Toespraak minister Leers bij het in ontvangst nemen van het Jaarrapport Integratie van het SCP

Dank u wel mevrouw Gijsberts voor het rapport en voor uw toelichting op het onderzoek. Een helder verhaal.

Dames en heren,

Als u wel eens op Vlieland komt, kent u misschien de ijssalon annex bioscoop van Bojan Bajic, een Servische Kroaat die in 1995 zijn land ontvluchtte. Bajic leerde zichzelf Nederlands en werkte als kapper, klusjesman en fietsenmaker voordat hij zijn eigen zaak begon. Hij is inmiddels zó verknocht geraakt aan Vlieland dat hij er, zoals hij zelf zegt, wil worden begraven.

Ik las onlangs het interview met Bajic in dagblad Metro. Toen ik het gelezen had, dacht ik: mooi verhaal. Maar ik realiseerde mij ook: dit verhaal staat niet op zichzelf. Er zijn veel meer van dit soort verhalen. De meeste immigranten willen snel integreren in onze samenleving.

Door onze taal te leren, door initiatief te tonen en door werk te zoeken. Die verhalen horen we te weinig en dat is jammer, want ze zouden het beeld dat over nieuwkomers bestaat kunnen nuanceren. Ook zouden ze een stimulans kunnen zijn voor de groep immigranten die niet wil meedoen. Want, daar moeten we eerlijk over blijven, daar zijn nog steeds zorgen over.

Willen meedoen, moeten meedoen, is de norm. De norm voor immigranten die hier komen voor gezinshereniging, maar ook voor toegelaten asielzoekers. In die zin is immigratie onlosmakelijk verbonden met integratie en daarom ben ik blij dat ik sinds enige tijd verantwoordelijk ben voor beide portefeuilles.

Ik vind: integratie is een opdracht aan zowel de migranten als de samenleving. Van migranten eisen we dat ze zich inspannen om te integreren in onze maatschappij. En het is aan de samenleving om zich open te stellen voor deze mensen. Op die manier kan integratie bijdragen aan een veilige, stabiele en aangename samenleving.

Dames en heren,

Onze samenleving is een diverse samenleving. Maar wel een Nederlandse samenleving. Die is gebaseerd op waarden en normen, die we door de eeuwen heen met elkaar hebben ontwikkeld en vormgegeven. Ik noem er een paar:

  • respect voor elkaar;
  • de gelijkheid van mannen en vrouwen;
  • geen discriminatie van homo’s en minderheden.

Die waarden en normen vinden we met elkaar belangrijk. Ze vormen een stelsel waarop onze samenleving rust. Iedereen moet zich aan die normen en waarden houden, of je wieg nu in Nederland stond of daarbuiten.

Het doel van het integratiebeleid is een samenleving waarin zowel autochtone Nederlanders als migranten zich thuis voelen en veilig weten. Een samenleving die kansen biedt, maar ook eisen stelt. Integreren is dus méér dan je aanpassen. Het is wat mij betreft een vorm van actief burgerschap. Oftewel: iedereen in dit land moet meedoen aan de samenleving, de taal leren en een zelfstandig bestaan opbouwen. Alleen zó word je onderdeel van onze maatschappij.

Dat geldt voor iedereen, maar helemáál voor ouders met kinderen. Zij moeten onze taal spreken om zelfredzaam te kunnen zijn, juist om hun kinderen te kunnen helpen. Je moet als vader of moeder in staat zijn een 10-minutengesprekje met de onderwijzer of leraar over je kind te kunnen voeren. Anders kun je je rol als ouder gewoon niet goed vervullen in onze maatschappij.

De maatschappij, de samenleving, zijn we met z’n allen en maken we met z’n allen. Ik vind dus niét: iedere migrant is er één te veel. We hebben een open samenleving, die zich vernieuwt en ontwikkelt. Een samenleving die we samen maken. Waarbij voor iedereen geldt: niet je herkomst is bepalend, maar je toekomst. En laat ik heel duidelijk zijn: ik vind het onacceptabel dat mensen worden beoordeeld op grond van hun afkomst, religie of levensovertuiging. Ik wil mensen beoordelen op hun gedrag en wat ze aan de samenleving bijdragen.

Ik kreeg onlangs een vraag van een jonge vrouw, die hier is geboren, heeft gestudeerd en een baan heeft. Zij vroeg: ‘Hoe lang word ik nog allochtoon genoemd’? Ik zei: ‘Als jij hier woont, de taal spreekt, werkt en je Nederlander voelt, dan bén je voor mij een Nederlander’.

Dames en heren,

Als migrant krijg je voldoende kansen en mogelijkheden om in ons land een zelfstandig bestaan op te bouwen. Dat blijkt wel uit het SCP-rapport. We hebben net gehoord dat het met de integratie grosso modo op een aantal punten de goede kant op gaat.

Zo lopen niet-westerse migranten ten opzichte van 10 jaar geleden hun achterstanden op de meeste terreinen langzaam maar zeker in. Het opleidingsniveau van migranten stijgt sneller dan van autochtone Nederlanders en de instroom in het hoger onderwijs bij studenten van Turkse en Marokkaanse is toegenomen. Ook het eigen woningbezit is gestegen, terwijl het aantal huwelijken met een partner uit herkomstland is afgenomen. En verder blijkt inburgering een positief effect heeft op de taalvaardigheid.

