Opiniestuk minister Verhagen (EL&I) over de maakindustrie in Nederland
Verschenen in de Volkskrant van 15 februari 2012.
NedCar vecht voor zijn toekomst omdat Mitsubishi de productie van auto’s aan het eind van dit jaar stopt. De 1500 mensen die er werken, hebben het gevoel dat ze worden afgedankt. De fabriek is productiever en flexibeler dan die van veel concurrenten. Weinig autofabrikanten kunnen met één ploeg 100 duizend auto’s bouwen en verschillende merken en modellen in elkaar zetten.
Het nieuws dat dit alles geen garantie blijkt voor NedCar heeft geleid tot gelaten sombere commentaren. De auto-industrie, nee de hele maakindustrie in Nederland, zou op sterven na dood zijn. Niet alleen door de toenemende concurrentie op de wereldmarkt, vooral ook door onze aard. Handel gaat ons boven industrie. We zouden een volk zijn van dozenschuivers en dealtjesmakers.
Voor die somberheid is geen reden. In werkelijkheid verdient de industrie en de dienstverleners die direct met de industrie zijn verweven, bijna een derde van ons nationale inkomen. Chipmachinefabrikant ASML (winst in het derde kwartaal van 2011: 355 miljoen euro), chemiereus DSM (winst: 231 miljoen euro) en kunstvezelfabrikant Ten Cate (winst: 17 miljoen euro), om maar een paar bedrijven te noemen, zijn kampioenen op de wereldmarkt.
Ook in de auto-industrie is het ondanks Mitsubishi beslist niet alleen kommer en kwel. Het maken van slimme hybride trucks, high tech onderdelen en slimme oplossingen voor fileproblemen is de afgelopen tijd met gemiddeld 5 procent gegroeid, biedt werk aan 45.000 mensen; en de industrie verwacht dat er komende jaren nog eens 10.000 nodig zijn.
De maakindustrie in Nederland is springlevend. Het is echter niet vanzelfsprekend dat dit zo blijft. Wat betekent dat?
Niet dat overheid noodlijdende bedrijven met subsidie overeind houdt tot zich betere tijden aandienen, hoe verleidelijk dat ook is als er massa-ontslagen dreigen. Wie daar toch voor pleit, negeert de lessen uit de jaren zeventig en tachtig. Oude industriepolitiek werkt niet, overheidssteun geeft een bedrijf geen prikkel winst te gaan maken. Het bedrijf valt alsnog om, het belastinggeld is verspild, en de ontslagen zijn even massaal als gevreesd.
Een eigentijdse industriepolitiek vereist een inzet van overheid, onderzoekers en ondernemingen samen. Het kabinet geeft grote en kleine bedrijven de ruimte om te innoveren, investeren en exporteren. Bedrijven besteden straks 25 procent minder tijd en geld aan het volgen van regels. Ze kunnen de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten realiseren dankzij durfkapitaal van de overheid, of de kosten aftrekken van de belastingen. En ze kunnen een beroep doen op overheidsgaranties als banken twijfelen over het financieren van hun plannen.
Ik heb ondernemers en onderzoekers in de topsectoren van de economie, waar Nederland internationaal in uitblinkt door ondernemingsgeest en vernieuwingskracht, bij elkaar gebracht om innovatiecontracten te sluiten. Daarin staat wat voor onderzoek er voor de topsector nodig is, wie dat gaat doen en waar het geld vandaan moet komen. Het is hoopgevend dat bedrijven in de topsectoren in een moeilijke economische tijd bereid zijn 1,5 miljard euro te investeren.
Het kabinet heeft meer dan twee miljard voor de topsectoren gereserveerd. Daarmee kunnen veel van de plannen in de innovatiecontracten worden uitgevoerd. De maakindustrie is het fundament van de economie. Als we die willen stimuleren, is het verstandig de plannen van de topsectoren de komende tijd een extra impuls te geven.
Een eigentijds industriebeleid betekent ook dat de overheid opkomt voor de belangen van Nederlandse bedrijven over de grens en zich inzet voor het binnenslepen van investeringen.
Daarom reis ik volgende week naar Japan om de topman van Mitsubishi te vertellen al het mogelijke te doen voor een doorstart van NedCar. Daarom doen Nederlandse diplomaten op over de hele wereld hun best geschikte overnamekandidaten te vinden.
In het verleden is Nederland soms het braafste jongetje van de klas geweest. De overheid kan niet achterover leunen in de hoop dat de markt het werk wel zal doen. We moeten alle contacten en mogelijkheden benutten, en creatieve oplossingen niet uit de weg gaan. Om te beginnen door als Nederland trots de wereldmarkt op te gaan met onze maakindustrie.
Maxime Verhagen
Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie