Seminar Jonge Meesters
Toespraak door staatssecretaris Teeven van Veilgiheid en Justitie t.b.v. seminar “Jonge Meesters”, Pels Rijcken 15 maart 2012
Jongedames en jongeheren, Jonge Meesters,
De organisatie van Pels Rijcken heeft me gevraagd iets te vertellen over de toekomst van de advocatuur. Ik heb toen even geaarzeld, want - zoals ik iemand ooit hoorde zeggen: voorspellen is nogal moeilijk, vooral als het om de toekomst gaat. Ik ben geen orakel van Delphi, ook geen Nostradamus en ik heb ook geen ambities in die richting.
Het leek me daarom verstandig om – niet als schoenmaker maar als staatssecretaris - bij mijn leest te blijven en aan te sluiten bij jullie ambitie als aspirant-advocaten. Vandaar mijn keuze voor de gewijzigde Advocatenwet, waar jullie straks mee te maken krijgen. Het voorstel voor die wetswijziging ligt nu bij de Tweede Kamer. En dan wil ik in het bijzonder de schijnwerper richten op artikel 10a.
Kernwaarden
Een cruciaal artikel. Artikel 10a gaat over het wezen van het beroep van de advocaat, over de kernwaarden, te weten: onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid, vertrouwelijkheid en integriteit. De slimmeriken onder u – en dat bent u natuurlijk allemaal - zullen denken: “what’s new? Die waarden gelden al heel lang, al zolang als er advocaten zijn.”
Klopt, maar ze worden nu voor het eerst in de wet vastgelegd - gecodificeerd. Dat onderstreept nog eens hoe belangrijk ze zijn en legitimeert bovendien de bijzondere positie van de advocaat. Maar dat is niet het enige. Wettelijke verankering zorgt er ook voor dat die waarden fungeren als ijkpunten. Dat heeft allerlei consequenties: voor de toegang tot het beroep, voor de regulering, voor de beroepspraktijk, voor het toezicht en voor het tuchtrecht. Kortom, die kernwaarden zijn als het ware de “gouden standaard” van de advocatuur. Reden genoeg om ze hier iets scherper te belichten.
Om te beginnen de onafhankelijkheid. Uiteraard is de advocaat onafhankelijk. Van de overheid en van de rechter. Maar ook onafhankelijk van de cliënt en de zaak die hij behandelt. Hij behartigt de belangen van zijn cliënt, maar dat is iets anders dan zich voor diens karretje laten spannen. De advocaat neemt voldoende afstand om ook oog te hebben voor de belangen van andere betrokkenen, bijvoorbeeld de wederpartij, en om zijn cliënt kritisch te adviseren. Zo volgt hij niet klakkeloos alle opdrachten van zijn cliënt op. Hij blijft zelf verantwoordelijk voor al zijn keuzes en daden.
De tweede kernwaarde is partijdigheid. Dat lijkt op gespannen voet te staan met onafhankelijkheid maar dat is schijn. Onafhankelijkheid en partijdigheid vullen elkaar aan. Partijdigheid betekent hier dat de advocaat naar beste vermogen het belang van cliënt dient, niet dat van derden of van zichzelf. En dat hij alleen handelt in opdracht van zijn cliënt, niet van een ander. Met andere woorden, geen belangenverstrengeling. Dit punt kan bijvoorbeeld een rol spelen bij de kwestie "no cure no fee". Komt zijn onafhankelijkheid onder druk te staan als hij een persoonlijk belang krijgt bij de uitkomst van een zaak?
Dan deskundigheid. Ofwel, werk leveren dat de toets der kritiek kan doorstaan. Kwaliteit is zowel in het belang van de cliënten, als van de rechtsorde. Een advocaat die weet waarover hij het heeft, kan adequaat bijdragen aan de behandeling van een zaak en – in voorkomende gevallen – aan een vlot verlopende juridische procedure. Dat betekent ook dat hij geen bijstand verleent op terreinen waar die deskundigheid ontbreekt. Kwaliteitsbevordering en -bewaking zijn uiteraard allereerst de verantwoordelijkheid van de advocaat zelf, maar hier ligt ook een taak voor de Nederlandse orde van advocaten en uiteindelijk ook voor de overheid.
Kernwaarde vier is vertrouwelijkheid. Vertrouwelijkheid is de basis van de relatie tussen cliënt en advocaat. De cliënt moet erop kunnen rekenen dat alles wat hij zegt binnenskamers blijft. Alleen dan kan de advocaat alle mogelijkheden en risico’s inventariseren en optimaal adviseren en bijstaan. Dat impliceert een geheimhoudingsplicht. Met een aanvullende wijziging van de Advocatenwet zal de geheimhoudingsplicht van de advocaat ook wettelijk worden vastgelegd. Om zijn geheimhoudingsplicht te kunnen realiseren, heeft hij een wettelijk verschoningsrecht, onder meer geregeld in de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafvordering. Met die geheimhoudingsplicht en dat verschoningsrecht behoort de advocaat wel prudent om te gaan; hij kan er zich niet te allen tijde achter verschuilen. Wet en rechter bepalen in de praktijk - na afweging van de concrete feiten en omstandigheden - de exacte grenzen.
