Toespraak staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het jaarcongres van de Landelijke Cliëntenraad op 29 maart 2012 in Nieuwegein.
Dames en heren,
Het is vandaag een feestelijke dag voor de Landelijke Cliëntenraad. U bestaat tien jaar. Ik feliciteer u allemaal van harte met dit jubileum.
Een jubileum wordt vaak aangegrepen om terug te kijken, maar biedt ook gelegenheid om de blik naar voren te richten. Dat doet u met dit congres ‘Op naar cliëntenparticipatie 2.0’ Laten we eerst eens even terugkijken.
Ik kan persoonlijk niet de hele tien jaar overzien. Maar ik weet wel dat u altijd een zeer betrokken en constructieve rol speelt. Dat is uw handelsmerk. Hetgeen natuurlijk niet wegneemt dat u ook kritiek heeft.
Dat kan ook bijna niet anders, omdat u de belangen van uw achterban, zo weet ik inmiddels, zeer scherp in de gaten houdt. En ons in Den Haag dus ook. Ik waardeer de manier waarop de LCR dat doet overigens zeer. Altijd vanuit het hart, met respect, opbouwend en vanuit de inhoud.
Wij kunnen in Den Haag van alles verzinnen, maar het gaat er uiteindelijk om wat dat voor gevolgen heeft voor de mensen in het land, voor de cliënten van wie u de belangen behartigt. Beleid maken is 1, maar een goede uitvoering is 2. En daarmee bent u voor mij een bondgenoot die gemeenten, UWV en SVB scherp houdt als het gaat om de rechten en plichten van die cliënten.
Mijn overtuiging is dat we met elkaar alles op alles moeten zetten om zoveel mogelijk mensen uit een uitkering en uit de sociale werkvoorziening in gewone banen aan de slag te krijgen.
Sommigen zijn daar cynisch over. “Het lukt toch niet”. Ook toen in het verleden belangrijke wijzigingen in ons stelsel van sociale zekerheid werden doorgevoerd, denk aan de invoering van de WWB of de WIA, waren dezelfde commentaren niet van de lucht. “Er zijn geen banen”, “mensen worden in armoede gestort” etc.
Als toenmalige kabinetten daar naar hadden geluisterd, dan was het spookbeeld van de jaren ’80 en begin ’90, met meer dan een miljoen mensen in de arbeidsongeschiktheidsregelingen, waarheid geworden. “Nederland is ziek”, zei Lubbers toen. Gelukkig is er wel ingegrepen. En de cynici kregen ongelijk. De instroom in de regelingen daalde, de uitstroom en de arbeidsparticipatie steeg en de armoede halveerde.
Laten die prestaties uit het verleden een springplank zijn naar morgen. Meer mensen aan het werk, dat is het doel van de Wet werken naar vermogen die over een paar weken in de Tweede Kamer wordt behandeld.
Cliëntenparticipatie is voor mij essentieel als we van die wet een succes willen maken. We gaan de afspraken over cliëntenparticipatie uit de Wet werk en bijstand dan ook onverkort toepassen in de nieuwe Wet werken naar vermogen.
De LCR heeft aangegeven de richting waarin Werken naar vermogen gaat, in grote lijnen te steunen. Maar u heeft ook zorgen en dat begrijp ik. Er gaat immers veel veranderen. Voor mensen met een uitkering, voor mensen in de sociale werkvoorziening, voor werkgevers. En verandering brengt onzekerheid. Je weet wat je hebt. Maar je weet nog niet zeker wat je ervoor terug krijgt.
Er is naast een sociale ook een economische noodzaak om meer mensen aan het werk te krijgen. Door de huidige crisis met een oplopende werkloosheid is dat nu misschien moeilijk voorstelbaar. Maar crisis of geen crisis, de bevolking vergrijst. En daardoor komen we op langere termijn steeds meer mensen tekort op de arbeidsmarkt. Als we niks doen dan zijn dat er in 2040 bijna een miljoen. Terwijl de kosten van de zorg en de sociale zekerheid oplopen. Zo’n scenario is onhoudbaar. Sociaal, maar ook economisch en financieel.
Bovendien is er ook vandaag nog steeds een enorme dynamiek op de arbeidsmarkt. Honderdduizenden mensen wisselen jaarlijks van baan. Zij laten lege plekken achter die weer moeten worden opgevuld.
Voor een deel vullen we die plekken op door tienduizenden mensen uit het buitenland te halen die hier komen werken. Terwijl er tegelijkertijd zo’n half miljoen mensen in een uitkering zitten die geheel of gedeeltelijk kunnen werken. Dat is dom. Dat is sociaal onaanvaardbaar. Ook dat is economisch en financieel onhoudbaar.
Hiermee geef ik ook antwoord op de terechte vraag waar de banen zijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een vraag die ook bij u leeft. Maar er zijn dus wel degelijk kansen. Werkgevers kunnen straks niet meer om deze mensen heen. Er zijn werkgevers die dat al inzien en het goede voorbeeld geven. Denk aan KPN, Nuon, DAF of Dow Chemical.
Het zijn maar een paar voorbeelden. Het lukt, en het kan wel. Er zijn nu voor het eerst meer Wajongers in gewone banen aan de slag dan in de wsw. In steeds meer cao’s worden afspraken gemaakt om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt erbij te halen.