Maar helaas blijkt uit het SCP-rapport ook dat we er nog lang niet zijn. Er zijn nog te veel migranten die achterblijven of in de criminaliteit belanden. Dat vind ik zorgelijk. Ook die achterblijvers moeten we meekrijgen, zonodig door streng op te treden.

Eén van de dingen die mij grote zorgen baart, is de oplopende werkloosheid en de toename van de uitkeringsafhankelijkheid onder niet-westerse migranten. Dat geldt bij de grote migrantengroepen, maar ook bij kleine groepen zoals de Somaliërs. Hoewel ze in dit rapport niet worden genoemd, blijkt uit een eerdere publicatie van het SCP dat minder dan éénderde van hen betaald werk heeft.

Dat kunnen we natuurlijk niet accepteren. Ook deze groep moet, net als alle andere migranten, de taal leren, een opleiding volgen en werk gaan zoeken. Kortom: ook van hen mogen we verwachten dat ze een aandeel leveren aan onze maatschappij. Als ze daarbij ondersteuning nodig hebben, kunnen ze gebruik maken van de reguliere voorzieningen die voor iedereen gelden.

Bijvoorbeeld:

  • vroeg- en voorschoolse educatie;
  • maatregelen tegen schooluitval in VMBO en MBO;
  • reïntegratietrajecten om weer aan de slag te gaan.

Er zijn genoeg van dit soort instrumenten en die worden ook toegepast.

Een ander negatief punt is de criminaliteit onder met name jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse herkomst. Die cijfers liegen er niet om. Dit kabinet speelt daar al op in door vroegtijdig ingrijpen, sneller en strenger straffen en goede nazorg.

En natuurlijk de aanpak van criminele jeugdgroepen. Want de tasjesrovers van vandaag mogen niet de onderwereldfiguren van morgen worden. We mogen gewoon geen enkele ruimte laten voor dergelijk gedrag, vooral door daar heel consequent tegen op te treden.

Dat consequent optreden begint met strenger te worden voor criminele vreemdelingen. De glijdende schaal, die bepaalt wanneer een criminele vreemdeling wordt uitgezet, wordt aangescherpt. Zo kan degene die in de eerste drie jaar na toelating tot Nederland wordt veroordeeld tot gevangenisstraf of jeugddetentie, zijn verblijfsvergunning kwijtraken.

Ook veelplegers lopen extra risico’s: zij worden eerder - al na drie misdrijven - tot veelpleger bestempeld, terwijl dat nu pas na vijf misdrijven gebeurt. En veelplegers lopen eerder de kans hun verblijfsvergunning kwijt te raken. Bovendien: wie zware vergrijpen pleegt (zwaar geweld, drugsdelicten, zedenmisdrijven met minderjarigen), loopt straks zelfs zijn hele leven kans op uitzetting, hoe lang hij ook al in Nederland is.

De bedoeling daarvan is om mensen duidelijk te maken dat wie zich gedraagt en meedoet, welkom is. Zo niet, dan ben je ook niet welkom.

Los van dergelijke maatregelen moeten we ook lessen trekken uit het verleden en gemaakte fouten niet herhalen. We hebben de afgelopen decennia mensen binnengelaten van wie sommigen na 10, 20, 30 jaar nog niet geïntegreerd zijn. Daar zijn we veel te berustend en vrijblijvend in geweest, met alle nadelige gevolgen voor onze samenleving van dien.

Dat is precies de reden dat we nu veel strenger zijn geworden aan de voorkant van het immigratie- en integratieproces. We willen geen mensen meer toelaten die hier kansloos zijn en aan de rand van de samenleving belanden. Dat is niet goed voor die mensen en ook niet voor de samenleving. Bovendien verspelen we anders het maatschappelijk draagvlak voor ons asiel- en migratiebeleid.

En mensen die we wel toelaten, moeten we zo goed mogelijk prepareren op hun komst naar Nederland. Door ze in hun eigen land al kennis te laten maken met onze taal en onze waarden en normen.

Het SCP-rapport geeft een belangrijk signaal af: we boeken vooruitgang, maar we zijn er nog lang niet. Het spoort ons in feite aan om:

  • migranten aan te zetten om kansen te grijpen als ze hier mogen blijven;
  • autochtonen aan te zetten ze die kansen ook te geven;
  • mensen die hier naar toe mogen komen, te prikkelen zich voor te bereiden op hun verblijf in Nederland; 
  • en voor de overheid om consequent te zijn en de vrijblijvendheid te verlaten daar waar het gaat om het aanpakken van ontsporingen. Niet met weer allerlei potjes en subsidies, maar met generieke maatregelen. Wat niet mag, mag niet. En dat geldt voor iedereen.

Het komt erop neer dat we toe moeten naar meer verhalen zoals die van Bojan Bajic. Laat ik eindigen met een citaat van hem. Op de vraag wat zijn tip is aan asielzoekers zegt hij: ‘Wees eerlijk, leer de taal en koop nooit een schotelantenne. Het is zo belangrijk dat je de taal leert spreken en afspraken nakomt’.

Beter zou ik zelf het niet kunnen zeggen.

Dank u wel.