Ten slotte integriteit. De plicht om integer te handelen is onlosmakelijk verbonden met de overige kernwaarden. Een integer advocaat staat boven de zaak, vermijdt belangenverstrengeling en kan zijn keuzes verantwoorden. Natuurlijk zijn de meeste advocaten ook integer. Maar de verleidingen zijn groot, net als de mogelijkheden om - zelfs onbedoeld - betrokken te raken bij malafide praktijken. De nieuwe Advocatenwet besteedt daarom – behalve aan de kernwaarden - ook veel aandacht aan het toezicht op advocaten. Daar wil ik iets langer bij stilstaan.
Het vernieuwde toezicht
Noblesse oblige. De advocaat heeft een bijzonder beroep en heeft een bijzondere positie binnen de rechtsstaat. Hij heeft tot op zekere hoogte een procesmonopolie en - ik memoreerde het al - hij heeft een geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Die positie rust op een maatschappelijk draagvlak dat in stand moet blijven. Daarvoor moet de samenleving voldoende vertrouwen hebben in het beroep en daarom is het belangrijk dat de advocaat onderworpen is aan tuchtrecht en toezicht.
Dat toezicht gaan we nu versterken met een aanvulling op het wetsvoorstel tot wijziging van de Advocatenwet. Die aanvulling is onlangs voor advies aan de Raad van State gestuurd. Ik wil het toezicht op de advocaten meer uniform en onafhankelijker regelen. Er komt een nieuwe centrale toezichthouder in de vorm van een landelijk college dat onafhankelijk is - zowel ten opzichte van de overheid, als van de beroepsbeoefenaren. Bij dat College ligt de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht.
Het college van toezicht maakt wel onderdeel uit van de Nederlandse orde van advocaten, maar heeft daarbinnen een eigen plaats. De vraag die we ons in de toekomst gaan stellen is of er geen advocaten, rechters of ambtenaren lid van mogen zijn.
Dit vernieuwde toezicht op advocaten is niet onomstreden; dat begrijp ik heel goed. Maar ik ben ervan overtuigd dat onafhankelijk en meer uniform wettelijk toezicht het maatschappelijke vertrouwen in de advocatuur kan helpen versterken. De samenleving staat steeds kritischer tegenover het functioneren van professionals. Dat geldt voor artsen, voor notarissen en ook voor advocaten. Het beeld dat bij misstanden vakgenoten elkaar de hand boven het hoofd houden schaadt niet alleen het aanzien van de beroepsgroep, maar ook het vertrouwen dat de burger er in heeft. Het nieuwe college kan dat tegengaan met transparantie over de uitkomsten van het toezicht en met zichtbaar optreden bij fouten. Bovendien wordt zo ook de kwaliteit van de advocatuur versterkt.
Toezicht is zeker niet het enige middel om integriteit en kwaliteit van de advocatuur te bevorderen en te bewaken. Daarvoor hebben we ook de wettelijk geregelde tuchtrechtspraak en kwaliteitsnormen en de toetsing daarvan door de beroepsgroep zelf. Maar toezicht heeft het voordeel dat het proactief werkt. Ook zonder dat sprake is van misstanden of onregelmatigheden kan de toezichthouder een onderzoek instellen. Zo voorkomen we dat ongewenste situaties ontaarden in klachtwaardige feiten.
Ten slotte
Dames en heren,
Het zal u niet ontgaan zijn: we leven in economisch sombere tijden. Maar – optimist als ik ben – er gloort licht aan het eind van de tunnel. Zeker, ook dat is een voorspelling. Maar ik kan me daarbij beroepen op mensen die er verstand van hebben: het CPB. Het gaat na volgend jaar weer ietsje beter. Dat schept kansen, ongetwijfeld ook voor u. De advocatuur heeft haar werkgebieden op alle niveaus in de samenleving en die diversiteit is de beste voorwaarde om straks uw juridische talenten te kunnen ontplooien. De ultieme meester heeft inhoudelijke kennis van zaken, een goede communicatie, is flexibel en heeft gevoel voor humor. Advocaten vormen door hun persoonlijke dienstverlening aan cliënten een belangrijke schakel in het rechtsverkeer. Burgers en bedrijven moeten op hun kwaliteit kunnen vertrouwen. Daar een bijdrage aan te leveren, dat is het doel van de nieuwe Advocatenwet.