Werken naar vermogen wordt weleens weggezet als een “ordinaire” bezuiniging. Laat ik over de noodzaak daartoe helder zijn. Door de crisis zijn de overheidsfinanciën de afgelopen jaren sterk uit het lood geslagen. We leven in feite op de pof. We geven dag in, dag uit meer uit dan er binnenkomt. In 2012 gaat er zo’n 70 miljoen per dag meer uit dan er binnen komt, zo’n 800/- euro per seconde. We moeten dus steeds meer lenen om de financiële gaten te dekken.
Daardoor is de staatsschuld flink opgelopen. In 2012 komt de schuld boven de 400 miljard euro. Dat is bijna 25 duizend euro schuld per Nederlander. En hoe hoger de schuld, hoe meer we moeten uitgeven aan rente. Per jaar geven we nu meer uit aan rente dan aan het hele basisonderwijs.
Iedereen met een huishoudboekje weet dat je dat niet kunt volhouden. Daarom moet de uitgaven naar beneden. En als je zoals het ministerie van SZW bijna een derde van alle Rijksuitgaven voor je rekening neemt, dan is het volkomen logisch dat ook wij daar onze bijdrage aan moeten leveren. Ik ben niet van plan een stapel onbetaalde rekeningen aan onze kinderen door te schuiven.
Meer mensen aan de slag. Dat betekent minder uitkeringen en meer belastingen en premies. Dat is keihard noodzakelijk om de sociale zekerheid ook in de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden.
Maar in de kern gaat het om veel meer dan bezuinigen. Ik ben er van overtuigd dat naarmate mensen weerbaarder zijn, zij beter met veranderingen kunnen omgaan. Mensen afschrijven in een uitkering is makkelijk. Maar weerbare mensen krijg je niet door ze onnodig afhankelijk te maken van de overheid. Door hen onnodig vast te houden in een uitkering. Of doordat anderen voor hen blijven denken in welke voorzieningen het beste voor ze zijn. Of door mensen a priori zielig te vinden. Je maakt mensen weerbaar door hen op hun verantwoordelijkheid aan te spreken, door ze aan de slag te helpen en bij de maatschappij te betrekken. Wie dat niet doet neemt mensen niet serieus.
We weten bovendien dat werk de beste garantie is tegen armoede en sociale uitsluiting. We weten dat werk voor veel mensen veel meer betekent dan alleen een inkomen, zoals onafhankelijkheid, zelfstandigheid en eigen waarde. Daarom zou ik ook zonder de noodzaak van bezuinigingen precies dezelfde maatregelen nemen.
Meer mensen aan het werk dus. Ik realiseer me daarbij heel goed dat het niet voor iedereen is weggelegd. Net zoals er goedwillende werkgevers zijn die deze mensen wel aannemen, zijn er ook mensen die er echt alles aan doen om ondanks hun moeilijke positie op de arbeidsmarkt aan de slag te komen. Ik ken ze, u kent ze ongetwijfeld ook. Misschien bent u het zelf, misschien kent u voorbeelden in uw directe omgeving. Voor die doorzetters heb ik mateloze bewondering. Zeker als ze daar nog in slagen ook. Lucille Werner kan daar mooi over vertellen.
Ik realiseer me dus heel goed dat het niet vanzelf gaat. We zullen er hard voor moeten knokken. De toekomst moeten we wel maken. Met loondispensatie, een gereedschapskist vol hulpmiddelen voor werkgevers, een betere organisatie en meer maatwerk is onze ambitie om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kansen geven. Maar belangrijker nog is de noodzaak tot een fundamentele verandering van denken.
Van “voorziening en uitkering”, naar “werk”.
Van “kan niet” naar “kan wel”.
Van “zielig” naar “serieus”,
van “voor hen” naar “met hen”,
van “afhankelijk” naar “zelfstandig en verantwoordelijk”
Dat is de kern van onze aanpak. Dat moet, en dat kan.
En daarmee kom ik bij het thema van vandaag: ‘Op naar cliëntenparticipatie 2.0’.
Mensen moeten wel in staat worden gesteld om hun verantwoordelijkheid te nemen. Om een uitkering achter zich te laten en aan het werk te gaan. Daar mogen zij de overheid op aanspreken. Via u, de cliëntenraden. Dan moet er wel in iedere gemeente zo’n raad zijn. Dat is helaas nog niet het geval.
Uit onderzoek van het ministerie van SZW blijkt dat een op de vijf onderzochte gemeenten in 2010 nog geen cliëntenraad had. In een aantal gevallen werd daar wel aan gewerkt. Maar er waren ook gemeenten waar niemand te vinden was om aan een cliëntenraad deel te nemen. Gezien het belang dat ik hecht aan cliëntenparticipatie vraag ik u vandaag er alles aan te doen om cliënten in álle gemeenten te betrekken bij de uitvoering van Werken naar vermogen.
Dames en heren, ik sluit af. De LCR heeft onlangs subsidie gevraagd om voorlichting over de Wet werken naar vermogen te kunnen geven aan de lokale cliëntenraden. Gezien de positie van de LCR als overlegorgaan voor cliëntenorganisaties en cliëntenraden heb ik besloten het verzoek te honoreren. Ik kan u melden dat de LCR de 103.000 euro subsidie krijgt die zij voor deze belangrijke taak heeft gevraagd. Ik wens u veel succes bij uw voorlichtingswerk!
Dank u.