Toespraak van staatssecretaris Paul de Krom (SZW) op het congres ‘Het outsiderseffect van mensen met psychische klachten’ op maandag 18 juni 2012 in Utrecht.
Dames en heren,
Een paar maanden geleden zei ik heel graag “ja” tegen de uitnodiging om hier vandaag te spreken. Bedoeling was dat ik het zou hebben over de Wet werken naar vermogen. Ik kon toen niet voorzien dat ik vandaag hier voor u zou staan in demissionaire staat, en dat de Wet werken naar vermogen door de Tweede Kamer voorlopig in de koelkast is gezet.
Maar dat is naar mijn rotsvaste overtuiging niet het einde van het verhaal. Het kabinet mag zijn gevallen, aan de noodzaak om te hervormen is geen snars veranderd. Niks doen is misschien lekker makkelijk, maar de prijs daarvoor is wat mij betreft te hoog.
Als we niets doen, dan wordt de Wajong de WAO van deze eeuw. Als we niets doen, dan blijft de WSW volstromen met mensen die elders beter op hun plek zijn. Als we niets doen, dan blijven de half miljoen mensen die nu onnodig langs de kant staan nog langer buitenspel staan. Dat is sociaal, economische en financieel onverantwoord.
Wie kan werken, en de kans krijgt, moet dat ook doen.
Hoe groter de afhankelijkheid van uitkeringen en voorzieningen, hoe groter het risico op armoede en sociale uitkering, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau. Hoe langer mensen werkloos zijn, hoe groter de kans op depressieve klachten. Mensen die werkloos zijn, hebben gemiddeld een slechtere gezondheid dan zij die een baan hebben. (*1.) Werk leidt over het algemeen tot een betere kwaliteit van leven en een betere gezondheid. (*2).
“Werken maakt gezonder” was dan ook de treffende titel van het proefschrift van dr. (Merel) Schuring. (*3) Ze deed onderzoek naar Rotterdammers met een bijstandsuitkering. Zo gauw deze mensen weer een betaalde baan hadden, voelden ze zich mentaal en lichamelijk beter.
Ook andere onderzoeken tonen dat aan. Reden om vraagtekens te zetten bij de opvatting dat mensen éérst weer helemaal gezond moeten worden en dán pas weer een baan moeten zoeken. Waarom zouden we geen gebruik maken van de heilzame werking van werk? Door te gaan werken, worden mensen gedwongen actief te zijn. Ze bewegen meer, leven regelmatiger en gaan zich geestelijk en lichamelijk gezonder voelen.
Ik wil werk hier vandaag niet verkopen als hét wondermiddel tegen alle psychische kwalen, maar ik ben onder de indruk van al dat wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat werk wel degelijk een medicijn kan zijn.
Natuurlijk moeten we voorkomen dat de gezondheid verslechtert omdat iemand te snel (weer) gaat werken; maar ook moet worden voorkomen dat de gezondheid verslechtert omdat iemand niet snel genóég (weer) gaat werken.
Onze aanpak moet dus vooral zijn gericht op arbeidsparticipatie. Op een effectieve en evenwichtige manier, waarbij mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben én de snelste weg naar werk wordt ingeslagen. Het gaat om een én-én-benadering, waarbij in ieder individueel geval de juiste balans moet worden gevonden.
Ik ga niet op de stoel van de arts zitten, maar bekijk het vanuit mijn verantwoordelijkheid als staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hoe krijgen we mensen die met psychische klachten aan de kant staan (weer) aan het werk?
Daar gaat het mij om. Daar moet het in de uitvoering om gaan. We moeten voorkomen dat mensen die op eigen benen kunnen staan onnodig afhankelijk worden gemaakt van zorg en sociale zekerheid. Ook al gebeurt het met de beste bedoelingen, het doet afbreuk aan hun eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Het maakt mensen niet sterker, maar zwakker. We moeten af van het zieligheidsdenken en iedereen aanspreken op zijn of haar verantwoordelijkheid. Wie dat niet doet, neemt mensen niet serieus en schrijft ze af.
