Trendlezing VNG minister Spies
Allereerst wil ik de VNG feliciteren met haar 100 jarig bestaan en ik wil de hier aanwezige raadsleden een compliment maken voor hun inzet. Uit het onderzoek van Professor Denters blijkt dat raadsleden de rol van vertrouwenspersoon goed vervullen. Er zijn niet veel mensen die dit werk willen doen. Vaak zullen ze de vraag krijgen waarom ze dat saaie werk eigenlijk doen.
Ik wil u bijpraten over een aantal dossiers die verder gaan de actualiteit van de Haagse hectiek of de besprekingen in het Catshuis. Het regeerakkoord gaat uit van een andere verhouding tussen de bestuurslagen. De gemeente – die het dichtst bij de burgers staat - is in deze opvatting de eerste overheid. Daar hoort ook een omvangrijker takenpakket bij. Bijvoorbeeld door de Wet Werken naar Vermogen, de AWBZ en de Jeugdzorg. Het wordt niet eenvoudiger, dat begrijp ik ook. De decentralisatie gaat niet automatisch van een leien dakje, maar we zoeken samen naar oplossingen.
De verantwoordelijkheden van de gemeenten worden niet alleen beleidsmatig groter maar ook financieel, terwijl de financiële situatie al extra ingewikkeld is. Het Rijk en de gemeente zitten in het zelfde schuitje. Door de “trap op, trap af” systematiek betekent het dat als het rijk minder geld heeft dat ook geldt voor de gemeenten. Ik waardeer het dat u, en zeker ook uw voorzitter mw Jorritsma, die verantwoordelijkheid neemt. Ik begrijp ook heel goed dat u uw vraagtekens plaatst bij de Wet Houdbare Overheidsfinanciën. Omdat uw inkomsten en uitgaven meetellen bij het bepalen van het totale tekort van de overheid moeten we nadenken over een creatieve oplossing waarbij uw investeringen in publieke voorzieningen worden gewaardeerd in plaats van dat u daarvoor in financiële zin de rekening moet betalen. Om de zaken niet nog meer te verwarren hebben we de herverdeling van het Gemeentefonds, in overleg met u, maar even naar achteren geschoven.
Ik weet dus dat de gemeenten in veel gevallen in financiële zin geraakt worden door de crisis. Veel van uw zekerheden zijn verdwenen. Ik vermoed zelfs dat het nooit meer wordt als vroeger. Een aantal gemeenten heeft te maken met krimp, er is een tegenvallende grondexploitatie en het financieren van publieke voorzieningen met grondverkoop is voorbij. Ondanks dat, zijn er relatief weinig gemeenten die voor artikel 12 in aanmerking komen. Daar wil ik u een compliment voor maken. Waar ik u wel voor wil waarschuwen is om niet als automatische reflex de lokale lasten te verhogen. Als het moet kan ik niet anders dan daar streng op te reageren.
Een mogelijke oplossing ligt bij schaalvergroting en samenwerking. De voorspelling van het NICIS dat er over 10 jaar nog maar 100 gemeenten zullen zijn gaat mij te ver. Gemeentelijke herindelingen zijn niet eenvoudig, kijk bij voorbeeld alleen al naar Naarden, Muiden, Bussum en Weesp. Ik zal dan ook niet snel voorstellen steunen die niet van onderop komen en waarvoor geen draagvlak of maatschappelijke urgentie bestaat. Ik laat dan ook de Krimpenerwaard voorlopig liggen. Maar samenwerking kan heel veel opleveren. Er zijn vele varianten. Ik kijk met belangstelling naar wat er tussen Den Haag en Rotterdam gebeurt of bij Brabantstad.
Ik ben er van overtuigd dat het succes afhangt van het werken vanuit de inhoud. Wat niet werkt is een van bovenaf opgelegde structuurdiscussie. De consequentie is natuurlijk dat we taakdifferentiatie zullen zien. Niet alle gemeenten passen in hetzelfde confectiepak en ik kijk daar met interesse naar.
Een structuurdiscussie die ik wel wil voeren, is dat hier en daar groot onderhoud nodig is. Ik heb het vooral over het werken aan een compacte overheid. We moeten af van de WGR+, voor de Randstad moeten we zoeken naar specifieke oplossingen en we moeten af van de deelraden.
En dan kom ik bij het punt, dat een kleinere overheid ook met minder politici en bestuurders toe kan. We kijken naar een forse verkleining! 25% vermindering van het aantal raadsleden, collegeleden en statenleden en gedeputeerden. Het kan ook, als u zich bezig houdt met hoofdlijnen en controle. Dat is het uitgangspunt van het dualisme tussen raad en college. Het hoeft geen vergroting van de werkdruk te betekenen ook al vindt u het voorstel in eerste instantie onverantwoord en dom. Ik weet dat ik geen applaus hoef te verwachten, maar het zal een verbetering blijken te zijn. En bovendien: gelijke monniken, gelijke kappen. Het Kabinet is zelf al fors gekrompen en we stellen voor om de tweede kamer van 150 naar 100 en de senaat van 75 naar 50 leden terug te brengen.
