Toespraak door Minister van Bijsterveldt bij Industriepoort op 28 maart 2012
Minister van Bijsterveldt sprak op een bijeenkomst van Industriepoort met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de overheid en de politiek. 'Vroeger werden steden rond fabrieken gebouwd, tegenwoordig vestigen bedrijven zich waar het talent zit. Voor economische groei moeten we het hebben van de maakindustrie. Daarom moeten we hard werken aan goed techniekonderwijs dat talent zo goed mogelijk opleidt', zei ze onder meer in haar toespraak.
Toespraak bij Industriepoort: 'Inzet op techniekderwijs als voorwaarde voor economische groei'
Dames en heren,
In 1914 richtten Gerard en Anton Philips het Natlab op. Een nieuwe onderzoeksloot aan de stam van het techniekbedrijf, uniek in de wereld. Het Natlab was revolutionair, omdat het inzette op een wisselwerking tussen onafhankelijk onderzoek en pure bedrijfsmatigheid. Er werden ontdekkingen gedaan op het gebied van radiogolven en de theorie van elektrische trillingen. Maar het Natlab was ook de kraamkamer van de langspeelplaat en andere innovaties die voorkwamen uit de synergie van wetenschapsgeest en ondernemingszin.
Op het terrein van het Natlab bevindt zich nu zoals u weet, de High Tech Campus Eindhoven. En ook daar vormt de voortdurende uitwisseling tussen kennis en kunde het DNA. Meer dan 90 bedrijven en instituten en ruim 8.000 onderzoekers, ontwikkelaars en ondernemers werken daar aan de technologieën en producten van morgen. Op steenworp afstand van aanverwante bedrijven en kennisinstituten zoals ASML, TNO en de TU Eindhoven. In het hart van één van Europa’s leidende regio’s op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.
Wat in 1914 een bijzondere situatie was, is in deze tijd een basisvoorwaarde voor economische groei. De tijd dat steden rondom fabrieken werden gebouwd, is voorbij. We leven in een wereld waarin bedrijven zich dáár vestigen, waar het talent is. Investeren in voldoende én voldoende goed talent is daarom onmisbaar op elk terrein van de Nederlandse economie. En dat vraagt om een nauwe samenwerking tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven.
Daarom ben ik blij dat ik juist in dit gezelschap, waarin al die gebieden vertegenwoordigd zijn, met u van gedachten kan wisselen. Want we staan voor een dubbele opgave. Niet alleen moeten we de recessie te boven komen, ook het groeivermogen van Nederland moet we verbeteren. Ons land profiteert te weinig van het beginnende herstel in delen van de eurozone. In Duitsland, maar ook in België en Frankrijk gaat het beter dan bij ons.
Eén van de redenen dat Duitsland het nu economisch zo goed doet is zijn kracht in de maakindustrie. Dat levert export op met toegevoegde waarde, zorgt voor goede banen, en laat Duitsland profiteren van de economische groei in Azië. Zonder een goede technische infrastructuur, een degelijk opgeleide beroepsbevolking, zou die Duitse prestatie onmogelijk zijn.
De techniek, de maakindustrie heeft nog een ander voordeel. Technische innovaties verbeteren de productiviteit. En productiviteitsgroei maakt het makkelijk om welvaartswinst te blijven boeken én om te gaan met vergrijzing. Dit is een van de achtergronden van het topsectorenbeleid van mijn collega Maxime Verhagen. Inzetten op die sectoren waarin we groei en vernieuwing kunnen verwachten, en daarvoor de krachten bundelen.
Net als Duitsland hebben we een uitgebreid stelsel van beroepsonderwijs, zoals verder maar weinig landen kennen. Een integrale kolom, van VMBO tot en met HBO, in breedte en kwaliteit internationaal eigenlijk ongeëvenaard. Het zorgt er mede voor dat nergens de jeugdwerkeloosheid zo laag is als in Nederland. Maar wat onze situatie zorgelijk maakt is het relatief geringe aandeel techniek in ons onderwijs, over de gehele linie.
We moeten in ons land de technische industrie overeind houden. En dat vraagt om een integraal plan waarmee we jong vaktalent in groten getale moeten winnen en behouden voor de technische vakken. Het bedrijfsleven heeft daarop via de Human capital agenda’s en het Masterplan bèta techniek al scherp gewezen. Ik geef u graag aan hoe we daar vanuit het onderwijs op inzetten.
Laat ik beginnen met onze eerste ambitie: het techniekbewustzijn van heel jonge kinderen vergroten.
