Versnelling doorlooptijden strafrechtketen noodzakelijk
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie wil de doorlooptijden in de strafrechtketen aanmerkelijk versnellen. Deze kabinetsperiode moet de behandelingsduur van eenvoudige strafzaken worden teruggebracht naar een maand. Minister Opstelten schrijft dit in zijn beleidsreactie op het WODC-onderzoeksrapport “doorlooptijden in de strafrechtketen”.
In het onderzoeksrapport komt naar voren dat de doorlooptijden met name in eenvoudige strafzaken te lang zijn en dat versnelling en verbetering noodzakelijk is. In het Actieprogramma “sneller recht doen, sneller straffen” dat in oktober 2011 naar de Tweede Kamer is verstuurd, is reeds aangegeven welke initiatieven daartoe ontplooid worden
Het onderzoeksrapport ‘Doorlooptijden in de strafrechtsketen’ uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) geeft een duidelijk beeld van de doorlooptijden van verschillende typen strafzaken door de strafrechtketen. De gemiddelde ketenlange doorlooptijd van misdrijfzaken waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden voor standaardzaken bedroeg 38 weken voor volwassenen en 25 weken voor jeugdigen in het peiljaar 2008. In 2005 was de ketenlange doorlooptijd voor zowel zaken met een volwassen als met een jeugdige verdachte iets korter. De ketenlange doorlooptijd van complexe misdrijfzaken bedroeg 69 weken voor volwassenen en 52 weken voor jeugdigen in het peiljaar 2008. In 2005 was de ketenlange doorlooptijd voor zowel zaken met een volwassen als met een jeugdige verdachte enkele weken korter.
De doorlooptijden per ketenpartner zijn afhankelijk van de verschillende processtappen die worden doorlopen (gaat een zaak naar het CJIB, kiest het OM voor een transactie of strafbeschikking of wordt gedagvaard) en die deels overlappen. Er kan dus niet in algemene termen worden aangegeven wat de gemiddelde doorlooptijd van iedere ketenpartner afzonderlijk is, maar wel de doorlooptijd voor verschillende processtappen.
Voor de meting van doorlooptijden in jeugdzaken vormen reeds enige jaren de zgn. Kalsbeeknormen het uitgangspunt. Met de Kalsbeeknormen is bepaald dat jeugdzaken binnen een vastgestelde termijn moeten zijn afgehandeld door een ketenpartner. Elk van de normen moet voor 80% gerealiseerd worden. De uitkomsten van het onderhavige onderzoek verschillen niet veel van de cijfers die door AEF en het Parket-Generaal worden gepubliceerd over de realisatie van de doorlooptijden. Geen van de cumulatieve Kalsbeek-normen in het peiljaar 2008 wordt gehaald. De meeste normen komen wel in de buurt van het streefpercentage van 80%.
De uitkomsten bieden hiermee een belangrijk aanvullend inzicht in de doorlooptijd van verschillende processtappen bij de afhandeling van strafzaken en vormen daarmee tegelijkertijd belangrijke aangrijpingspunten voor verbetering en versnelling van processen.
Met optimalisering en waar nodig herinrichting van de werkprocessen door de hele keten, wordt, aldus minister Opstelten in zijn beleidsreactie, niet enkel een verkorting van doorlooptijden beoogd, maar ook een kwalitatief betere afdoening van strafzaken, betere samenwerking tussen de ketenpartners en daarmee betere prestaties van de keten als geheel. De directe afhandeling van veel voorkomende criminaliteit door politie en OM samen ‘aan de voorkant’ in samenwerking met alle betrokken ketenpartners (de ZSM –aanpak), is een belangrijk voorbeeld van een dergelijke nieuwe samenwerkingsvorm, die nog dit jaar landelijk ingevoerd zal gaan worden. Ter ondersteuning van de initiatieven om te komen tot een snellere en betere afdoening van strafzaken wordt voorts ketenbreed gewerkt aan digitalisering van processtukken en procedures in de strafrechtketen. Verder is een wetsvoorstel in voorbereiding dat de voorwaarden moet scheppen om in de strafrechtketen met een digitaal strafdossier te werken.
Met ingang van 2012 zal permanente monitoring van doorlooptijden plaatsvinden via de zogenaamde Strafrechtketenmonitor van het WODC.