Dames en heren. Deze lezing heet de trendlezing en ik wil graag een trendbreuk bepleiten. Bij de oude opvattingen van lokaal bestuur komt vaak het fictieve dorp Juinen voor ogen met de uiterst keurige Wim de Bie als burgemeester Van der Vaart en daar vlak vóór wethouder Hekking. De wethouder kwam toen nog uit de raad, maar heel opmerkelijk: de inwoners van Juinen zijn in geen enkele scène te zien.
Het beeld dat ons nu voor ogen staat is daar precies het tegendeel van. We zijn toe aan een breed gevoerde discussie die niet vandaag of morgen klaar is. Het gaat over de vraag: wie gaat over wat. Hoe kunnen we elkaars vertrouwen terug winnen en hoe kunnen we mensen uitnodigen om meer initiatieven te nemen. Het lijkt dat de betrokkenheid bij democratische processen gering lijkt. Zie de opkomst bij de verkiezingen en de mening dat de overheid één pot nat is. Toch worden er overal veel initiatieven genomen en er bestaat een brede betrokkenheid bij de inrichting van onze omgeving. Daar kan de overheid veel meer mee. Hoe serieus nemen we klagers? Hoe vaak zegt u oprecht: daar nemen we iets van mee en we zullen uw idee er zeker bij betrekken? Vaak bedanken we de betrokkene en laten nooit meer iets van ons horen.
Neem Schouwen-Duiveland. Dat is een gemeente die gericht is op het laten meepraten van burgers, maar vooral op het stimuleren van eigen initiatief en activiteit! De dorpsraden richten zich meer op activering van de gemeenschap en minder op meepraten. Burgers doen wat ze kunnen binnen de gemeente, bijvoorbeeld het kostenneutraal laten draaien van de dorpshuizen. Het motto is “zorg voor elkaar en zorg voor voorzieningen”.
Het laat ook zien dat het creëren van ruimte voor burgers niet een losstaand nieuw programma is binnen de gemeente, maar een kenmerk moet zijn van de cultuur en werkwijze. Dat de Raad betrokkenheid toont en niet afwacht en laat zien dat burgerinitiatieven belangrijk zijn. Daarvoor moet ook de financiële ruimte worden bepaald en de samenwerking tussen initiatiefrijke burgers worden gestimuleerd.
Er wordt vaak gezegd dat de burgers de overheid niet vertrouwen. Ik denk wel eens dat het andersom is, dat de overheid de burger niet altijd het gevoel geeft dat hij vertrouwd wordt. Als we een andere cultuur willen dan moeten we ook fouten durven maken en niet risicomijdend handelen. Een wethouder moet niet meteen zijn hoofd op het blok moeten leggen als er een keer iets verkeerd gaat.
Verleden week was ik op bezoek bij de Dienst Uitvoering Onderwijs DUO. De ombudsman was daar lang kind aan huis. Nu bellen ze iemand om klachten op te lossen. Dat lukt ook in 97% van de gevallen. De klagers zijn tevreden, de medewerkers zijn tevreden en ze doen dat met 2/3e van het aantal medewerkers van vroeger. Medewerkers die bovendien veel meer gewaardeerd worden. Dat is ook werken aan hun professionaliteit; zo zijn we een betere werkgever.
Mijn ministerie wil graag samen met u experimenteren om nieuwe vormen van werken met initiatiefrijke burgers een plek te geven in de uitvoering van uw nieuwe taken. Samen met de VNG werken we in een Actieprogramma Lokaal Bestuur.
Een van de gevolgen van het ruimte geven aan de burger is dat de keuzes in de ene gemeente wel eens heel anders kunnen uitvallen dan ergens anders.
Dames en heren, Ik rond af. De beelden die ik bij u oproep zijn misschien wat abstract. Maar ook dat is de rol van politici en bestuurders; het leiden naar een betere toekomst. Dat is onze opdracht.
Als ik nadenk over de gemeente van de toekomst dan is zij waarlijk de eerste overheid. De overheid die het dichtst bij de burger staat in een gemeenschap waar zoveel mogelijk burgers actief meedoen en zo een bijdrage leveren aan hun directe leefomgeving.
De gemeente van de toekomst is het eerste aanspreekpunt voor burgers als het gaat om voorzieningen en een veilige woon- en werkomgeving. De gemeente van de toekomst is een gemeenschap van burgers die hun verantwoordelijkheid willen dragen en dat kunnen omdat hun vertegenwoordigers en hun overheid hen daarvoor de ruimte geven en waar nodig ondersteunen.
En voor u, bestuurders van nu: we maken het u niet altijd makkelijker, maar wel leuker.