Toespraak Opstelten bij inontvangstname boek '10 Jaar Zonder Pim'
Toespraak van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie bij de inontvangstname van het boek '10 Jaar Zonder Pim', op 17 april in Den Haag.
Hartelijk dank, Joost en Martijn. Ik vind het een eer dat ik het eerste exemplaar van dit prachtige boek, “10 jaar zonder Pim”, in ontvangst mag nemen.
Ik ga dit boek met grote belangstelling lezen. Ter voorbereiding op deze bijeenkomst heb ik de drukproef al even mogen doorbladeren. En ik moet zeggen: bij de meeste interviews en beschouwingen was de verleiding groot om langer op die pagina’s te blijven hangen. Dat vind ik altijd een goed teken! Ik ga dan ook op korte termijn tijd vrijmaken om het boek van kaft tot kaft te lezen.
U weet, de opkomst van Pim Fortuyn heb ik zelf van zeer nabij meegemaakt. In de aanloop naar de landelijke verkiezingen van mei 2002. Maar natuurlijk ook al daarvóór - zeer intensief zelfs - rond de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam, waar ik toen burgemeester was.
Een bewogen, om niet te zeggen turbulente periode. Het was duidelijk dat Fortuyn veel mensen aansprak. Hij raakte met name die burgers, die hun belangstelling voor en hun geloof in de politiek hadden verloren.
Dat deed hij door juist die thema’s aan de orde te stellen, die de gevestigde partijen nogal hadden laten liggen: de situatie in de oude wijken, veiligheid, immigratie… Door die onderwerpen nadrukkelijk op de agenda te zetten, gaf hij een groot aantal mensen – in Rotterdam, maar ook landelijk - een stem.
Daarbij kwam dat hij ook een nieuwe stijl van besturen voorstond. Een stijl die hij in Rotterdam, in de korte tijd die hem was gegeven, ook daadwerkelijk heeft geïntroduceerd: doelen stellen, formuleren welke concrete resultaten je wilt behalen op die thema’s en daar ook duidelijk voor gáán. “Dáár kunt u mij op afrekenen” – ik hoor het hem nog zeggen. Ook die manier van optreden, die “bestuurlijke moed”, sprak veel mensen aan.
Nu, tien jaar later, blijkt hoe goed Fortuyn dat destijds al heeft gezien. Veiligheid en immigratie staan inmiddels prominent op de politieke agenda en zijn manier van besturen, zeg maar “de Rotterdamse aanpak”, is inmiddels vrijwel overal gemeengoed geworden.
Ik kan mij dan ook zeer goed vinden in de woorden die mijn partijgenoot Hans Wiegel in dit in het boek met instemming aanhaalt. Het gaat om een quote uit het Financieel Dagblad, van begin dit jaar: “Zelden heeft een politicus zo succesvol over zijn graf geregeerd als Fortuyn.”
Daar zit veel waarheid in, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook een heel wrange constatering. Fortuyn heeft de doorwerking van zijn gedachtegoed zelf nooit mogen meemaken. Op 6 mei 2002, vroeg in de avond – een dag, een moment waarvan iedereen nog weet waar hij was en wat hij deed - werd hij vermoord. Onvoorstelbaar en niet te bevatten. Zeker niet in de Nederlandse verhoudingen. Een politicus die gewoon goed zijn best doet, die dingen wil veranderen in de politiek en daartoe het debat op het scherpst van de snede voert, in koelen bloede omgebracht om zijn ideeën, zijn uitspraken.
Die gewelddadige dood, in combinatie met de grote beloften die Fortuyns opkomst inhield, heeft ongetwijfeld sterk bijgedragen aan de mythevorming rond zijn persoon. Mensen zullen zich toch altijd blijven afvragen: wat zou er nou gebeurd zijn, als Fortuyn in leven was gebleven? Die mythevorming nam, met alle respect, soms extreme trekjes aan. Zoals de uitverkiezing, niet lang na zijn dood, tot “de grootste Nederlander aller tijden” - nog vóór wereldwijd befaamde landgenoten als Erasmus, Willem van Oranje, Rembrandt en Cruyff.
Inmiddels zijn we tien jaar verder. Ik denk dat het heel goed is om - nu met wat meer afstand - Fortuyn opnieuw te herdenken en hem te waarderen om zijn betekenis. Deze weken, in de aanloop naar 6 mei, staan in het teken van die herdenking. En dit boek levert aan die herdenking en aan het beeld van Fortuyn, tien jaar later, een waardevolle bijdrage.
Wat ik er vooral zo goed aan vind, is het brede palet aan “hoofdrolspelers” van destijds dat in dit werk wordt opgevoerd. Van partijgenoten, familieleden en sympathisanten, via “neutrale” wetenschappers en bestuurders – waartoe ik mijzelf reken - tot ronduit geharnaste tegenstanders van destijds. Al die uiteenlopende, maar soms ook verrassend overeenkomstige, opvattingen bij elkaar geven in mijn ogen een mooi, realistisch en vrij compleet beeld van de complexe persoon en politicus die Pim Fortuyn in wezen was!
Het boek zal – evenals het onlangs verschenen eerste deel van de Fortuynbiografie - ongetwijfeld weer een nieuwe en waardevolle impuls geven aan de discussie over Fortuyn en zijn betekenis voor politiek en samenleving. Want over dit “vat vol tegenstrijdigheids” - zoals Multatuli de hoofdpersoon van zijn beroemdste werk, de Max Havelaar noemt; een omschrijving die zeker ook op Fortuyn van toepassing kan zijn – is het laatste woord zeker nog niet gezegd!