Innovation lecture 2012: Europa, grenzeloze innovatie
Toespraak van drs. Maxime Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie tjdens de Innovation Lecture, Ridderzaal, 26 maart 2012.
Mevrouw Geoghegan-Quinn,
Dames en heren onderzoekers, bestuurders, ondernemers, Kamerleden en Europarlementariërs,
Welkom in de Ridderzaal, welkom bij de Innovation Lecture. Innovatie staat vandaag centraal. Want - zoals de beroemde Duitse dichter Goethe het zo mooi zei: “Es ist nicht genug, zu wissen, man muß auch anwenden; es ist nicht genug, zu wollen, man muß auch tun.” Oftewel: “Knowing is not enough; we must apply. Willing is not enough; we must do”.
Dat gold twee eeuwen geleden, toen Goethe leefde. En het geldt zeker in onze 21e eeuw. Waarin landen wereldwijd met elkaar concurreren. En waarin we voor nieuwe maatschappelijke uitdagingen staan.
In het filmpje van zojuist zag ik veel bekende gezichten. Dat bewijst hoe betrokken u bent bij innovatie. En hoe zeer u zich inzet om deze maatschappelijke uitdagingen aan te kunnen gaan. Heel hartelijk dank daarvoor!
Ik noem enkele van die grote maatschappelijke uitdagingen:
- Neem de snelgroeiende wereldbevolking, die vraagt om een hogere voedselproductie en voedselzekerheid.
- Neem de vergrijzing, die leidt tot hogere uitgaven aan zorg en pensioenen.
- En neem de schaarse energie en grondstoffen. Die ons dwingen tot nieuwe manieren om energie op te wekken. En tot slimme en duurzame productiemethoden.
Bovendien is het in economisch opzicht geen leuke, luchtige tijd. De werkloosheid loopt op, huizenprijzen dalen, overheden hebben financiële tekorten. Mensen maken zich zorgen over hun spaargeld, baan of pensioen. En veel landen – ook Nederland – zitten midden in bezuinigingsronden. Deze economische teruggang raakt heel Europa. Daarom moeten we onze overheidsfinanciën weer gezond maken. Daarom moeten we innoveren, investeren en de randvoorwaarden voor ondernemerschap op orde brengen. En daarom moeten de 27 landen van de Europese Unie de handen ineenslaan.
Want de afgelopen 60 jaar hebben aangetoond dat we beter af zijn als we binnen Europa met elkaar samenwerken. Dat Europa onmisbaar is voor vrede en welvaart. Onmisbaar voor onze economisch groei. Onmisbaar voor nieuwe banen voor Europeanen. De cijfers spreken voor zich. De interne markt heeft de Europese Unie bijna drie miljoen extra banen opgeleverd. En de gemiddelde Nederlander verdient dit jaar 2200 euro meer dan zonder de interne markt het geval was geweest.
Mevrouw Geoghegan-Quinn, dames en heren,
Grenzeloos innoveren binnen Europa. Dat is het recept om uit deze crisis te komen. Een recept waarin drie ingrediënten centraal staan:
- Innovatieve sectoren die actief zijn op internationale markten;
- voldoende investeringskapitaal voor ondernemers; en
- ondernemers én onderzoekers die overal in Europa aan de slag kunnen.
Ik loop deze 3 ingrediënten met u langs.
Allereerst hebben we innovatieve sectoren nodig die actief zijn op internationale markten. Want juist deze sectoren bepalen onze concurrentiekracht op de wereldmarkt. En juist uit deze sectoren komen de oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. De Commissie wil in de toekomst fors investeren in onderzoek en innovatie. Daar ben ik blij om. Want natuurlijk moet de Europese Unie net als de lidstaten minder geld gaan uitgeven. Maar ik zou graag zien dat onderzoek en innovatie daarbij worden ontzien.
Nederland heeft negen zogeheten topsectoren, die van onderzoek en innovatie afhankelijk zijn. Het gaat om hightech, tuinbouw, agrofood, water, life sciences, energie, logistiek, de creatieve industrie en de chemie. Voor deze sectoren hebben we ondernemers, onderzoekers en overheden samen achter het stuur gezet. Velen van hen zitten hier vandaag in de zaal. We hebben u gevraagd welke regels moeten worden afgeschaft. Wat u nodig heeft om te ondernemen en te innoveren. En hoe dat kan in internationaal verband.
Met uw ambities, plannen en financiële inzet versterken we de kracht van deze topsectoren en daarmee de Nederlandse economie. We investeren als overheid 2,7 miljard in onderzoek en innovatie. We streven naar 25 procent minder regeldruk. En we werken aan een kleinere en efficiëntere overheid. Dat draagt allemaal bij aan onze welvaart, aan banen en aan de houdbaarheid van onze pensioenen.
In ons beleid brengen we publieke kennis en private productontwikkeling bij elkaar. Dat leidt tot toepasbare kennis en producten en technologieën waar vraag naar is. Producten en technologieën die bijdragen aan onze economische groei. En vaak ook aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.
Ik zie mooie dingen. De Nederlandse chemie maakt al piepschuim uit suiker. Groene frisdrankflessen. Duurzaam asfalt uit koolzaadolie. En neem de blauwe energie, waarmee we experimenteren bij de Afsluitdijk. Daar brengen ondernemers en onderzoekers uit de water-, chemie- en energiesector zoet en zout water met elkaar in contact. En zo produceren ze elektriciteit.
Bij het topsectorenbeleid horen ook zogeheten innovatiecontracten. Die ondertekenen we binnenkort. In deze contracten staan afspraken tussen ondernemers, onderzoekers en overheden over wie welk onderzoek gaat doen. En over wie wat betaalt. Een voorbeeld: hightech-bedrijven zien kansen in superkleine schakelaartjes. Maar daarvoor is onderzoek nodig naar nieuwe materialen. Dat onderzoek kan worden gedaan door universiteiten en publieke kennisinstituten. En daar betalen dan zowel de overheid als de betrokken bedrijven aan mee.
