Toespraak minister Spies bij in ontvangst nemen van eerste exemplaar SILA-gedenkboek
Toespraak minister Spies bij in ontvangst nemen van eerste exemplaar SILA-gedenkboek op 8 maart 2012 in Utrecht.
Dank u wel mijnheer Duijsens dat u mij namens het bestuur en de medewerkers van de SILA het eerste exemplaar van dit fraaie boek heeft overhandigd. Ik vind deze geste tekenend voor de goede verhouding tussen de Nederlandse overheid en de geloofsgemeenschappen. Daar doet de formele scheiding tussen kerk en staat gelukkig niets aan af.
De Stichting Kerkelijke Leden-Administratie is een kwart eeuw geleden ontstaan. Dat gebeurde nadat de overheid besloot de registratie van de kerkelijke gezindte uit privacyoogpunt uit de bevolkingsboekhouding te schrappen. Daardoor konden de kerken in Nederland niet langer mutaties in de gegevens van hun leden bij de gemeentelijke bevolkingsadministratie opvragen.
Dit had uiteraard gevolgen voor de kerkelijke ledenadministraties. Daarom zochten kerken en overheid gezamenlijk naar een oplossing die én recht deed aan de privacy van iedere Nederlander én aan de behoefte van de kerken om een goede administratie te kunnen voeren.
Die oplossing kwam er, vooral dankzij de inventiviteit en de samenwerking van diverse kerkgenootschappen. Dat werd de Stichting Interkerkelijke Leden-Administratie, de SILA. De SILA vormt nu de verbindende schakel tussen de burgerlijke gemeenten aan de ene kant en de administratiebureaus van de zeven aangesloten kerkgenootschappen aan de andere kant.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van een even simpele als ingenieuze uitvinding: de SILA-stip. Iedereen die lid is van één bij de SILA aangesloten kerken, heeft zo’n digitale SILA-stip achter zijn of haar naam staan. Aan de stip is niét te zien van welk kerkgenootschap iemand lid is.
Als er iets verandert in de gegevens van die persoon, wordt dat automatisch aan de SILA doorgegeven, die het op haar beurt weer doorsluist naar het juiste kerkgenootschap. En omgekeerd geeft de SILA ook nieuwe leden of afmeldingen door aan de gemeenten, zodat die een SILA-stip kunnen toevoegen of juist weghalen. Een oplossing die van veel creativiteit getuigt.
Maar de SILA en de SILA-stip konden aanvankelijk niet op ieders instemming rekenen. Sommige seculiere partijen in de Tweede Kamer waren het er niet mee eens dat de kerken gebruik mochten blijven maken van gegevens uit de bevolkingsboekhouding. Vooral omdat zij betwijfelden of hiermee echt ieders privacy gewaarborgd was. Die twijfel is imiddels helemaal verdwenen, want de SILA heeft laten zien zeer integer en gewetensvol om te gaan met de gegevens waarover zij beschikt.
Ik las ergens dat de SILA jaarlijks circa 1,2 miljoen mutaties verwerkt uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie. Op een totaal van zo’n 6,1 miljoen leden van de aangesloten kerkgenootschappen is dat een fors aantal. Daaruit blijkt wel dat de SILA in een behoefte voorziet.
De SILA bestaat inmiddels dus al ruim 25 jaar. Dat zilveren jubileum was voor het bestuur van de SILA een mooi moment om de geschiedenis en totstandkoming van de SILA te laten boekstaven. En wie zou dat beter kunnen doen dan Frits van Spaendonck? Als secretaris van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken was hij nauw betrokken bij de opzet van de SILA.
Hij kende de materie dus van haver tot gort, maar het doorspitten van het SILA-archief moet monnikenwerk zijn geweest, gezien de omvang ervan. Toch is het uiteindelijk geen Sisyphusarbeid gebleken, want anders zouden wij vandaag niet bij elkaar hebben gezeten.
Duidelijk is dat Frits van Spaendonck zich zeer consciëntieus van zijn taak heeft gekweten. Dat heeft het fraaie gedenkboek opgeleverd dat ik zojuist mocht ontvangen. Omdat ik al even in de PDF-versie van het boek kon kijken, weet ik dat het ontstaan, de organisatie en de werkwijze van de SILA daarin gedetailleerd zijn geschetst.
Ik wil zowel de auteur als het dagelijks bestuur van de SILA daarvoor graag mijn complimenten maken, omdat het hier feitelijk een belangrijk stukje geschiedschrijving betreft over de verhouding tussen kerk en staat. Hoewel ik niet verwacht dat ‘Tussen overheid en kerken’ snel in de bestseller-top 10 zal komen, is het voor toekomstige kerkhistorici en andere geïnteresseerden zonder twijfel een onmisbaar naslagwerk. Het is bovendien in een toegankelijke stijl geschreven, waardoor het een onderhoudend en prettig leesbaar boek is geworden.
Uit het boek blijkt dat het SILA er bepaald niet zonder slag of stoot is gekomen. Kabinetten van diverse samenstellingen, bewindslieden van uiteenlopende politieke kleuren, Kamerleden met ieder hun eigen opvattingen over het wel of niet verstrekken van gegevens aan kerken: de vertegenwoordigers van de kerken moeten er af en toe hoorndol van zijn geworden. Duidelijk is wel dat het om een gevoelig onderwerp ging, dat de gemoederen in kerkelijk en bestuurlijk Nederland lang bezighield.
Niet voor niets citeert de auteur in zijn boek het oud-VVD-Kamerlid Jan-Kees Wiebenga. Die merkte tijdens een symposium over de gemeentelijke bevolkingsadministratie in 1995 op dat, ik citeer, ‘drie zaken – de Tweede Wereldoorlog, het Koningshuis en de verhouding Kerk en Staat – het parlement altijd in beroering brengen, zoals weer duidelijk was gebleken door de prominente rol van de SILA in het GBA-proces’. Einde citaat.
Dames en heren,
Zoals ik aan het begin zei stel ik het zeer op prijs dat ik dit boek in ontvangst mocht nemen. U kunt ervan verzekerd zijn dat het een prominente plek zal krijgen in mijn ministeriële boekenkast. Nogmaals dank voor dit boek en ook dank voor uw aandacht.