Toespraak voor genodigden van Rabobank Assen-Beilen
Dames en heren,
Het is een eer om hier vanavond te zijn.
Op een avond als deze is de schuldencrisis uiteraard een prominent onderwerp. Ik zal daar straks uitgebreid op ingaan. Daarbij zal ik aangeven wat we doen om de crisis te bestrijden. Tegelijkertijd is het belangrijk dat we lessen trekken. Dit alles onder het motto 'never waste the opportunities of a good crisis'. Ik bedoel daarmee dat we maatregelen moeten nemen waarmee we ervoor zorgen dat een crisis als deze zich niet kan herhalen.
Maar laat ik deze avond van de Rabobank beginnen met een definitiekwestie. Want wat is een bank eigenlijk? Is het, volgens de omschrijving uit het woordenboek 'een instelling die gelden beheert en uitleent? Een soort winkel van Sinkel voor geld, dus?
Is een bank een clubje rijke mannen en een enkele vrouw dat je maar beter héél goed in de gaten kunt houden?
Of is een bank eigenlijk niet meer dan een computer met een marmeren poort, zoals Wim Duisenberg, toenmalig directeur van de Nederlandsche Bank ooit beweerde?
Ik zou zeggen: drie keer ernaast. Want de bank, dat bent ú. Zonder u, zonder klanten, kan er geen bank zijn. Natuurlijk, je hebt banken in soorten en maten. Hetzelfde geldt voor de klanten. Maar in alle gevallen geldt dat de bank en de klanten niet zonder elkaar kunnen. Een goede band tussen die twee partijen is dus heel belangrijk.
Ik hoop dat deze avond over financiële duurzaamheid die band zal helpen verstevigen. Financiële duurzaamheid van Europa tot Nederland en van Nederland tot Drenthe. Laat ik beginnen in Drenthe. Of liever: laat ik beginnen bij u. Onder u zijn er vast mensen die zich in deze tijd afvragen: Moet ik me zorgen maken? Hoe gaat het verder met mij, met ons, met ons geld? Hoe staan we er over tien jaar voor? En over 20 jaar?
Het eerlijke antwoord op die vraag luidt: dat weet ik niet zeker. Alle over elkaar buitelende meningen van vele deskundigen ten spijt, kan niemand echt met zekerheid onze economische toekomst voorspellen. Ook de meest vooraanstaande economen niet. En dat weten ze ook wel. Zo merkte de Amerikaan Barry Asmus eens op: Economen zijn pessimisten; ze hebben acht van de laatste drie depressies voorspeld. En inderdaad, Barry Asmus is zelf ook een econoom.
Wat kun je wél zeggen over de nabije toekomst? Bij de aanbieding van de Miljoenennota op Prinsjesdag heb ik aangegeven dat er een storm dreigt. Hoe zwaar die zal uitpakken, kunnen we pas achteraf zeggen. Maar nu kunnen we ons er wel op voorbereiden.
Wat doen verstandige mensen met hun huis als er storm dreigt? Ze zetten vast wat los zit. Ze maken de zwakke plekken sterker. En ze zorgen dat ze nog iets achter de hand hebben om eventuele schade te repareren.
Wie dat goed doet, kan een stootje hebben. Hoe zit dat hier in Drenthe? Uw bank is niet zo heel erg somber over de situatie in deze regio. En die zou het moeten weten. Gematigd positief, kan je zeggen. Volgens uw bank zijn de big spenders in deze regio dun gezaaid. Mensen die zich met het grootste gemak in de schulden steken, zijn hier schaars. U denkt goed na voor u de portemonnee trekt. Die financieel duurzame houding zou u in deze tijd wel eens goed van pas kunnen komen.
Een andere opsteker voor de regio zijn de investeringen van de provincie Drenthe en de gemeente Assen. Ik denk bijvoorbeeld aan theater De Nieuwe Kolk, het prachtig vernieuwde Drents Museum, of een project als Sensor City. Deze regio loopt daarmee voorop met innovatieve metingen voor het wegverkeer. En het zijn allemaal vernieuwingen die ook de economie aan de gang houden.
In Drenthe zijn er dus nog wel wat lichtpuntjes. Laten we vervolgens wat uitzoomen en kijken naar de situatie in heel Nederland. Dit kabinet werkt hard om ervoor te zorgen dat het hele land tegen een stootje kan. Ik ben toen ik in het demissionaire kabinet minister van Financiën werd – in februari 2010 – onmiddellijk begonnen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Omdat ik vond dat dat moest. En ook het huidige kabinet legt de nadruk op gezonde overheidsfinanciën en herstel van de financiële stabiliteit. Een koersvast beleid in een onrustige tijd.
De onrust begon in 2008 met het uitbreken van de kredietcrisis. Op dat moment hadden we nog een overschot op de begroting; en een lage schuld. Die crisis heeft vervolgens een groot gat geslagen. Dankzij onze budgettaire discipline van de afgelopen jaren, hebben we het tekort alweer een heel stuk terug weten dringen. Maar we zijn er nog lang niet. Het kabinet bespaart in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard euro op de overheidsuitgaven. Dat is structureel, de besparing heeft ieder jaar effect. In 2015 moet de begroting weer ongeveer in balans zijn, dat heet ‘onderliggend evenwicht’. Tegelijkertijd versterken we het groeivermogen van de economie. We ontzien onderwijs en investeren in infrastructuur. En ook in het innovatief vermogen van het bedrijfsleven. Zo hebben we dit najaar de zogenoemde RDA of innovatieaftrek geïntroduceerd. Bovenop de al bestaande innovatie-instrumenten in de belastingen.
