Zij werden als dienstplichtige uitgezonden, zonder dat ze daar zelf veel invloed op hadden. Maar wat alle veteranen gemeenschappelijk hebben, is de vormende ervaring van een missie. Een ervaring die mensen hun hele leven met zich meedragen. Voor sommige veteranen is dat een last, voor veel anderen juist niet. Maar vaak is het beeld ook niet zwart-wit, en komen mensen terug met zowel positieve als negatieve ervaringen.
Voormalig pelotonscommandant Bart Noordzij verwoordde dat laatst heel mooi op de website van veteranendag. Hij schreef: ‘Iedereen verandert op missie. Jonge jongens, soms pas 18 jaar, worden snel volwassen. Je wordt min of meer gedwongen. Iedereen moet op zijn eigen niveau beslissingen nemen, je draagt allemaal verantwoordelijkheid voor elkaar, er heerst constant dreiging en je bent ver van je vertrouwde omgeving.’ Ik vermoed dat veel veteranen zich in dit beeld herkennen.
In de maanden na mijn bezoek aan Kunduz bezocht ik ook het Veteraneninstituut en het Militair Revalidatiecentrum in Doorn en ik was aanwezig bij een thuisfrontdag op de Johannes Postkazerne in Havelte. In Doorn ontmoette ik Bart Noordzij en zijn vader – óók veteraan. En in Havelte sprak ik met Linda, de partner van kapitein Tabor. Ik vond het heel bijzonder om alle persoonlijke verhalen te horen van deze militairen en hun families. Gespiegeld, en toch met heel veel overeenkomsten. Over de grote impact van het afscheid en het langdurige missen. Over die altijd sluimerend aanwezige angst dat er iets naars gebeurt. Over het contact tijdens de missie, dat via skype en sms gemakkelijker is dan ooit, terwijl je toch niet alles kunt delen. En over de vreugde van het weerzien en het weer aan elkaar moeten wennen.
Al deze ontmoetingen en ervaringen hebben mij nog eens bevestigd in het feit dat we goed voor onze veteranen – jong en oud – moeten zorgen. Dat ze de ruimte moeten krijgen om hun verhalen te vertellen en hun ervaringen over te brengen op nieuwe generaties. Of in de terminologie van deze bijeenkomst: Veteranen moeten zichtbaar zijn in de samenleving.
Gelukkig hebben we daarin de laatste 10, 15 jaar grote stappen gezet met het Veteraneninsitituut, een Veteranenwet en natuurlijk deze jaarlijkse toogdag. Op Veteranendag zeggen we hardop dankjewel tegen alle oude en jonge veteranen die zich overal ter wereld hebben ingezet voor vrede, veiligheid en de toekomst van ons land. Het is goed dat we daarbij speciaal de aandacht vestigen op groepen die in het verleden weinig – vaak té weinig – aandacht hebben gekregen. Zoals vandaag de koopvaardij, waarmee u, Prinses Margriet, zo’n speciale band hebt. Het is ook prachtig om te zien hoe de relatief jonge traditie van Veteranendag inmiddels wortel heeft geschoten. Ik weet zeker dat het straks op het Malieveld weer één groot feest is van herkenning en oude kameraadschappen en ik verheug me erop daar weer bij te mogen zijn. En ook buiten Den Haag treffen veteranen elkaar vandaag op heel veel plekken in het land – een bewijs dat deze dag leeft en in een grote behoefte voorziet.
Koninklijke Hoogheden, dames en heren,
Bart Noordzij loopt zo samen met zijn vader voorop in het defilé. Beiden zijn er trots op veteraan te zijn en dat is volkomen terecht. Bart is als jonge veteraan uitermate actief en draagt dat ook over op zijn voormalige manschappen en collega’s. Of zoals hij het zelf formuleert: ‘Maak jezelf zichtbaar, wees trots op je ervaringen en lessen die je op missie hebt opgedaan en deel die vooral ook met niet-veteranen.’
Mij lijkt dat een mooie opdracht voor elke veteraan, jong én oud. Ik wens u allemaal een heel mooie Veteranendag toe, hier en elders in het land. Tot straks op het Malieveld.
Dank u wel.