Dames en heren,
Het innovatiebeleid van de Europese Commissie en dat van Nederland sluiten goed op elkaar aan. Allebei schrappen we hinderlijke regels waar dat kan. En allebei koppelen we onderzoek aan innovatie. Dat zie ik ook terug in de voorstellen voor Horizon 2020. Dit programma legt meer nadruk op activiteiten dicht bij de markt. Dat is precies wat we moeten doen. Een basis van excellente kennis behouden. En die gebruiken om innovatieve producten te ontwikkelen en snel naar de markt te brengen. Ik zou de Commissie dan ook willen vragen om dat vast te houden!
Want innovatie en sterkere banden tussen wetenschap en bedrijfsleven vormen niet alleen een taak voor de lidstaten. Het moeten ook doelstellingen zijn van de Europese programma’s.
Het Europese en het Nederlandse beleid kent overeenkomsten, maar we zijn verschillend geordend. Het EU-beleid is geordend naar maatschappelijke uitdaging, het Nederlandse naar sector. Op die manier stelt het Nederlandse beleid de behoefte van de bedrijven centraal. Per sector worden ondernemers, onderzoekers en overheden daarom samen achter het stuur gezet. We noemen dat de Triple Helix. Wij denken dat je langs deze weg producten en technologieën kunt ontwikkelen waaraan de maatschappij echt behoefte heeft.
Mevrouw Geoghegan-Quinn, misschien kunt u zometeen in uw Lecture uitleggen hoe dat werkt in het beleid van de Europese Commissie?
Dames en heren,
Dan kom ik bij het tweede ingrediënt voor grenzeloos innoveren: voldoende investeringskapitaal voor ondernemers. Ook hier sluiten het Nederlandse en het Europese beleid goed op elkaar aan. We hebben het Innovatiefonds MKB+, waaruit bedrijven risicokapitaal en leningen kunnen krijgen. Ondernemingen moeten deze financieringen terugbetalen als hun onderzoeksinvestering winst oplevert. Met het geld dat terugkomt, worden weer andere ondernemers geholpen.
Bij investeringskapitaal denken we natuurlijk ook aan geld uit Brussel. Dat geld komt onder meer uit het Europees Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling, uit Eureka en uit de hiermee verbonden Joint Technology Initiatives en Eurostars. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen maken dankbaar gebruik van deze EU-financiering. We nemen deel aan 3000 van de in totaal 15 duizend EU-onderzoeksprojecten. En in Eurostars doen we mee aan 16 procent van de voorstellen. Via het Europees kaderprogramma is Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ruim 1,7 miljard euro toegezegd.
Ik kan het belang van deze Europese samenwerkingsprogramma's - en de Nederlandse deelname hieraan - niet genoeg onderstrepen. Voor die samenwerking is in een aantal gevallen een nationale bijdrage vereist. Daarom heb ik geld vrijgemaakt voor de Joint Technology Initiatives voor 2013. En daarom zet ik mij in voor de Nederlandse participatie in Eurostars en de Eurekaclusters.
Dan kom ik bij het derde ingrediënt voor grenzeloos innoveren. En dat zijn ondernemers en onderzoekers die overal in Europa makkelijk aan de slag kunnen. En kennis die vrij stroomt binnen Europa. Want dat zijn belangrijk randvoorwaarden voor innovatie.
Zo is het van groot belang om de werking van de interne markt te versterken. Bijvoorbeeld de interne markt voor het downloaden van e-books en muziek. Zodat e-bedrijven niet voor elk land een aparte licentie hoeven te hebben. Nu moet dat nog wel. Waardoor je in eigen land en in je eigen digitale winkel wel een boek of een cd kunt downloaden. Maar niet bij een winkel in een ander land.
Het is goed dat de Commissie nu een voorstel heeft gedaan om de digitale interne markt te versterken. Dit moet uiteraard worden omgezet in acties. Zoals een wetgevend kader voor Europese licenties voor intellectueel eigendom. En een beter grensoverschrijdend elektronisch betalingsverkeer.
Daarnaast moet de Commissie net als Nederland de regeldruk gaan verminderen. En zich natuurlijk blijven inzetten voor één interne markt voor diensten. Ook moeten we in Europa zo spoedig mogelijk een akkoord sluiten over het Europees unitair octrooi en de octrooi-rechtspraak.
Innoveren gaat ook beter als kennis, onderzoeksdata en wetenschappelijke artikelen binnen Europa vrij kunnen worden uitgewisseld. Daarom ben ik voorstander van een Europese Onderzoeksruimte. Natuurlijk moet ook hier rekening worden gehouden met eigendomsrechten en met de belangen van bedrijven die hebben geïnvesteerd in publiek-privaat onderzoek. Ik roep de Commissie op hier in elk geval duidelijke afspraken over te maken. Onder meer in Horizon 2020 en voor de Europese Onderzoeksruimte. Misschien kan mevrouw Geoghegan-Quinn ook híerop zometeen haar visie geven.
Dames en heren,
Ik vat samen. Voor grenzeloos innoveren zijn drie dingen nodig:
- kennisintensieve sectoren met een sterke markt- en exportpositie;
- voldoende investeringskapitaal voor ondernemers; en
- ondernemers en onderzoekers die vrij aan de slag kunnen binnen Europa.
Ik sluit graag af met het citaat waarmee ik begon: ‘Knowing is not enough; we must apply. Willing is not enough; we must do’. Laten we deze woorden van Goethe in alle 27 landen van Europa ter harte nemen.
Dank u wel.