Tbs beleidsbrief 2012
De recidive onder ex-tbsgestelden blijft sinds de invoering van het systeem dalen, het beleid ten aanzien van de weigerende observandi begint zijn vruchten af te werpen en de productie van het Pieter Baan Centrum is weer op peil. Dat schrijft staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven vandaag aan de Kamer in zijn brief over de ontwikkelingen en vorderingen op het gebied van de tbs-maatregel. De uitgangspunten, veiliger en doelmatiger, zoals verwoord in het regeerakkoord worden hierin voortgezet.
Recidive
Uit het meest recente onderzoek naar de recidive onder tbs-gestelden is gebleken dat de recidive in de gehele onderzoeksperiode 1974-2008 is gedaald in alle recidivecategorieën die het WODC hanteert. De aanhoudende daling van de recidive onder voormalig tbs-gestelden geeft aan dat het systeem effectief.
Om deze lijn vast te houden en de kwaliteit binnen de forensische zorg verder te stimuleren is door het forensisch veld zelf -in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid en Justitie- een behandelaanbod voor de meest voorkomende typen stoornissen in kaart gebracht. Daarnaast zijn prestatie-indicatoren ontwikkeld aan de hand waarvan de doelmatigheid van de forensisch psychiatrische centra (fpc’s) kan worden gemeten. Hiertoe worden diverse criteria naast elkaar gezet, bijvoorbeeld de gemiddelde verblijfsduur en het percentage patiënten met een verlofmachtiging. Aan de hand van de prestatie indicatoren worden de fpc’s vanaf 2012 gevolgd in de ontwikkeling van prestaties en doelmatigheid.
Pro Justitia rapportage
Teeven vindt het belangrijk dat de rechter zich een zo volledig mogelijk beeld kan vormen van de strafbare feiten en van de persoonlijkheid van de verdachte, ook als die weigert mee te werken aan onderzoek pro justitia. Een van de belangrijkste punten waarmee de TBS geconfronteerd werd bij het aantreden van het kabinet, was de weigerende observandi. Het gaat hier om mensen die bewust weigeren mee te werken aan het pro justitia onderzoek, maar ook om mensen die wegens een psychische stoornis moeilijk te observeren zijn. Door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) is een nog grotere inspanning geleverd om tot zinvolle onderzoeken te komen. Daarnaast wordt bij verdachten die consequent iedere medewerking weigeren, het onderzoek vroegtijdig afgebroken, zodat niet onnodig tijd wordt verspild. Door deze maatregelen zijn voor meer weigerende observandi toch rapportages uitgebracht en is een stijging van het totaal aantal adviezen te zien van ongeveer 55 procent naar circa 65 procent. Ook bij de moeilijkste groep, de geheel weigerende observandi, is een stijging te zien van 22,4 naar 36 procent.
Om het weigeren van medewerking verder te ontmoedigen wil Teeven NIFP-rapporteurs de beschikking geven over documenten en rapporten van andere instanties, bijvoorbeeld over (civiele) psychiatrische ziekenhuisopnames in het verleden. Deze regeling is opgenomen in een nota van wijziging van het voorstel Wet Forensische Zorg die eind 2011 aan de Tweede Kamer is gezonden. Door deze aanpassing van de wetgeving kan de rechter, op basis van een vordering van het openbaar ministerie, ook zonder instemming van de verdachte beslissen dat dit soort gegevens aan de pro justitia-rapporteurs moet worden verstrekt. Als de rechter gelast dat de gegevens moeten worden verstrekt, is de behandelaar die de gegevens onder zich heeft, gehouden deze te verstrekken.
Wachtlijsten Pieter Baan Centrum (PBC)
Afgelopen zomer was de instroom in het PBC hoger dan gebruikelijk waardoor er wachtlijsten ontstonden. Door de inzet van meer freelance psychiaters en samenwerking te zoeken met GGZ-instellingen zijn de wachtlijsten teruggebracht en is de productie van het PBC weer op peil.
Verlof
In 2011 is de regeling “Eén jaar geen verlof na ongeoorloofde afwezigheid” bij 17 tbs-gestelden toegepast. De tbs-gestelden verblijvend op een longstay-afdeling komen per 1 april 2012 niet meer in aanmerking voor begeleid verlof, tenzij door onafhankelijke gedragskundigen is vastgesteld dat zij vooral zorg nodig hebben in combinatie met een lage behoefte aan structurerende beveiliging. Deze versobering vergroot de veiligheid in de samenleving. In zijn vorige beleidsbrief heeft Teeven de verwachting geuit dat de gemiddelde doorlooptijd van zeven à acht weken voor het afhandelen van verlofaanvragen in 2011 gerealiseerd zou worden. Door gezamenlijke inspanningen van de Verlofunit en het Adviescollege Verloftoetsing (Avt) is deze norm behaald. De Verlofunit heeft gemiddeld minder dan drie weken nodig voor het afhandelen van verlofaanvragen.
Documenten
-
Brief Tweede Kamer: TBS-maatregel
Staatssecretaris Teeven brengt de Kamer op de hoogte van de vorderingen op het terrein van de tbs-doelstellingen, alsmede van...
-
Factsheet: Recidive TBS 1974-2008
In deze factsheet wordt in globale zin ingegaan op de recidive in de tbs-sector. Het gaat om personen van wie de maatregel...