Psychische klachten staan niet hoog in de top-10 van het ziekteverzuim. (*4) Werkdruk is wel een veel voorkomend arbeidsrisico, dat kan leiden tot werkstress, wat weer kan leiden tot psychische klachten, zoals burn-out. Maar toch zijn psychische klachten met 3,4 procent niet de meest voorkomende reden van verzuim. Werknemers melden zich tien keer zo vaak ziek met griep en verkoudheid.
Psychische aandoeningen staan wel op een derde plaats in de top-10 van beroepsziekten (met 18 procent). Na gehooraandoeningen (met 42 procent) en aandoeningen aan het bewegingsapparaat (met 33 procent). Als we de WAO en de WIA kijken, dan zien we dat de meeste werknemers een arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen wegens psychische klachten. Die staan (met 37 procent) bovenaan. Gevolgd door klachten aan het bewegingsapparaat (27 procent) en hart- en vaatziekten (6 procent).
De OESO concludeert in een recent rapport - ‘Sick on the job’ (*5) - dat de bevolking in de geïndustrialiseerde wereld steeds vaker te maken heeft met psychische problemen. Twintig procent van de mensen zegt op dit moment psychische klachten te hebben, waarvan een kwart ernstig.
Dat leidt tot een toenemende vraag naar gezondheidzorg en een toenemend beroep op arbeidsongeschiktheidsregelingen. Ook in ons land. Kijk bijvoorbeeld naar de groei van de Wajong.
Vorig jaar – 2011 dus – zaten er 210.000 mensen in de Wajong; 12.000 meer dan het jaar daarvoor, en 100.000 meer dan vijftien jaar geleden.
De afgelopen jaren kwamen er iedere werkdag twee schoolklassen bij in de Wajong.
Nederlands onderzoek toonde al aan dat deze toename niet wordt veroorzaakt door een toename van het aantal kinderen met ernstige gezondheidsbeperkingen. (*6) Het rapport van de OESO bevestigt dat. Ik citeer: “Contrary to widespread beliefs, the prevalence of mental disorder is not increasing.”
Er is geen groei van het aantal jongeren met een ernstige lichamelijke of verstandelijke beperking, voor wie de Wajong oorspronkelijk was bedoeld, maar wel een groei van het aantal jongeren met vormen van autisme en een lichtverstandelijke handicap in combinatie met gedragsproblemen. Die groei – ook in de jeugdzorg en het onderwijs – wordt voor een groot deel verklaard door eerdere herkenning, verbeterde diagnostiek en verruiming van definities en diagnostische criteria.
Steeds meer ‘problemen’ worden gemedicaliseerd en krijgen het etiket van een ‘stoornis’. Wat eens een druk kind was, is nu een ADHD‘er. Wat eens normaal bij het leven hoorde, is nu een medisch probleem. Jongeren die vroeger mee konden komen, vallen nu vaker buiten de boot. Zoals de OESO stelt: de toegang tot arbeidsongeschiktheidsregelingen voor jongeren met een beperking is te ruim. Dat klopt. Resultaat is dat we velen een sticker op hun hoofd plakken “u kunt niet meedoen”en ze onnodig tot een levenslange uitkering veroordelen. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Medicalisering heeft grote gevolgen voor de kosten van de zorg en de sociale zekerheid. Daarom vind ik het van belang om de effecten van medicalisering voor werk en sociale zekerheid helder in beeld te brengen.
In samenwerking met andere ministeries (VWS, OCW) zijn we daar al mee begonnen. Wat is er in de wetenschappelijke literatuur bekend over de effecten van medicalisering?
Als demissionair staatssecretaris heb ik er niet zo heel veel meer over te zeggen, maar ik hoop dat duidelijk aan het licht komt wat onnodige en onnuttige medicalisering is. Dan kan daar een eind aan worden gemaakt.
In de discussie over de jeugdzorg heeft de Tweede Kamer ‘demedicalisering’ al benoemd als één van de hoofddoelen van het nieuwe beleid. Het thema is nu ‘normaliseren.’