Eén van de redenen dat jongeren minder vaak voor de technische vakken kiezen, is onbekendheid. Kinderen groeien op in een omgeving die ondenkbaar is zonder moderne, technologische toepassingen. Maar aan de andere kant is de wereld achter de tablets, de smartphones en de mobieltjes buiten beeld geraakt. Vroeger was het heel gewoon dat jongetjes transistorradiootjes uit elkaar haalden om te zien hoe het werkte. Nu niet meer.
Het is de uitdaging om die boeiende wereld, die laat zien hoe het werkt, weer dichterbij te brengen.
Scholen krijgen jaarlijks een bedrag om dat naar eigen inzicht te doen. Er komt ook een driejarig programma dat vooral meisjes in het primair onderwijs bekend maakt met techniek in bedrijven. En de mooie, al lopende initiatieven, zoals Jetnet en de projecten van Bèta en techniek, blijven we ondersteunen.
Een tweede lijn is om het techniekvakonderwijs aantrekkelijker te maken. Meer maatwerk, meer ‘smoel’ is daarbij de insteek.
Zo gaan we de ooit zo ‘koninklijke route’ VMBO-MBO-HBO weer concurrerend maken ten opzichte van het algemeen vormend onderwijs. We doen dat door de MBO-opleiding te verkorten en te intensiveren.
Voor jongeren die bij de start al voor de praktijk gaan, stimuleren we te kiezen voor de specialistische vakmanschapsroute op MBO-niveau 2 of 3. En voor de technische vaktalenten die ook de theorie erbij willen pakken de technologieroute op MBO-4 niveau. Het vakcollege en de Techmavo zijn hier mooie voorbeelden van. Maar met ons programma Toptechniek in bedrijf ondersteunen we ook andere projecten die passen in deze routes.
Ook scholen en opleidingen die in het HO hun techniekonderwijs willen verbeteren, samen met het bedrijfsleven, kunnen daarin ondersteund worden. Zo krijgt de 3TU Federatie 33 miljoen euro voor versterking van haar techniekonderwijs aan de drie betrokken technische universiteiten. Doel is dat technische universiteiten meer studenten binnenhalen, een hoger studierendement behalen en studie-uitval beperken.
Brengt me bij de laatste lijn: ervoor zorgen dat het opleidingsaanbod beter aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt. Hoe komen we af van het versnipperde aanbod, de overmaat aan populaire studies waarnaar weinig vraag is op de arbeidsmarkt?
Overgaan tot dwang via de bekostiging, zoals sommigen vanuit het bedrijfsleven opperen, heeft niet mijn voorkeur. Maar de maatregelen die we nemen, zijn niet vrijblijvend.
We gaan MBO-instellingen vragen hun opleidingenaanbod tegen het licht te houden. Niet elkaar beconcurreren, maar gezamenlijk afstemmen en kiezen voor een eigen profiel. Ook gaan we het aantal populaire opleidingen met weinig arbeidsmarktperspectief indammen en er tegelijkertijd voor zorgen dat de kleine specialistische opleidingen behouden blijven. Daar gaan we stevig op sturen.
Die doelmatigheidsvraag ligt er ook voor het hoger onderwijs. Instellingen voor hoger onderwijs moeten voóór 5 mei 2012 al met een voorstel tot prestatieafspraken komen. Ze geven daarbij aan hoe ze zich profileren en welk opleidingenaanbod daarbij hoort. En die plannen moeten aansluiten bij de Human capital agenda’s van de topsectoren en de innovatiecontracten.
Tot zover een aantal maatregelen langs drie lijnen, die ik als Minister van Onderwijs ga nemen. Over een paar weken komt het kabinet met een reactie op het Masterplan Bèta en techniek. Maar ik zeg nu al nadrukkelijk dat we ook de volle inzet van het bedrijfsleven vragen. ‘It takes two to tango’.
We hebben al de eerste ‘centers of excellence’ in het HO en de centra voor innovatief vakmanschap in het MBO. Daar hebben onderwijs en bedrijven zelf het voortouw genomen om samen te werken aan aantrekkelijker, doelmatiger en kwalitatief beter techniekonderwijs. Die proactieve houding hebben we de komende tijd nodig op álle fronten van het onderwijs.
Een aantal jaren geleden vroeg president Obama aan Steve Jobs: 'Hoe krijgen we banen die Apple nu in China creëert weer terug?' Zijn antwoord was simpel. 'Sorry, meneer de president, die banen komen nooit meer terug. Het gaat niet om een fabriek die je zou kunnen verplaatsen, maar om een infrastructuur.' De infrastructuur die talent en ondernemerschap samenbindt, zoals dat in Eindhoven gebeurt of in Twente.
En waar Nederland hard aan verder moet werken. Laten we er samen de schouders onder zetten!