Vrijheid geef je door!
Op 4 mei 2012 hield Minister van Bijsterveldt een herdenkingstoespraak bij het homomonument, met als thema: vrijheid geef je door. Het was voor het eerst dat een lid van de (demissionaire) regering bij de jaarlijkse plechtigheid vertegenwoordigd was.
Het homomonument, waar we met elkaar deze vierde mei beleven, is in de kern een oorlogsmonument. Het herdenkt de mensen die in de Tweede Wereldoorlog door de bezetters werden vervolgd omdat ze anders geaard waren. Homoseksuelen mochten er – net als joden, communisten, zigeuners, Jehovagetuigen en geestelijk gehandicapten – gewoon níet zijn.
De roze driehoek, die ik vandaag op mijn revers draag, getuigt daarvan. In de Duitse kampen kreeg je bij binnenkomst een nummer en een driehoek. Dat ontnam je je identiteit en gaf je een stigma. Een vrijbrief voor vernedering, voor medische experimenten, voor wreed geweld. Met vernietiging - of: ‘uitrotten’ zoals de NSB het hier in Nederland noemde - als sluitstuk.
Later is die donkere lading van de driehoek omgezet in lichtende kracht. Het stond na de oorlog voor: trots. Voor: jezelf laten zien aan anderen, zoals je bent. Een symbool voor de strijd om in een vrij land open en zichtbaar homo, lesbienne, biseksueel of transgender te kunnen zijn.
Die kant van de driehoek zien we in het homomonument óók terug. Er wordt gehuild én gelachen. Herdacht, maar ook gedanst.
Met z’n punten verwijst het naar het Anne Frankhuis en de Dam, maar óók naar het COC.
Naar de grachten, waar zomers de Canal parade vaart. En naar de Stopera waar, voor het eerst in de wereld, homo- en lesbische paren in de echt werden verbonden.
Het homomonument is een oorlogsmonument, maar ook een monument van trots, van liefde en van vrijheid. 25 jaar terug met heipalen in de grond van deze stad verankerd.
Vrijheid geef je dóór, luidt het 4 en 5 mei-thema van dit jaar. En dat is een mooi thema. Het verbindt diegenen die de Tweede Wereldoorlog nog hebben meegemaakt met de generaties van daarná.
Het zit hem in gewone dingen. Ook in ons dagelijkse bestaan, in vredestijd geven we vrijheid door.
Mijn vader zei altijd: Marja, wees enthousiast en van waarde voor anderen. Er moet op je gerekend kunnen worden.
Toen mijn zoon vertelde over een huisgenoot die uit de kast wilde komen, maar heel lang had getwijfeld of hij die stap durfde te zetten - bang voor negatieve reacties vanuit de sociëteit en van andere mede-studenten - zei ik hem: ‘denk erom, ga er voor staan. Laat zien dat je fier op hem bent. Dat je hem steunt.’
Toen zijn huisgenoot uit de kast kwam, is mijn zoon naar Amsterdam gegaan en heeft daar een regenboogvlag gekocht. Die vlag heeft wekenlang gewapperd aan hun studentenhuis op het Rapenburg in Leiden: als een statement. Daar ben ik echt trots op.
Vrijheid geef je dóór!
Emancipatie van minderheden kun je niet opleggen. Die moet vooral van binnenuit bevochten worden. Op straat, op het werk, in de kerk en in de klas. In het studentenhuis. In de boezem van de maatschappij. Maar regeringen moeten dat proces wel voor de volle honderd procent steunen. Want zoals die beroemde Amsterdammer Spinoza al zei (ik citeer):
‘Het doel van de staat is de vrijheid. Zij moet ervoor zorgen dat mensen veilig kunnen functioneren en hun rede gebruiken en niet met haat, toorn of bedrog strijden, noch zich door bittere gevoelens jegens elkander laten meeslepen.’
En zo is het: dat leert ons helaas niet alleen die verschrikkelijke periode van de Tweede wereldoorlog.
En dat leert ons ook niet alleen de onmenselijke situatie in landen als Iran en Nigeria, waar nog steeds de doodstraf staat op homoseksualiteit. Of in sommige Oost-Europese landen, waar homohaat op z’n minst wordt gedoogd
Een paar maanden terug vertelde mijn collega uit het Verenigd Koninkrijk over transgenders in haar land, die twee jaar geleden op een verschrikkelijke wijze waren verminkt.
In Nederland worden nog steeds homo- en lesbische paren weggepest.
Vijf jaar geleden stierf een transseksueel na op het Haagse Spui in elkaar te zijn geslagen.
Het aantal homojongeren dat rond de pubertijd aan zelfmoord denkt, is nog altijd een stuk groter dan hun heteroleeftijdgenoten. Het kwaad is vaak dichterbij dan we denken.
Frieda Belinfante, een joodse, lesbische verzetstrijdster en Neerlands eerste vrouwelijke dirigente, zei na de oorlog: ‘Een mens is een mens: zó is die geboren en zó moet die leven.’
Oorlog is in vele opzichten zinloos. Maar het leert ons één ding: die vrijheid is niet vanzelfsprekend, het is een ópdracht. Vrijheid maak je met elkaar. En we moeten ons, ook als land, blijven inzetten om die vrijheid dóór te geven!