Toespraak minister Spies bij opening Jonge Ambtenarendag

Dames en heren, Wij – de smaakmakers en richting-bepalers bij de overheid – spreken veel over het bijdetijds houden van de overheid, over moderne professionele organisaties, over innovatie, over efficiency en effectiviteit, over creativiteit en over dienstverlening en dienstvaardigheid.
We praten erover omdat we die dingen graag gerealiseerd zouden zien.

Maar het zijn wel de kenmerken die we vooral aan jongeren toeschrijven.  Daarom hebben we jongeren nodig. Waarmee ik overigens niets ten nadele van oudere werknemers wil zeggen, maar het gaat er om dat we bij de overheid behoefte hebben aan een divers, niet eenzijdig en op de toekomst gericht personeelbestand. Dat betekent een personeelsopbouw die de verhoudingen binnen de samenleving weerspiegelt. Qua sekse, afkomst en opleiding, maar ook qua leeftijd. Om bij het punt van de leeftijd te blijven – en daar gaat het vandaag om – de publieke sector is gebaat bij een gezonde instroom, doorstroom en uitstroom van junioren en senioren. Organisaties moeten zichzelf steeds vernieuwen en dat kan alleen in een open en flexibele arbeidsmarkt.

De overheid is lange tijd een aantrekkelijke werkgever geweest. Vrijwel nergens anders is zo’n grote maatschappelijke betrokkenheid en relevantie te vinden als in de publieke dienst. Nergens anders krijg je zoveel kijkjes achter zulke interessante schermen. Onderzoek naar het arbeidsmarkt imago door Memory Magazine laat zien dat de rijksoverheid in een reeks van jaren in de toptien van aantrekkelijke werkgevers staat. Ook andere overheden scoorden goed.
Maar er komen barsten in dat beeld. Ook onder u vallen kritische geluiden te horen. Sterker nog; er is onlangs een onderzoek onder u gedaan en het blijkt dat 40 % van u ontevreden is.
U wilt graag bij de overheid blijven werken, u ziet allerlei verbetermogelijkheden om u heen en zou daar ook graag wat aan willen doen, maar u vindt dat er te weinig met uw ideeën gebeurt. Met andere woorden: ú heeft een probleem met uw werk bij de overheid. Maar ook de overheid heeft een probleem als u onvoldoende gehoor vindt voor uw suggesties.

De instroom bij het overheidspersoneel is in de jaren 2007 tot en met 2011 met bijna 63% is afgenomen. Aanvankelijk was er vooral minder instroom bij het Rijk. Nu loopt het bijna gelijk bij de gemeenten en provincies.

Hoe is dat mogelijk? De belangrijkste reden ligt voor de hand. De overheid doet er zelf alles aan zo klein mogelijk te worden. Enerzijds is er de permanente politieke druk die altijd kritisch kijkt naar de omvang van de overheid. Anderzijds is er een reële financiële crisis waardoor er gewoon minder budget beschikbaar is. En dat leidt tot bezuinigingen die zich vertalen in minder personeel en in elk geval in een vermindering van het vacatureaanbod.
Begrijp me goed: er is ook nu mobiliteit en er blijven ook nu steeds nieuwe mensen nodig, maar die zullen vaak eerst worden gezocht onder herplaatsers. Daar waar moet worden ingekrompen, geldt dan weer het achterhaalde Last In First Out; LIFO principe en daar zullen vooral jongeren onder leiden.

Het resultaat is dat de overheid onvoldoende in staat is om jongeren vast te houden.Verrassenderwijs zullen we over een paar jaar worden geconfronteerd met een grote uittocht van oudere werknemers omdat dan de zogenaamde “babyboomers” allemaal met pensioen willen. Het mag duidelijk zijn dat ik niet gelukkig ben met de situatie en nog minder met de perspectieven, als we daar nu niet wat aan doen.

De overheid moet een beroep kunnen doen op de besten op de arbeidsmarkt en moet een plek zijn die perspectief biedt op een uitdagende en diverse carrière. Zoals dat bijvoorbeeld geldt voor ict-ers. Die willen graag bij de overheid werken omdat daar de uitdagende klussen zijn.
Dat is ook de reden dat we met BZK een programma hebben opgezet over de arbeidsmarkt, onder de naam “Beter Werken in het Openbaar Bestuur”. In januari hielden we - samen met VNG, IPO en de Unie van Waterschappen – een conferentie, ook onder die titel.

Ik ben intussen druk bezig met een goede opbouw van het overheidspersoneel. Dat doe ik niet alleen om u een plezier te doen. Het is een algemeen ervaren probleem. In de kamer speelt op dit moment de discussie over de plannen van Koser Kaya die de ambtenarenstatus ter discussie stellen. Ik zie daarin als voordeel dat deze plannen de uitwisselbaarheid tussen de puplieke en private sector groter maken.

Wat speelt er? Ik ga binnenkort weer met de bonden aan tafel en zal met ze bespreken waarom we in de cao’s niet meer aandacht besteden aan opleidingen en de loopbaan centraal stellen. Ook is mijn voorstel om het Last-in, First-Out systeem te wijzigen. Je kunt ook in leeftijdscohorten werken en per cohort een sociaal plan opstellen. Misschien kunnen we ook spreken over de mogelijkheid om langere tijdelijke contracten mogelijk te maken.

Ik ben er ook voor om de uitwisseling te stimuleren tussen de overheidslagen. Het heel goed om mensen te hebben die bij een gemeente ervaring hebben opgedaan en daarna bij het rijk komen werken, om daarna weer naar een provincie te gaan. Ik ben ook een voorstander van pools met flexibel inzetbaar personeel dat in dienst is van de hele overheid in plaats van bij het Rijk, de gemeenten of de provincies. Zo krijgen we betere kwaliteit in huis.

Ik heb het programma Beter Werken in het Openbaar Bestuur al genoemd en vanuit dat programma zal er samen met Boer en Croon een “special event” voor jonge ambtenaren worden georganiseerd. Dat heet “Pitch mee”. Het Engels is niet van de lucht, maar het is in feite een wedstrijd voor het beste idee voor het behoud van talent voor de overheid. U kunt zich daar vanaf 29 maart voor inschrijven en ik nodig de winnar nu al uit om met mij verder te praten over zijn of haar idee. Dit “event” past – denk ik – bij hoe u met elkaar omgaat. De meeste ministeries en andere overheden hebben jongerenorganisaties, waardoor jonge ambtenaren beter contact hebben.

Dat u netwerkt is dus uitstekend, dat u uw kennis deelt is nog beter en dat u meedoet aan een programma om jonge professionals in allerlei keukens te laten kijken – zoals in de mei-match-maand - vind ik geweldig. Maar vergeet de bonden en de overlegorganen niet, want daar worden de besluiten genomen. Ik kom daar maar heel beperkt jonge mensen tegen, terwijl het daar wel over heel wezenlijke zaken gaat, zoals pensioenen. Jullie moeten daar aan mee doen.

Ik rond af, want u wilt aan de slag met uw eigen ontwikkeling en met het leggen van nieuwe contacten. Ik wil het bestuur van de Jonge Ambtenarendag danken voor de gelegenheid dat ik u allen mocht ontmoeten  en tegen u allen zeg ik: wij proberen u vast te houden, dus kom met suggesties en ideeën. Als het lukt om elkaar vast te houden, gaat de overheid een goede toekomst tegemoet.