Van Bijsterveldt: Lage jeugdwerkloosheid door effectieve aanpak voortijdig schoolverlaten
De intensieve aanpak van voortijdig schoolverlaten werpt zijn vruchten af. In tien jaar tijd is het aantal leerlingen zonder startkwalificatie bijna gehalveerd van 71.000 in 2002 naar 38.600 in het schooljaar 2010-2011. In Europees verband behoort Nederland hiermee tot de koplopers in het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Mede door de afnemende schooluitval is de jeugdwerkloosheid in Nederland slechts in geringe mate opgelopen en is deze relatief laag in vergelijking met omringende landen. Dit schrijft minister Marja van Bijsterveldt (Onderwijs) vandaag aan de Tweede Kamer.
Minister Van Bijsterveldt: "We hebben onze jongeren hard nodig op de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven en de samenleving schreeuwen om gekwalificeerde krachten, vooral in de sectoren zorg en techniek. Het is daarom noodzakelijk dat we blijven investeren in het behalen van startkwalificaties door jongeren."
Lage jeugdwerkloosheid
De hoogte van de schooluitval had in 2010 significante invloed op de jeugdwerkloosheid, zo blijkt uit cijfers van Eurostat. Mede door de investeringen in startkwalificaties de afgelopen jaren is de jeugdwerkloosheid in 2010 in Nederland relatief laag gebleven ten opzichte van de ons omringende landen. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) hebben de getroffen beleidsmaatregelen effect gehad. Het gaat hier om prestatieafspraken vastgelegd in regionale convenanten, kennisdelingsbijeenkomsten, invoering van de kwalificatieplicht, betere registratie van schoolverzuim, betere studiekeuze- en loopbaanbegeleiding en transparantie in de cijfers.
Maximaal 25.000 vsv’ers in 2016: extra maatregelen
Mede op aandringen van gemeenten en schoolbesturen wordt de aanpak van de afgelopen jaren voortgezet. In maart sluit Van Bijsterveldt daarom opnieuw convenanten af en stelt hiervoor prestatiesubsidie en subsidies voor een regionale aanpak beschikbaar voor betrokken partijen. Jaarlijks is hiervoor in totaal 114 miljoen euro beschikbaar. Daarnaast worden er in de komende jaren extra maatregelen getroffen om de doelstelling van maximaal 25.000 vsv’ers in 2016 te behalen. De focus ligt op het eerste leerjaar in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). De uitval is daar veruit het hoogst. Vanaf 2013 is er jaarlijks 150 miljoen euro op basis van het regeerakkoord beschikbaar voor kwaliteitsverbetering van het mbo. Hiermee wordt de onderwijstijd in het eerste leerjaar uitgebreid en wordt intensievere begeleiding in de vorm van loopbaanoriëntatie en coaching van studenten mogelijk.
Nieuwe experimenten
Om uitval in het eerste leerjaar van het mbo tegen te gaan werkt het ministerie van OCW aan structurele samenwerking tussen vmbo en mbo. In navolging op de vm2-experimenten, waarbij vmbo-leerlingen die naar het mbo willen niet over hoeven te stappen naar een andere school, bereidt het ministerie nieuwe experimenten voor. Deze kunnen plaatsvinden met alle vmbo-leerwegen en de mbo-niveaus 2,3 en 4 en dragen bij aan het terugdringen van de uitval in het mbo.
Cijfers
Onderzoeken wijzen uit dat circa 4.000 jongeren in de huidige gehanteerde meetsystematiek onterecht wordt geteld als voortijdig schoolverlater. Het gaat hier bijvoorbeeld om jongeren die zijn overgestapt naar niet-bekostigd onderwijs dan wel een opleiding zijn gaan volgen bij defensie of politie. De doelstelling van maximaal 35.000 voortijdige schoolverlaters in 2012 is in feite bereikt als rekening wordt gehouden met deze groep. Vanaf 2014 is deze groep niet langer opgenomen in de officiële cijfers.