Primeur op de Maasroute: Keersluis Limmel eerste ‘natte’ project
Rijkswaterstaat werkt steeds intensiever samen met de markt. De Maasroute heeft daarbij een primeur: de keersluis bij Limmel is het eerste ‘natte’ project waarbij een zogenaamd DBFM-contract wordt toegepast. Arjan Goes en Ger Vos van Rijkswaterstaat geven uitleg over deze vorm van Publiek Private Samenwerking (PPS).
Ger Vos, projectmanager Limmel, is met zijn collega’s druk bezig om het DBFM-contract voor de keersluis bij Limmel op te stellen. ‘We zitten echt in de beginfase: nadenken over wat we willen en waar het contract aan moet voldoen. Het is wel een enorme motivatie dat het werk voor dit contract niet eenmalig is. Als we dit goed doen, dragen we bij aan de standaard voor projecten in de watersector. Een standaard die de samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de markt naar een hoger plan tilt en uiteindelijk ook in het voordeel van de gebruiker van de vaarwegen werkt. Een mooie uitdaging.’
Volgens Arjan Goes, senior adviseur van de afdeling PPS/DBFM, is vooral de ‘M’, het onderhoud, een nieuw onderdeel. ‘We leggen het onderhoud voor een langere periode in handen van één marktpartij. Deze aannemer is integraal verantwoordelijk voor het ontwerp, de bouw en de voorfinanciering en hij krijgt pas betaald als hij een goede prestatie levert. Daarom is het ook in zijn eigen belang om een zo goed mogelijk product op te leveren. Dat scheelt hem later weer onderhoud en daarmee kosten. Zo stimuleren we slimme en duurzame oplossingen bij de bouw van bijvoorbeeld sluizen en bruggen.’
Extra kwaliteitsprikkel
Maar hoe werkt een DBFM-contract nu precies? Goes: ‘Bij een DBFM-contract leggen we de integrale verantwoordelijkheid van ontwerp tot onderhoud in handen van één marktpartij. We kopen niet langer een product, maar we vragen een dienst: het beschikbaar stellen en houden van de infrastructuur. We stimuleren aannemers om die dienst zo goed mogelijk tegen een vaste prijs te leveren. De partij die de opdracht krijgt, doet de voorfinanciering en leent daarvoor bij een bank. De bank wil uiteraard zijn geld terug en zal er dus voor zorgen dat de aannemer op tijd en kwalitatief goed werk aflevert. Een extra kwaliteitsprikkel dus. Bij minder kwaliteit dan afgesproken of een te late oplevering kan de overheid kortingen opleggen.’