Over één van de negatieve effecten van de medicalisering op het terrein van sociale zaken zijn ook al vragen gekomen uit de Tweede Kamer. Vragen over een interessant onderzoek naar ziekteverzuim.(*7)
De vraag aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was – ik citeer: “Deelt u de conclusie dat een kwart van het verzuim vermeden zou kunnen worden als medisch specialisten, fysiotherapeuten, psychotherapeuten en ziekenhuizen minder zouden medicaliseren en meer het werk, of vervangend werk centraal zouden stellen?”
Het antwoord was: “De conclusie dat veel verzuim tegen te gaan is door bij de aanpak minder het accent te leggen op de medische kant van het geval, onderschrijf ik. Evenals het belang van de afstemming tussen arbozorg en curatieve zorg.’
Voor de goede orde: ik was niet de staatssecretaris die deze vragen zo zinnig beantwoordde; dat was, tien jaar geleden, mijn voorganger Mark Rutte.
Er is een omslag nodig in het denken en het doen. Door het werk centraal te stellen. Door mensen niet primair als “zieke” te beschouwen, maar als potentieel werknemer met eventuele zorgbehoefte.
Werk kan mensen ziek maken, maar werk kan mensen ook weer gezond maken.
Ik vind het een uitstekend initiatief van het UWV om daar hier vandaag met elkaar over te denken en te discussiëren. Het is van belang dat alle betrokken partijen met elkaar samenwerken. Werknemers en werkgevers. Artsen en zorgverzekeraars. Daar kunnen mensen met psychische klachten alleen maar baat bij hebben.
De professionals in de zorg en de sociale zekerheid werken nog te vaak los van elkaar. Dat is eigenlijk onbegrijpelijk, want werk en psychische klachten zijn toch onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Gelukkig zien we steeds meer samenwerking tot stand komen. Professionals van allerlei disciplines kijken over de grenzen van hun vakgebied en gaan steeds vaker werk als een deel van de oplossing zien. Ook vanuit het perspectief van de GGZ.
Ik ben dan ook blij met het convenant dat UWV en GGZ Nederland (in april) hebben gesloten om meer samen te werken. Het doel van dit convenant is, ik citeer: “zodanig samen te werken dat voor mensen uit de doelgroep behoud van werk dan wel een effectieve re-integratie wordt bevorderd, waardoor deze mensen betaald werk kunnen verrichten of kunnen blijven verrichten als onderdeel van gelijkwaardig burgerschap.”
Het is een lange zin om uit te spreken, maar het geeft kort weer wat voor mij de kern van het gewenste beleid is. Ik kan daarom ook alleen maar zeggen: een prima initiatief en een prima doelstelling.
Dames en heren,
Ik had hier graag willen spreken over de nieuwe Wet werken naar vermogen, maar die wet zie ik voorlopig niet in het staatsblad verschijnen. Helaas. Dat betekent niet dat iedereen nu met de armen over elkaar kan blijven zitten tot er een nieuw kabinet is. De wereld draait door. Ook als een kabinet demissionair is.
Het is en blijft van belang om te investeren in preventie en effectieve re-integratie.
Het is en blijft van belang dat werkgevers zich niet blindstaren op de beperkingen van mensen, maar oog hebben voor hun talenten en toekomstmogelijkheden.
Het is en blijft van belang om de arbeidsparticipatie te verhogen van mensen die kunnen werken, maar met een uitkering langs de lijn staan.
Daar wil ik me, ook als demissionair staatssecretaris, samen met u voor in blijven zetten.
1. R. W. B. Blonk, inaugurale rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar ‘Arbeidsparticipatie en psychische klachten: in het bijzonder activering en re-integratie’ aan de Universiteit Utrecht. 2006.
2. F. Nijhuis. Werken naar Vermogen; vermogen om te werken. 2011.
3. M. Schuring. Werken maakt gezonder. 2010.
4. TNO/SZW. Arbobalans.2011.
5. OESO. Sick on the job. 2012.
6. TNO. Toename gebruik ondersteuning voor jongeren met een gezondheidsbeperking. 2007.
7. Antwoord staatssecretaris Mark Rutte (SZW) op vragen van Tweede Kamerlid Jet Bussemaker. 2002.