Wat mij betreft moet er nog heel wat gebeuren voor we ons huis voldoende op orde hebben. Maar we werken er hard aan. Met onze meerjarenplanning steken we relatief gunstig af in Europa. We staan bekend als een financieel solide en betrouwbaar land. Die goede naam levert ons invloed en harde contanten op. Nederland kan geld lenen tegen een historisch lage rente. Als we zouden lenen tegen de rente die bijvoorbeeld Belgie, Frankrijk of Italie nu betalen, dan zou ons dat miljarden extra kosten. En de grote Nederlandse banken staan er ook relatief goed voor.
Zoom ik nog verder uit, dan komt Europa in beeld. Daar ligt de grootste uitdaging van het moment. Hoe krijgen we de euro en de samenhang binnen Europa weer goed op de rails? Onderschat niet het belang daarvan voor Nederland, voor onze welvaart, voor mensen als u en ik. Sommigen hier in de zaal handelen misschien ook met het buitenland. Nederland is een echt exportland. Driekwart van de Nederlandse export gaat naar Europese landen. En het meeste daarvan gaat dan weer naar de 17 eurolanden.
De Europese interne markt en de euro hebben het ons vele jaren gemakkelijk gemaakt om geld te verdienen. Die twee hangen nauw samen. Het Centraal Plan Bureau becijferde deze maand dat de euro ons allemaal jaarlijks een extra weeksalaris oplevert. De interne markt voorziet ons zelfs van een extra maandsalaris. Dat zijn bonussen waar geen Nederlander de neus voor ophaalt.
Maar, er is ook een keerzijde. Want het maakt ons wel extra afhankelijk van de economische en financiële situatie in heel van Europa. De huidige schuldencrisis maakt zichtbaar hoe sterk de eurolanden met elkaar zijn verweven. Daardoor slaan problemen in het ene land over naar de andere landen. Eind 2009 bleken de financiële problemen van Griekenland zo groot, dat het land eigenlijk geen geld meer kon lenen, of alleen nog tegen een torenhoge rente. In de loop der tijd breidde de onrust zich uit naar andere landen: Portugal, Spanje en Ierland. En ook een grote economie als Italië is in de gevarenzone terechtgekomen. Landen die in de problemen komen, moeten steeds hogere rente op leningen betalen. Dat maakt het heel moeilijk om er op eigen kracht weer uit te komen. Bovendien ontstaat er onzekerheid over banken en financiële instellingen die veel geld hebben uitgeleend aan risicolanden. Een aantal Europese banken heeft bijvoorbeeld een flinke voorraad Griekse staatsobligaties. En daarmee zijn ze niet te benijden. Schiet de lidstaat die banken te hulp, dan loopt de staatsschuld hoog op. Dat maakt het land minder kredietwaardig in de ogen van de financiële markten. En dus loopt de rente op leningen snel op.
Zo lopen er overal onzichtbare lijnen in de eurozone, die onze financiële stabiliteit in gevaar brengen. Als het in Europa mis gaat, dan raakt ons dat hier ook. Al hebben we onze zaken plaatselijk nog zo goed voor elkaar.
Om de brand te bestrijden doet Nederland daarom mee aan de steun voor Griekenland. We hebben voor elkaar gekregen dat het Internationaal Monetair Fonds, het IMF, grote invloed heeft. Het IMF checkt elk kwartaal of de Grieken nu dan eindelijk wel hun beloftes nakomen. Of ze voldoende bezuinigen en hervormen om de economie weer aan te praat te krijgen. Nederland heeft er ook op aangedrongen dat de private sector een deel van de schulden kwijtscheldt.
Maar dat is nog niet genoeg. Er is ook brandpreventie nodig. Want we willen dit niet steeds opnieuw meemaken. Dus alle landen moeten werken aan gezonde overheidsfinanciën. Landen die proberen te duiken, kunnen stevige sancties verwachten. Ook daar maken we afspraken over. Tenslotte zijn we bezig het Europees toezicht op de financiële sector te versterken. Er zijn bijvoorbeeld al strengere voorwaarden vastgesteld voor de kapitaaleisen van banken: ze moeten zorgen voor een grotere financiële buffer. U weet, in Nederland is het spaargeld van alle mensen en kleine bedrijven tot 100.000 euro gegarandeerd. We werken nu aan een nieuwe opzet van het depositogarantiestelsel, waarbij banken daar vooraf een bijdrage aan leveren.
En daarmee dames en heren, is de cirkel van mijn verhaal rond. Want daaruit spreekt dat de klanten er niet zijn voor de bank, maar dat banken er moeten zijn voor hun klanten. Dat besef is een van de positieve uitkomsten van deze moeilijke tijd. De klanten maken de bank. De Rabobank wist dat altijd al; daar is het nooit anders geweest. En dat maakt u hier in de zaal ook tot spelers. Hoe het precies zal lopen weten we niet. Maar als het gaat om onze financiële duurzaamheid in de toekomst, dan weet ik wel dat ik die niet alleen bepaal. En bankbestuurders bepalen die ook niet alleen. Want onze financiële duurzaamheid bepalen we samen.
Dank u wel.