Grand Gala van het vrije woord

Toespraak van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie tijdens het Grand Gala van het Vrije Woord, ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van internationaal perscentrum Nieuwspoort in Den Haag op 8 maart 2012.

Dames en heren,

Mijn bijdrage aan dit grand gala van het vrije woord staat geprogrammeerd na het voorgerecht. Ik vermoed dat de organisatie zich daarbij heeft laten inspireren door de woorden van Bertold Brecht: “Eerst het eten, dan de moraal”. Hoe dan ook, ik zal het kort houden - al is het maar om te voorkomen dat mijn woorden u zwaar op de maag liggen, als hierna het hoofdgerecht wordt geserveerd.

Vijftig jaar Nieuwspoort, dat is een felicitatie waard. Ik wil bestuur en poorters van harte geluk wensen met dit gouden jubileum. Vijftig jaar lang is Nieuwspoort de plaats – zoals uw website het omschrijft - “waar messen worden geslepen, reputaties sneuvelen, nieuwe reputaties geboren worden, harde woorden kunnen vallen, mythes worden opgeblazen, nieuws wordt gemaakt, feiten worden onthuld, maar waar ook wordt gelachen.”

Ik geloof het allemaal graag en deels kan ik dat ook onderschrijven uit eigen ervaring.

Maar voor deze gelegenheid citeer ik liever enkele andere regels op uw site en wel deze:

“Nieuwspoort staat voor het vrije woord en geeft ruim baan aan het politieke, maatschappelijke en culturele debat.” En: “Zonder vrijheid van meningsuiting kan een democratie niet functioneren”.

Vergelijkt u die tekst met deze: “Een openlijk en levendig maatschappelijk en politiek debat is van vitaal belang voor onze democratie”. Deze laatste zin vindt u ook op een website, en wel die van de Rijksoverheid. De kenners onder u – dat bent u natuurlijk allemaal - weten uit welke bron die zin afkomstig is: het Regeerakkoord.

Nu is het niet gebruikelijk dat parlementaire pers en kabinet het zo roerend eens zijn. Maar dat we op dit punt dezelfde boodschap verkondigen, mag niet verbazen.

En we bevinden ons daarbij in goed gezelschap. Toen president Roosevelt zijn befaamde vier vrijheden formuleerde, zette hij “freedom of speech and expression” op de eerste plaats.

De vrijheid van meningsuiting is dan ook een groot goed in een democratische samenleving als de onze. Ze is ook diep geworteld in de geschiedenis van ons land. Voor Willem van Oranje was gewetensvrijheid, het recht om aan de eigen geloofsovertuiging vrijelijk uiting te geven, de drijfveer voor de opstand tegen de koning van Spanje.

En al tijdens de Republiek der Zeven Provinciën vond meningsuiting bescherming in de vrijheid van drukpers.

Sinds de eerste Nederlandse Grondwet – in 1815 – is zij wettelijk verankerd. In de twintigste eeuw kwamen daar diverse internationale verdragen bij, zoals het Internationale Verdrag ter Bescherming van Burgerlijke en Politieke Rechten, het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, het EU-grondrechtenhandvest.

We zien de vrijheid van meningsuiting als een hoeksteen van een pluriforme samenleving en levendige democratie. Die vrijheid kan mensen tot elkaar brengen en een stimulans zijn voor verdieping in elkaars politieke en maatschappelijke opvattingen. Op die manier kan ze bijdragen aan onze ontwikkeling, als persoon én als samenleving.

“Uit de botsing der meningen en gevoelens, springt de waarheid tevoorschijn”, schreef de Franse dichter Colardeau, een tijdgenoot van Voltaire en Rousseau. De Vlaming Herman de Coninck keek daar wat lichter tegenaan, maar zei in feite hetzelfde: “Het leukste wat je met een mening kunt doen is verschillen.”

Natuurlijk zijn er ook mensen die nooit van mening veranderen; die hebben er geen. En de dichter Jan Greshoff had zo zijn eigen opvatting over gedachtewisselingen in een democratie: “Als oprecht democraat respecteer ik ieders mening. Het is het goed recht van mijn buurman om altijd ongelijk te hebben”.

Dames en heren, het kabinet voert de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel, maar die vrijheid is niet onbegrensd. Zwaarwegende maatschappelijke belangen kunnen daar paal en perk aan stellen, zoals duidelijk wordt in de beperkingclausule in artikel 7 Grondwet: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Dit voorschrift maakt de wetgever bevoegd om inhoudelijke beperkingen vast te stellen. Datzelfde geldt voor verdragsbepalingen als artikel 10, tweede lid, EVRM.

Uitgangspunt bij die beperkingen is dat de vrijheid van meningsuiting ophoudt bij uitingen die onze vrijheden, waaronder de vrijheid van meningsuiting zelf, bedreigen. Dan wordt een grens overschreden. Bij uitlatingen die louter willen kwetsen, haat zaaien, of oproepen tot geweld, kan het strafrecht in het geweer komen en is vervolging mogelijk. Bijvoorbeeld wegens antisemitisme, homohaat, bedreiging met fysiek geweld, smaad, laster of belediging.

Bij uitingen waarover maar enigszins twijfel kan bestaan, moet zeer terughoudend worden gereageerd. Valt een uiting te beschouwen als bijdrage aan het publieke debat, dan is strafrechtelijk optreden enkel aan de orde als die uitlating ‘onnodig grievend’ is in verhouding tot de rol die zij speelt in de maatschappelijke discussie.

Bijzondere bescherming genieten verder kunstuitingen en bijvoorbeeld ook berichtgeving. De vorm waarin een uiting is gegoten kan ook een rol spelen: zo bepaalde de Hoge Raad onlangs dat de inhoud van een column niet snel onnodig grievend is. Het hoort bij een column om wat provocerend te zijn.

Met andere woorden, er is maximale ruimte voor uitwisseling van argumenten, ideeën en opvattingen die het maatschappelijk debat over uiteenlopende kwesties verdiepen. Niemand mag zich beperkt voelen in zijn of haar bijdrage aan publieke gedachtewisselingen, ook niet wanneer het een opvatting betreft die voor sommigen shockerend, kwetsend of verontrustend kan zijn. Iedereen moet zich vrij weten te kunnen leven en spreken naar eigen aard, mening of levensbeschouwing.

We hechten aan een debat dat open en vrij is en dat midden in de samenleving plaatsvindt. Die vrijheid moeten we koesteren en verdedigen. In én buiten Nieuwspoort, in én buiten het parlement. Dat is ons gezamenlijk belang - niet alleen van journalisten en politici – maar van allen in dit land.

Laat ik eindigen met een citaat van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus: “Zeldzaam gelukkig is de tijd waarin men meent wat men wil en waarin men zegt wat men meent”. Woorden die vandaag, tweeduizend jaar na dato, nog niets aan waarde hebben ingeboet en die ik op dit Gala van het Vrije Woord, dan ook van harte onderschrijf!